vrijdag 30 december 2011

Tederheid en diepgang bij Kampen Boys Choir

KLASSIEKE MUZIEK
‘A Festival of Nine Lessons & Carols’. Kampen Boys Choir o.l.v. Wouter Verhage.
M.m.v. Euwe de Jong (orgel). Bovenkerk Kampen, 24 december
    
door Margaretha Coornstra

Een wolk van statig kerstklokkengebeier zweeft boven de oude kerk. Binnen in de schemering branden dikke kaarsen op gietijzeren kandelaars. De stemming is gewijd, verwachtingsvol ook. En die verwachting kan niet mooier worden ingevuld dan met de ijle sopraansolo die vanuit de verte  Once in Royal David’s City aanheft. Het koor schrijdt in processie naar het midden van de kerk, in hulstbesrode gewaden onder witte superplies. Hun lied klinkt ingetogen, zuiver en donzig als pasgevallen sneeuw.
 Een verademing, deze ernst. Hier geen commercie met glitter en cola-kerstmannen, maar intelligent geanalyseerde partituren die aandachtig in klank worden omgezet. Hetzelfde geldt voor de ‘Lessons’, bijbelpassages die door de (soms piepjonge) koorleden worden voorgelezen en die zich onderscheiden door de keurige Engelse dictie, expressieve caesuren en vloeiende zinsmelodiek.
(Foto Ludmilla Coornstra, 2010)

Perfectionisme en verdieping lijken karakteristiek voor het Kampen Boys Choir. Zowel qua presentatie - met de traditionele kledij en kathedrale opstelling van cantoris en decani tegenover elkaar - als qua interpretatie. Hartverwarmende samenzangen als God Rest You Merry, Gentlemen en Oh Come, All Ye Faithful  worden afgewisseld met meditatieve bespiegelingen.
Filosofische kalmte siert The Truth Sent From Above (Vaughan Williams), waarin harmonische kleurschakeringen wonderschoon tot hun recht komen. Mystiek en verstilling tekenen het broze Lux Aurumque (Whitacre) en Dormi Jesu (Rutter). En de Coventry Carol over de vlucht naar Egypte, wordt een teder klaaglied om de ‘onnozele kinderen’; de baby’s die stierven onder het zwaard van Herodes’ soldaten.
Natuurlijk, incidenteel ontwaar je kleine onzekerheden. Soms is het even aftasten naar contact met het barokke hoofdorgel in deze weidse akoestiek; soms ook zakt de spanningsboog wat in tijdens een complex a cappella koorwerk. Maar integriteit en diepgang voeren de boventoon. En juist die maken dit liturgisch concert tot een ontroerende inluiding van de kersttijd.

© Margaretha Coornstra, i.o.v. de Stentor, december 2011


dinsdag 20 december 2011

Vocaal heldendom bij Capella Sint-Petersburg

KLASSIEKE MUZIEK
Kerstconcert Capella Sint-Petersburg o.l.v. Vladimir Chernushenko
Grote of St. Michaélskerk Zwolle, 17 december 2011

Ludmilla Coornstra (1998): Moeder Gods, 2008

door Margaretha Coornstra

Eerst gauw een paar minpuntjes afwerken. Om te beginnen slaat de titel ‘Kerstconcert’ alleen op de tijd van het jaar, want behalve in twee liturgische werken (de Lofzang van Maria en een fragment uit Jesaja) verwijst het programma nergens naar Kerst. Een gemiste kans, temeer daar niet alleen de Russisch-Orthodoxe kerkmuziek, maar ook de folklore fraaie kerstliederen kent.
Maar al is die folklore na de pauze overdadig vertegenwoordigd, de teksten draaien toch voornamelijk om heimwee, liefde, werk en wodka. En ja, natuurlijk is het leuk om je Nederlandse publiek te verrassen met een oud liedje in de landstaal. Maar waarom kies je bij een gepretendeerd kerstconcert dan voor Wel Annemarieken, waar gaat gij naartoe in plaats van Nu syt wellecome?
Bovendien komt het ‘volkse’ gedeelte wat lukraak bijeengesprokkeld over, terwijl ook routine en detonatie op de loer liggen.

Maar verder alle lof! Monumentale a cappella werken van kerkcomponisten als Aleksander Archangelsky en Pavel Tsjesnokov vormen een snoer parels van onvervalste Russische koorzangkunst. De zogeheten ‘zangersformant’ – die scherpe, kernachtige resonantie – knettert nonstop door de gewelven en laat je hart meezinderen. Discipline en beheersing zijn troef bij dit ruim vijf eeuwen oude koor. Innig vibrerende sopraansoli zweven bijkans ten hemel, terwijl karakteristieke octaafbassen brommend afdalen tot in de diepten der aarde. Toch blijft de totaalklank homogeen, mede door een uitgekiende opstelling van mannen en vrouwen door elkaar.

Hét moment van ultieme schoonheid: een fluweelzacht gedragen legato in Hospodie Oesliesjie’ (psalm 102) van Archangelsky. De viriele solo in diens Vjeroejoe (Credo) klinkt overigens meer naar een Kozak dan een priester. Ook S Nami Bog van Tsjesnokov wordt een schallende triomfzang.
En van de volksliederen mag Novikov's Vjetsjerny Zwon (Eentonig klinkt het klokje) zeker niet onvermeld blijven. Want in dit statische en verraderlijk doorzichtige coupletlied soleert een jonge tenor, die manmoedig de kikkers in zijn keel trotseert en dankzij een virtuoze ademtechniek de schier eindeloze melodielijn puntgaaf tot een goed einde brengt. Voorwaar een staaltje vocaal heldendom.

© Margaretha Coornstra, i.o.v. de Stentor, 19-12-2011

Kerstwens

Mitzi (buiten) en Maupie (binnen)
Posted by Picasa

zaterdag 17 december 2011

'Bear v Shark’ parodie met lyrische momenten

Kameroperahuis:  ‘Bear v Shark’ (the concert).
Papenstraattheater Zwolle, 9 december 2011.
Nog te zien: Zwolle, 12 & 13 januari (theatrale try-outs).

door Margaretha Coornstra

“Welkom in de Grote Zaal van het Papenstraattheater..!” grapt regisseur Arlon Luijten. In het zwartgeverfde pijpenlaatje zitten enkele tientallen toeschouwers knus opeengepakt. Er hangt een informeel jaren ’70-sfeertje: jeans, leggings, lange wollen sjaals; veelvuldig en solidair ‘ons kent ons’-gelach vanuit het publiek. Wat we hier beleven is enerzijds een try-out, anderzijds de enige concertversie van ‘Bear v Shark’: een kameropera in wording, naar het boek (2002) van Chris Bachelder. In een elegante bezetting van zang, cello, percussie en samples.

Mr. Norman rijdt met zijn gezin richting Las Vegas, ‘to be healed and entertained!’  Want ze zijn op weg naar ultieme mediaspektakel: het gevecht tussen een beer en een haai in het gigantische ‘Darwin Dome’. Toch bekruipt Mr. Norman onderweg een vaag onbehagen. Iets in hem verlangt naar echtheid, naar intimiteit ook.
Componisten Elisabet van der Kooij en Ben Lammerts van Bueren vertalen dit conflict naar ‘sacrale muziek’ versus ‘wegwerpmuziek’. De sacrale muziek (cello, marimba) omspeelt het relaas van de verteller, de Amerikaanse actrice M.A. Whiteside, wier mijmerende zinsmelodiek en bedachtzame dictie de spanning in Norman’s auto bijna tastbaar maken.
Maar de wergwerpmuziek blijkt evenmin te versmaden: demagogische jingles met opzwepende beats, prikkelende syncopen en tegendraadse tekstplaatsing. Lekker strak en degelijk gezongen, met puntige rap- en scatpassages versus lyrische coloraturen. En dat alles geïntegreerd binnen de wonderbare klankwereld van percussie, cello en electronica.
Uit de weids verklankte architectuur verrijst het Darwin Dome als een kathedraal die haar eigen parodie bijna voorbijschiet – maar móói dat het is! En de dramatische ontknoping, zoals de eenzame cello die beweent met voortrollende echo’s van vogelgekrijs, heeft geen woorden meer nodig.

Twee gedachten blijven hangen nadat je de zaal hebt verlaten. 1. Toch dat boek van Bachelder maar eens lezen. 2: Vraagt dit gebeuren echt nog om een theatrale uitwerking?


© Margaretha Coornstra, i.o.v. de Stentor

maandag 12 december 2011

Humor en drama bij La Bohème

Nationale Reisopera met  'La Bohème’ (Puccini).
Nationale Reisopera, Kinderkoor BARST & Het Gelders Orkest o.l.v. Patrick Davin. Regie: Stephen Langridge.
De Spiegel, Zwolle, 16 juni 2011

door Margaretha Coornstra

Er lijkt geen ontkomen aan de ‘eigentijdse aankleding’ van monumentale opera’s. Maar gelukkig: waar die (als verkapte bezuinigingsmaatregel) wel eens geforceerd aandoet, komen decor en kostuums van Conor Murphy verrassend naturel over.
Natuurlijk is daar Puccini’s verismo dat een wat rauwere vormgeving rechtvaardigt. Het helpt ook dat Mimi niet als een gepiercete emo in skinny jeans over het podium rondspankert, maar tijdloos gekleed gaat in een lange rok met grijzig floddervest.

Toch blijft de eerste acte speltechnisch onwennig en vocaal wat vlak, totdat Mimi ten tonele verschijnt. In de roemruchte ‘kouwe-handjes-aria’ klinkt Rodolfo (Rafael Dávila) soms wat schreeuwerig. Tegelijk past dat wel bij het versierstadium waarin hij zich bevindt. Ook het inventieve lichtwerk van Paul Keogan houdt het publiek bij de les.
De tweede acte – waar het Parijse café is getransformeerd in een warenhuis, met veel wit, glitter en een heuse kerstman – biedt een spetterend schouwspel. Alleen al dankzij het expressieve optreden, mét gewaagde tafeldans, van Stephanie Corley als de lichtzinnige maar o zo goedhartige Musetta.

Humor en drama gaan steeds moeiteloos hand in hand. Dat zie je bij Hee-Saup Yoon als Colline, tijdens een intiem rustmoment waarin hij afscheid neemt van zijn oude jas. Of aan de manier waarop de stervende Mimi met Rodolfo lachend terugblikt op hun eerste ontmoeting. De Australische sopraan Anita Watson, met haar zachtglanzende topnoten, is dan ook een droom van een Mimi. Niet alleen zingt ze door alle tuberculeuze hoestbuien heen de sterren van de hemel, ook zet ze een geloofwaardig personage neer: niet heilig, evenmin frivool, maar gewoon een liefhebbend en soms wat giechelig meisje dat er het beste van probeert te maken.

© Margaretha Coornstra, i.o.v. de Stentor, juni 2011

Vitale ‘Carmen’ steelt je hart

OPERA
Int. Opera Producties
‘Carmen’ van G. Bizet. Staatsopera van Rousse o.l.v. Konrad Leitner.
De Spiegel Zwolle, 4 november 2011

door Margaretha Coornstra

Hoera, eindelijk weer eens een tamelijk traditionele vormgeving! Verfrissend, na al die opgeschroefde ‘eigentijdse jasjes’ waarin opera’s worden gehesen.
Oké, Micaëla draagt kleding anno 1960,  Escamillo blijkt een patserige gangster met zonnebril en eenmaal verschijnt Carmen in hot pants. Maar verder kun je je onbekommerd in 1875 wanen. Tot en met het decor (een multifunctionele stadspoort) en de losse, quasi-rommelige sfeer van een familietheater, waarvoor Bizet deze ‘opéra comique’ dan ook bedoelde.

Regisseur Dominique Serron geeft Bizets vroege verisme een duwtje richting realisme. Hij benadrukt de Roma-identiteit van de zigeuners, een visie die door mezzosopraan Carla Dirlikov briljant wordt opgepikt. Verdwijnt haar Habanera stemtechnisch nog in een te wollig vibrato, verderop gebruikt ze diverse technieken (soms gedurfd-onesthetisch) om recht te doen aan deze wat primitieve en opvliegende Carmen. Ook qua spel is Dirlikov op en top de zelfverzekerde femme fatale die weliswaar aso-trekjes vertoont, maar wier onverzettelijkheid en consequente eerlijkheid toch je hart stelen. Tegenspeler Francesco Medda is als Don José een sympathieke loser die tenslotte magistraal door het lint gaat.

Technisch valt er wel iets af te dingen. Zo lijkt het contact tussen zangers, koor en orkestbak soms gebrekkig, waardoor men elkaar uit het oor verliest en af en toe in verschillende toonaarden belandt. Maar verderop klinken de ensembles weer zo harmonisch en kantig, dat je onvolkomenheden graag op de koop toe neemt als bewijs van ‘echt handwerk’.
Ook de door Serron toegevoegde verteller blijkt een gelukkige vondst. Niet alleen verheldert David Macaluso de handeling, ook maken zijn onberispelijke dictie en levendige voordracht de boventiteling haast overbodig. En onder dit alles ligt het fundament van soepele voortvarendheid en vitaliteit, die de toeschouwer bij de les houden.
Per saldo een heerlijke voorstelling; niet steriel, niet perfect, maar expressief en met een air van ongedwongenheid. Een echt ‘avondje uit’!

Zo moeder, zo dochter

Schrijfdebuut van de 11-jarige Kim Landman

Anne wordt vaak gepest. Op een dag loopt ze van huis weg. Als ze haar toevlucht zoekt in een manege, ontdekt ze het verwaarloosde paard Rakker. Ze vinden troost bij elkaar...
Maar hoe het verder gaat, verklappen we nog niet!


‘Nora en Rakker’ is een jeugdboek over vriendschap en dierenliefde, met een voorwoord van kinderboekenschrijfster Eveline van Dort. Auteur is de 11-jarige Kim Landman (pseudoniem), die het ook zelf illustreerde. Op 5 oktober, aan het begin van de Kinderboekenweek, werd het eerste exemplaar uitgereikt door autisme-deskundige Colette de Bruin. De ceremonie vond plaats in de Dr. A. Verschoorschool in Nunspeet, waar Kim deel uitmaakt van groep 8. Op 8 oktober volgt van 11-13 uur bovendien een signeersessie in The Readshop Marsman in ’t Harde.

“Ik ben de jongste autistische schrijver van Nederland,” stelt Kim vast. Ze heeft haar talent niet van een vreemde: moeder Sigrid Landman (ook een pseudoniem) debuteerde in 2009 met ‘Moederen met autisme’, een autobiografie waarmee ze de landelijke media haalde. In 2010 volgde de roman ‘Wegens omstandigheden gesloten’. En samen met Kims jeugdboek wordt vanavond ‘Chaos met Autisme’ gepresenteerd, een bundel columns over haar ongewone gezinsleven.

Want Sigrid, haar echtgenoot en hun dochter Kim hebben alledrie een zogeheten autisme spectrum stoornis (ASS), die zich vooral kenmerkt door moeite met non-verbale communicatie en gebrek aan inlevingsvermogen. Iets wat je nooit zou bedenken als je bij hen aan tafel zit te praten: de Landmannen lijken ze juist een modelgezin. Kims gebabbel, met haar afgewogen woordkeus en correcte zinsbouw. De roerende loyaliteit waarmee ze bedingt dat haar vader – die in Sigrids boeken ‘Kees’ heet – óók in de krant wordt genoemd..! Het vriendschappelijk overleg tussen moeder en dochter, als ze samen Kims manuscript nog eens doorbladeren. En last but not least, de warmte en trots in de ogen van Kees, als hij naar zijn beide meiden kijkt.

Ook Sigrids nieuwe boek werd voorzien van een voorwoord, en wel door de bekende tv-predikant Arie van der Veer.
“Ik voel me best wel vereerd dat mijn boek een voorwoord krijgt van een Bekende Nederlander,” lacht Sigrid. “Op mijn eindexamen havo had ik nog een 1,8 voor dictee. ‘Nieuwigheid’ spelde ik als ‘nieuwe geit’, gewoon omdat het me geen bal interesseerde. Pas rond mijn 20ste kreeg ik belangstelling voor taal. En ja, toen ik me eenmaal in de regels ging verdiepen, had ik die ook in no time onder de knie.”

Alle ‘Landman-boeken’ zijn uitgegeven door Renate Diks van Schrijverij Mooi Mens. “Geweldig dat Renate onze Kim deze kans heeft geboden,” vindt Kees. “Ja,” beaamt Sigrid, “Kim riep op Hyves: ‘Ik schrijf ook een boek!’en Renate reageerde prompt: ‘Oké, doe maar!’ Ik schrok eerst even, maar ze meende het.”
Het was Kim bij wie als eerste autisme werd ontdekt. Maar Kees en Sigrid herkenden zoveel bij haar, dat ze besloten om zich ook maar eens te laten onderzoeken – met een vergelijkbare uitslag.
“Wat ben ik blij dat we onze diagnose pas kregen toen we Kim al eenmaal hadden,” verzucht Sigrid nu, “want ik betwijfel of ik anders aan kinderen had durven beginnen.”
Des te bewuster beleven ze nu het wonder: dat ze van elkaar mogen genieten als een wat onalledaags, maar bovenal solidair en liefdevol gezin.

Charles de Wolff bleef eigen visie trouw

(necrologie)

Zijn naam is onlosmakelijk verbonden met die van Johann Sebastian Bach. Organist en dirigent Charles de Wolff (Onstwedde, 1932) zou levenslang een hartstochtelijk Bach-adept blijven. In 1965 won hij een Edison met zijn opname van ondermeer de dramatische Passacaglia in c.
In datzelfde jaar werd hij artistiek leider van de Nederlandse Bachvereniging en dirigeerde sindsdien jaarlijks de Matthäus Passion in de Grote Kerk te Naarden. Daarbij bleef hij overigens zijn traditionele visie trouw, in een tijd waarin de roep om “historisch verantwoorde” uitvoeringspraktijk steeds dwingender klonk.
Toen in 1983 ook de Bachvereniging overging op een meer authentieke, kleinere bezetting met barokinstrumenten, scheidde De Wolff zich af. Met een groep gelijkgestemden ging hij verder als
Bachkoor Holland en bleef tot 2001 jaarlijks Passionen van Bach uitvoeren.

Een publicitair hoogtepunt werd de inhuldiging van koningin Beatrix in 1980, toen hij Mozarts Krönungsmesse dirigeerde. Maar als organist en chef-dirigent van het Noordelijk Filharmonisch Orkest was De Wolff een even vurig pleitbezorger van hedendaagse muziek. Zo trad hij op als heraut van de Franse componist Olivier Messiaen (1908-1992) en tekende voor alle Nederlandse premières van diens orgelwerken. In 1988 werd hij door de Académie Française gelauwerd wegens zijn verdiensten voor de Franse orgelmuziek.
Met Messiaen deelde Charles de Wolff het christelijk geloof als uitgangspunt voor zijn muzikale arbeid. Maar in 2005 – De Wolff was toen al in de zeventig – maakte een beroerte een abrupt einde aan deze artistieke missie. Ongeluk bij een ongeluk was de bad timing, vlak voor de opnamen van een nieuwe orgel-cd.
Niet dat het hem bitter stemde. Charles de Wolff telde zijn zegeningen: de dankbaarheid voor zestig jaar musiceren won het glansrijk van de frustratie om werkeloos langs de kant te moeten zitten. De laatste jaren bracht hij thuis door, in het bosrijke Vierhouten. Op 23 november overleed hij in de Isala Klinieken te Zwolle.


© Margaretha Coornstra, i.o.v. de Stentor

Russische meester in ‘Oudenhove’

Anderhalf jaar geleden startten Jaap en Elena van Dijken-Parfenova hun beeldentuin en galerie Oudenhove. Deze maand houden ze hun eerste solo-expositie met werken van  Russische kunstschilder Alexander Savin.

Alexander Savin: ''Zomer"


door Margaretha Coornstra
EPE- Weidse, eenzame landschappen in een zachte schemering. Intieme taferelen van eenvoudige boerenhuizen, met enkele kippen op het erf of een herdershond op het tuinpad. Een groepje mensen rond een samowar op een binnenplaats.
Karakteristieke sfeer is een onbestemd heimwee. “Vaak heb ik tijdens het schilderen een déja-vu-gevoel: dit ken ik uit een vorig leven..!," zegt Alexander Savin (1949), die in 2006 werd gelauwerd met de onderscheiding als  ‘Eervol kunstschilder van Rusland’. In hetzelfde jaar kreeg hij de prestigieuze opdracht voor een serie over de Russische geschiedenis,  ter decoratie van het Konstantinov Paleis in St. Petersburg, waar de G8-conferentie plaatsvond. De middeleeuwse veldheer en latere heilige Alexander Newski temidden van zijn manschappen; Iwan de Verschrikkelijke heerszuchtig te paard; de verjaagde tsarenfamilie Romanov in een armoedig zeilbootje. Grote doeken in olieverf, magistraal gecomponeerd en virtuoos uitgewerkt. En alles doordrenkt van eenzelfde  diffuus en vooral weemoedig licht.
“Dat licht is ook de ziel in mijn werk,” beaamt Savin. “Zelfs bij een staatsieportret schilder ik eigenlijk twee onderwerpen: de persoon en het licht.”

Zijn stijl is tegelijk romantisch en realistisch, met een eigen, vaak impliciete symboliek. Zo schilderde hij zijn ouderlijk huis omgeven door een immens vogelnest, dat op zijn beurt weer zweeft in een zwart heelal vol sterren.


De beminnelijke en bescheiden overkomende Savin spreekt vandaag noch Engels noch Duits; hij geeft de voorkeur aan vertaling door Elena van Dijken-Parfenova, van de Eper galerie Oudenhove. In melodieus, donzig Russisch overleggen ze uitgebreid over elke vraag. Ja, de val van het communisme betekende voor kunstenaars wel een wezenlijke verandering. Meer artistieke vrijheid vooral. “Maar tegelijk voelt die net als voor een vogel die levenslang in een kooi heeft gezeten," schetst Savin.  "Zet het deurtje open en je ontdekt dat de vogel niet wegvliegt, omdat ie niet weet waar hij heen wil. Het is nog aftasten binnen die nieuwe vrijheid.”
Financieel was het vroeger ergens ook wel makkelijker, vindt hij. “Je hoefde je niet op de markt te richten, want die was er niet. Als je vak beheerste, werd je lid van een kunstenaarsunie en kreeg je een salaris waar je goed van kon leven. Wie clandestien aan particulieren verkocht, werd geroyeerd. En nu moet je je werk juist afstemmen op particuliere consumenten.” Anderzijds: in het laatste anderhalf jaar heeft Savin via Galerie Oudenhove maar liefst 17 schilderijen verkocht. Lachend: “En dat is dan toch wel weer een voordeel.”

Alexander Savin: ''Kerkdienst"


Oudenhove
Vorige zomer startten Jaap en Elena van Dijken-Parfenova met hun Kunstgalerie en Beeldentuin Oudenhove. Eigenlijk had Jaap van Dijken de fraaie tuin al in 2005 laten aanleggen: “Maar toen overleed mijn eerste vrouw, en daarna had ik een tijdlang nergens aardigheid meer in.”
Één van zijn vele reizen echter bracht Van Dijken naar Sint Petersburg. En daar, in het werelderoemde museum de Hermitage, ontmoette hij de pas afgestudeerde Elena Parfenova, die hem rondleidde en met wie onmiddellijk klikte. Een huwelijk volgde al gauw. Hun beider liefde voor kunst inspireerde hen om in de zomer van 2010 definitief een professionele galerie annex beeldentuin te starten.
Het aanbod is heel divers, vertelt Elena van Dijken in vrijwel vloeiend Nederlands.
“We exposeren werken in alle stijlen: van naturalistisch tot abstract, en van alle mogelijke materialen: brons, glas, roestvrij staal...”
Na een begin met Nederlandse kunstenaars, heeft het echtpaar Van Dijken een internationaal gezelschap van exposanten verzameld. Naast beeldhouwers uit België en Groot-Brittannnië  werkt ‘Oudenhove’ als galerie vooral met Russische schilders uit de romanisch-realistische school van Vassily Surikov en Ilja Repin. Zo zijn de werken van Alexander Savin – evenals Elena van Dijken afkomstig uit de stad Vologda –  in heel Europa alleen via Oudenhove te koop. Savin geeft in december 2011 bovendien een serie masterclasses voor zowel beroepskunstenaars als kunstliefhebbers.

© Margaretha Coornstra, i.o.v. de Stentor, november 2011

donderdag 10 november 2011

Antje Weithaas als muze van NSo

KLASSIEKE MUZIEK
Nederlands Symfonieorkest o.l.v. Daniel Raiskin.
M.m.v. Antje Weithaas (viool).
De Spiegel, Zwolle, 3 november

door Margaretha Coornstra

Voor wie het nog niet wist: het Genootschap Nederlandse Componisten (GeNeCo) bestaat 100 jaar. Daarom ‘trakteert’ het Nederlands Symfonieorkest zijn publiek telkens op een stuk Nederlandse muziek.
Vanavond levert dat een extra ouverture op: aan Brahms’ Tragische Ouverture gaat nog De Philosophische Prinses (1932) van Johan Wagenaar vooraf.  Geen slechte keus  trouwens, deze degelijk geconstrueerde, evenwichtig georkestreerde en vief klinkende muziek: hiermee kunnen we internationaal voor de dag komen!
Alleen zit het orkest zelf er niet zo vief bij. Dat wil zeggen: soms wel, soms niet. Idem dito bij Brahms, ja zelfs bij de Zesde Symfonie van Tsjaikovsky. En die gestage afwisseling van alert uitgediepte dramatiek versus verflauwend enthousiasme bezorgt je als luisteraar toch een wat ongemakkelijk gevoel. Nu eens een ‘grootsch en meesleepend’ crescendo waar aller ziel en zaligheid in doorklinkt; dan weer minutenlang ongelijke inzetten en verslappende articulatie. De ‘vijfkwartswals’ komt niet echt gracieus van de grond, het Adagio Lamentoso daarentegen overtuigt wel weer volledig. Dirigent Daniel Raiskin staat voortdurend vol overgave te gebaren, maar of het orkest hem altijd optimaal verstaat..?

Gelukkig zit tussen Brahms en Tsjaikovsky nog het Vioolconcert opus 15 van Britten. Starring Antje Weithaas – en hoe! Vanaf de eerste maten houdt ze je aandacht gevangen met haar verrukkelijke mellow toon,  haar soepel verende intervalsprongen en fluisterende flageoletklanken. Het is niet haar virtuositeit die je naar de strot grijpt, nee. Het is een wonderlijke mengeling van kordaatheid, intensiteit en de aller-, állerfijnste nuancering op de punt van de naald... Ze gelooft in elke noot die ze speelt, ze vertelt Brittens verhaal als had ze het zelf geschreven.
En zie, orkest en dirigent staan haar plotseling even punctueel als empathisch terzijde. Fungeert Antje Weithaas als de muze die haar niet-aflatende gedrevenheid op hen overbrengt, of hebben ze hier gewoon harder op gestudeerd?


© Margaretha Coornstra, i.o.v. de Stentor

dinsdag 1 november 2011

‘Elk bedrijf heeft een paar autisten nodig’

Bijna dagelijks hoor je iemand achteloos het woord ‘autist’ uitspreken. Vaak als scheldwoord voor eenzelvige types, soms als
aanduiding voor zwakbegaafde personen
met stereotiepe gedragingen.
Toch beschikken talloze ‘autisten’ over een (boven-)gemiddelde intelligentie. Een paar kleine aanpassingen op de werkvloer, en ze functioneren even goed als niet-autisten - of zelfs nog beter.

door Margaretha Coornstra

Vrijwel iedereen herinnert zich Dustin Hoffman als de sociaal onaangepaste, maar wiskundig hoogbegaafde stakker uit Rain Man (1988). Briljant gespeeld, maar volkomen onrealistisch. In dit personage zijn namelijk alle denkbare autistische eigenschappen bijeengepropt en sterk uitvergroot. Zo groeide Rain Man uit tot een superautist die niet bestaat. Helaas vormt deze film nog steeds hét referentiekader van elke leek op autisme-gebied.

“Die Rain Man-beeldvorming is funest,” zegt Jaap Brand (46). “Ten eerste zien werkgevers je al gauw - begrijpelijk overigens - als een bedrijfsrisico. Ten tweede: zo’n cliché stigmatiseert, het ondermijnt je zelfvertrouwen.”
Brand spreekt uit ervaring: als hoogbegaafd autist heeft hij in zijn carrière de nodige hindernissen genomen. Hetzelfde geldt voor Carlo Post (52).
De twee ontmoetten elkaar in 2006 via een internetforum. Beiden zijn bètawetenschapper, hebben een ‘autismespectrumstoornis’ (ASS) en functioneren tegenwoordig uitstekend binnen het bedrijfsleven.
Beiden werkten ook mee aan Autipower! Succesvol leven en werken met een vorm van autisme, een bundel interviews door Herman Jansen en Betty Rombout, die op 4 oktober verscheen bij Uitgeverij Pepijn. Autipower! blijkt een even leerzaam als onderhoudend boek; je leest het als een roman, terwijl het toch een helder inzicht geeft in problemen én onvermoede voordelen van autisme.

Carlo Post was allang getrouwd en vader van twee opgroeiende kinderen, toen hij als 46-jarige zijn diagnose kreeg: syndroom van Asperger, een ASS. Eindelijk begreep hij waardoor alle sollicitaties hem zoveel moeite hadden gekost. En waarom hij, nadat hij tenslotte een leuke baan en dito baas had gevonden, onder de nieuwe directie ontslag kreeg op vage ‘bedrijfseconomische’ gronden, waarna hij in een depressie belandde.
Maar nauwelijks had Post ontslag en diagnose verwerkt, of hij nam een kloek besluit: werken zou hij, met Asperger en al! Hij zocht een reïntegratiebureau dat hem aansprak en vond een werkgever die bereid was tot meedenken. Tijdens de sollicitatie benoemde hij openlijk zijn Aspergersyndroom.
“Ik vermeldde duidelijk waar mijn competenties lagen, maar ook wat ze me vooral níet moesten laten doen. Klantencontact – minimaal. Verwacht van mij geen verkooppraatjes. Wat ik wel kan, is ingewikkelde zaken helder aan mensen uitleggen; tijdens mijn wiskundestudie heb ik ook m’n onderwijsbevoegdheid gehaald.” Verder vroeg hij om een rustige werkplek in de hoek van de kantoortuin, waar niet steeds mensen langs zijn bureau zouden lopen. “Daar werk ik nu, met klassieke muziek op m’n walkman zodat ik geen hinder heb van allerlei geluiden. Maar natuurlijk zijn ook werkgevers die meteen op zo’n verzoek afknappen en zeggen: ‘Nee, daar begin ik niet aan.’ Nou ja, dan weet je gelijk hoe zo’n werkgever in elkaar steekt.”

Jaap Brand volgde een opleidingstraject met omwegen: van lom-school via mavo en lyceum naar promotie aan de Erasmus Universiteit. Zo simpel als deze lijdensweg zich laat samenvatten, zo intens worstelde hij met eenzaamheid, snelle overprikkeling en sociale angst. Enig lichtpuntje was zijn plezier in het studeren.
In Autipower! wordt Brand gepresenteerd als ‘de man die zichzelf uitvond’. Hij typeert zijn ontwikkeling met een metafoor: “Niet-autisten krijgen een kant-en-klaar vliegtuig. Maar als autist krijg je een bouwpakket en moet je je eigen vliegtuig in elkaar zetten.” Zonder therapie, alleen dankzij verbluffend zelfinzicht en doorzettingsvermogen, analyseerde hij zijn functioneren, schiep eigenhandig de structuur die hij nodig had en trainde zich in de ‘social talk’ die de maatschappij van hem vroeg.
“Ik ben nu tweetalig," aldus Brand, "want ik spreek zowel de taal van autisten als die van de niet-autisten. Een voorbeeld? Nou, met autisme redeneer je bottom-up, dat wil zeggen: je komt vanuit losse details tot de grote lijnen. Niet-autisten denken top-down: eerst naar het globale geheel lijken, dan details invullen.”
Anders dan Post verzweeg hij het woord ‘autisme’ bij zijn laatste sollicitatie. “Ik heb voor een tussenweg gekozen, door mijn sterke kant te benadrukken: fundamenteel onderzoek, daar ben ik goed in! Pas later ben ik openhartiger geworden. Inmiddels wordt juist mijn autisme door zowel collega’s als leidinggevenden op handen gedragen. Wat eerst een beperking was, is nu mijn kracht.”

Wat houdt deze ‘Autipower’ zoal in? Het boek omschrijft meermalen de loyaliteit van ASS’ers: wie hun vertrouwen wint, kan rekenen op hun jarenlange inzet.
Carlo Post noemt een ander voordeel: “Ze stimuleren een heldere interne communicatie. Autisten willen geen gedraai, maar haring of kuit. Die behoefte aan duidelijkheid en consistentie maakt hen trouwens ook sterk in het uitdragen én het bewaken van de bedrijfsmissie.”
Nog zo’n auti-talent: het snel herkennen van patronen in een verzameling losse gegevens. “Dat gaat verder dan alleen cijfertjes,” beklemtoont Brand, “ze krijgen ook snel inzicht in een bedrijfsstructuur. En doordat ze losser staan van conventies, denken ze makkelijker out of the box.” Post: “Ja, mijn werkgever zei ooit: elk bedrijf heeft minimaal een paar autisten nodig voor innovatie!”

Jaap Brand en Carlo Post zijn selfmade men die zichzelf aan de haren uit het moeras trokken – het moeras van onwetendheid en vooroordeel. “Uiteindelijk zijn we redelijk succesvol geworden, maar langs ongebaande wegen,” constateert Post. “De hulpverlening richt zich te weinig op zelfmanagement en autonomie. Dat ASS’ers met een normale intelligentie zoveel moeite hebben om zich op de arbeidsmarkt te begeven, komt vooral doordat ze geen netwerk hebben opgebouwd.”
Voor deze doelgroep startte hij in 2008 een speciaal netwerkforum, dat nu op LinkedIn bekendstaat als Autisme Ten Top (ATT). De belangstelling bleek overweldigend: binnen drie jaar maakte ATT een exponentiële groei door en telt nu zo’n 900 leden.
Aansluitend hierop nam Brand het initiatief tot een landelijke beeldvormingscampagne in 2012. Die campagne start op 26 januari met een banenmarkt in Enschede: “We willen bedrijven aanmoedigen om te investeren in ASS’ers, vanwege hun specifieke talenten. Want autisme loont, en op terreinen waar je dat niet zou verwachten.”



Infokader 1: AutismeSpectrumStoornis (ASS)

Het ‘autismespectrum’ is een groep verwante stoornissen die zich kenmerken door verhoogde prikkelgevoeligheid, specifieke interesses (die voor anderen soms onbegrijpelijk zijn, zoals kalenderdata of weersextremen) en moeizame sociale contacten. Soms komt er een verstandelijke handicap bij.
Communicatie is een groot struikelblok bij mensen met een ‘autismespectrum-stoornis’ (ASS). Lichaamstaal begrijpen ze vaak onvoldoende en onverwachte situaties roepen stress bij hen op. Ook is ‘doen alsof’ hen vreemd, waardoor hun eerlijkheid soms onbeleefd overkomt.
(Zie Autisme)

Infokader 2: ASS en succes

Op 26 januari 2012 start de landelijke beeldvormingscampagne van de LinkedIn-netwerkgroep Autisme Ten Top. De aftrap vindt plaats in Enschede, met een banenmarkt die bedrijven en werkzoekende ASS’ers bijeen wil brengen.
De geschiedenis bewijst dat ASS en carrière elkaar stellig niet uitsluiten. Enkele beroemdheden met (soms sterk) autistische trekken: de natuurkundigen Isaac Newton en Albert Einstein; de componisten Johann Sebastian Bach, Wolfgang Amadeus Mozart en Béla Bartók; de filosofen Socrates, Immanuel Kant en Ludwig Wittgenstein en de schrijvers Jane Austen, George Bernard Shaw en Janet Frame.
Eigentijdse voorbeelden: acteur/regisseur Woody Allen, politicus Al Gore en Microsoft-tycoon Bill Gates. Ook in het boek Autipower! Succesvol leven en werken met een vorm van autisme doen 14 succesvolle ASS’ers hun relaas.


© Margaretha Coornstra. Bron: Wegener Dagbladen, bijlage ‘Geld en werk’, 25 oktober 2011.

Meer lezen?
Herman Jansen & Betty Rombout – Autipower, succesvol leven en werken met een vorm van autisme.
Uitgeverij Pepijn, € 18,95.

donderdag 20 oktober 2011

'Als een koppel ganzen'

Rondane Kwartet: samenspel als levensmetafoor

 Ze spelen samen sinds 2002. Hun passie voor minimal music, en speciaal voor het werk van Simeon ten Holt (1923), bracht Petra van Oort, Robert Lambermont, Laura Sandee en Daphne Keune bijeen. In 2010 maakten ze als Rondane Kwartet twee cd’s binnen een jaar. Dit najaar treden ze op ze in een film van regisseur
Ramon Gieling: “Over Canto”.

Cover cd Rondane Kwartet
door Margaretha Coornstra

“Hoe Canto Ostinato de levens van negen mensen veranderde,” belooft de trailer van Over Canto. De levens van het Rondane Kwartet zijn hier niet bij opgeteld, maar ook daar liet het monumentale werk zijn sporen na. Het viertal rekent zich tot “de tweede generatie pianisten die zich bezighoudt met de muziek van Simeon ten Holt”. Trait d’union was Robert Lambermont, die als beeldend kunstenaar en pianist persoonlijk bevriend is met de hoogbejaarde maestro uit Bergen. Vorig jaar zette het Rondane Kwartet twee van diens werken op cd: ‘Canto Ostinato’ en ‘Horizon’.

Wat fascineert jullie zo aan minimal music voor vier vleugels?
Woordvoerster Petra van Oort: “Het gaat ons vooral om het samenspelen en een sfeer neerzetten. De technische uitdaging is om spatgelijk te blijven, want je werkt eigenlijk met vier slaginstrumenten. Maar tegelijk heeft de muziek een meditatief karakter. En door de lengte van zo’n stuk krijg je een andere tijdsbeleving: enerzijds lijkt de tijd stil te staan, anderzijds gebeurt er van alles. Dan is het de kunst om én de lange lijn vast te houden én om samen in een soort flow te raken.”

Dat vergt toch wel een stevige klik als musici onderling?
“Jazeker. We repeteren dan ook wekelijks. Dat lijkt veel, maar het is echt nodig om helemaal op elkaar ingespeeld te blijven. Ik zeg altijd: we zijn net een koppel ganzen. Iedereen heeft zijn eigen kwaliteiten, en ieder moet soms de leiding nemen om daarna weer terug te treden. Het is geven en nemen, net als in het echte leven.”

Het pianokwartet als levensmetafoor?
“Ja, eigenlijk wel! Momenteel ervaren we dat des te sterker, in deze periode van bezuinigingen. Al die duivelse dilemma’s: wie krijgt wel geld, wie niet..? De huidige omstandigheden vragen om specialisatie, om iets waarin je je onderscheidt van anderen. Natuurlijk vinden we het heel erg dat uitgerekend de cultuur weer het slachtoffer is. Maar we proberen er zo goed mogelijk mee om te gaan, door naast kunstenaar ook ondernemer te zijn en actief sponsoren te werven voor onze projecten. Dus we doen precies wat de politiek nu voorschrijft.”

© Margaretha Coornstra, i.o.v. Luister, augustus 2011

vrijdag 14 oktober 2011

Van Hong Kong naar Vlaanderen

Na een reeks vaste aanstellingen in Australië, de Verenigde Staten en Hong Kong gaat Edo de Waart weer een verbintenis aan in West-Europa. Per september 2011 volgt hij  Jaap van Zweden op als chef-dirigent van deFilharmonie in Antwerpen. Sinds enkele maanden resideert hij weer vlakbij zijn geboorteland, waar orkesten het financieel zwaar te verduren krijgen.
De maestro ziet het knarsetandend aan.



Tekst: Margaretha Coornstra

In kloek marstempo rukken de ‘Soldaten van Oranje’ op tegen het meedogenloos cultuurbeleid van Neêrlands nieuwste kabinet. Ook Edo de Waart en ‘zijn’ Hong Kong Philharmonic Orchestra sloten zich aan bij de internationale orkestenparade, die met de verzetsmars van Rogier van Otterloo steun betuigt aan de Nederlandse collega’s. 
“Esa-Pekka Salonen had als eerste zo’n filmpje gemaakt, met de Philharmonia London. En toen vroeg collega Lawrence Renes of ik dat ook wilde doen.”
De Waart zei prompt ja, want de maatregelen van staatssecretaris Halbe Zijlstra zitten hem hoog. “De kilheid en het gebrek aan inzicht waarmee die man te werk gaat. Het is alsof je míj een harttransplantatie laat uitvoeren: ik zie desnoods kans om het ene hart eruit te snijden, maar vervolgens weet ik echt niet hoe ik het andere hart erin moet zetten en de boel weer aansluiten.”

Blèrende reclames
Met Salonen voorziet hij dramatische gevolgen op internationaal niveau. “Het is voor kunstenaars over de hele wereld belangrijk wat hier gebeurt. Dat juist Nederland, dat qua cultuurbeleid steeds een voorbeeld is geweest, daar nu zo genadeloos in gaat snijden. Wij hebben zo’n rijke historie in de uitvoerende kunst: het Concertgebouworkest, ASKO|Schönberg, het Nederlands Blazers Ensemble, noem maar op. En wat krijg je straks? Dat ze in Hong Kong denken: ‘Aha, dan kan het bij ons ook wel wat minder.’ Maar als je zoveel geld weghaalt, heeft dat hetzelfde effect als toen de sport van amateurs overging naar profs: overal van die blèrende reclames, om maar publiek te werven! En het repertoire moet natuurlijk weer volgens de grootste gemene deler. Begrijp me goed, ik vind Beethoven en Brahms fantastische componisten. Maar er moet ook ruimte blijven voor nieuwe dingen.”

Tijdens het videostatement oogt Edo de Waart vermoeid waar hij boude termen als ‘stupide’ en ‘idioot’ laat vallen. “Ja, ik word er moe van dat je als kunstenaar steeds opnieuw een betoog moet houden om je  bestaansrecht te verdedigen. Wij zijn geen politici, daarvoor zijn we niet opgeleid! Wij bewijzen onszelf met wat we op dat podium neerzetten! Vraag eens aan Vincent van Gogh waarvoor het nodig was om zoveel schilderijen te  maken. Die kon dat ook niet uitleggen, die gehoorzaamde aan een diep besef dat het zo móest. En dan worden de Haagse beleidsmakers nog elke vier jaar afgelost, maar wij kunstenaars blijven intussen keihard doorwerken.” Bitter: “En altijd weer bezuinigen ze op juist die dingen die het verschil uitmaken tussen ons en de apen. De kunst, de zorg en het onderwijs.”

Mozaïek
Gelukkig zijn er ook positieve ontwikkelingen. Edo de Waart begint straks aan een nieuwe episode in zijn leven, als chef-dirigent van deFilharmonie in Antwerpen. Was zijn reputatie als ‘orkestbouwer’ een reden om juist hem te benaderen?
“Nou, ze zochten iemand die langere tijd achtereen wil blijven. Want deFilharmonie heeft nog nooit een chef-dirigent gehad die langer dan acht weken per jaar aanwezig is. En het is een orkest met musici uit de hele wereld. Daarvoor heb je een dirigent nodig die dat mozaïek bijeen kan brengen. Jaap van Zweden heeft er al hard aan gewerkt. Maar eigenlijk moet je een paar jaar in de buurt blijven om er wat lijn in te brengen. En ik had in 2008 al heel prettig met deFilharmonie gewerkt, aan een programma met Strawinsky en John Adams. Een mooie basis om samen verder te gaan.”

Nu heeft De Waart wereldwijd al menig ‘mozaïek’ bijeengepuzzeld en is vertrouwd met karakteristieken van musici uit alle windstreken. Zo zijn Australiërs vooral blazers en Chinezen echte strijkers, schetst hij vluchtig. “Met name de viool, dat is gewoon helemaal hun ding. Sowieso staan Aziaten overal vooraan door hun enorme werklust. In Hong Kong zie je dat ze hun kleine kinderen al meenemen naar concerten; die zitten dan braaf een hele Brucknersymfonie uit. Er zijn ook ontzettend veel goeie muzikanten in China, alleen ligt de nadruk daar op een solocarrière en niet op orkestspel. Dat zie je ook terug bij het publiek. In Hong Kong is de concertzaal meestal voor 80 procent vol. Maar komt Yo-Yo Ma of een andere beroemde solist, dan  zit ie voor 110 procent vol.”
Lachend: “Nou heb ik van jongsaf les gehad van mensen die zelf in het Concertgebouworkest speelden: Haakon Stotijn, Tom de Klerk, Jaap Spaanderman... Dus de discipline van het samenspel is er bij mij echt ingerámd, haha! Als dirigent grijp ik altijd weer terug op die basis. En ik werk hard met zo’n orkest, maar mijn aanpak is vrij rustig, ik schreeuw niet of zo. We gaan samen aan de slag en och, dan komt het wel goed.”

‘Berliner’
Europese musici hebben de naam sterk aan interpretatie te hechten, terwijl in Amerika de techniek bovenaan staat. Hoe ervaart hij dat als dirigent?
“In alle Angelsaksische gebieden - dus ook in Engeland! - letten ze inderdaad scherp op techniek. Wie afstudeert aan grote conservatoria als het Juilliard of het Curtis, wordt verondersteld gewoon alles te kunnen spelen. Wij West-Europeanen kijken wat meer áchter de noten en hebben technisch meer tijd nodig. In West-Europa repeteer je normaliter vijf à zes keer; in Engeland en Amerika gaat het sneller met drie, hooguit vier repetities. Het eindresultaat is overigens niet altijd beter. Maar het klinkt allemaal wel wat ‘schoner’, doordat het motortje soepeler loopt.”
Er schiet hem een anecdote te binnen die dit accentverschil illustreert: “Ik werkte met de Berliner Philharmoniker aan de Eerste Symfonie van Elgar. De repetities verliepen tamelijk moeizaam, want die Berliner keken eigenlijk een beetje op het stuk neer. Zo van:’t is Engels, geen Beethoven of Mahler, dus veel kan ’t niet wezen. Uiteindelijk rolde er echt wel een mooie uitvoering uit. Alleen voor een plaatopname zou die catastrofaal zijn geweest, daarvoor werd er technisch te veel onder de mat geveegd. Na afloop kwamen enkele orkestleden mij bedanken: “Wat een práchtig stuk..!” Toen dacht ik: tja, had dat maar liever meteen bedacht. Maar nu praat ik over twintig jaar geleden, hoor. Inmiddels is het een heel ander orkest geworden.”

Jetlags
Lang hoefde hij niet lang na te denken over het aanbod van deFilharmonie. “In Hong Kong had ik een contract voor tien jaar, maar daarvan hebben we in goed overleg acht jaar gemaakt. Ik heb daar altijd met veel plezier gewerkt en ik laat een prima orkest achter, dat veel meer zelfvertrouwen heeft dan toen ik kwam. Maar ja, ik ben nu zeventig en al die vliegreizen en jetlags beginnen me op te breken. Bovendien wil ik meer tijd doorbrengen met mijn gezin. Ik heb een fantastische vrouw (mezzosopraan Rebecca Dopp, MC) en fantastische kinderen. De jongste twee zijn nu 10 en 8 jaar. Ik wil van ze genieten zolang het me gegeven is. Zij hebben mij nodig en ik heb hen nodig.”

Tien weken per jaar blijft Edo de Waart nog werkzaam in Milwaukee, waar hij in 2009 aantrad als chef-dirigent. Maar hij is wel verhuisd naar Vlaanderen. Als geboren Amsterdammer voelt hij zich daar trouwens prima thuis.
“Antwerpen is een relaxt Amsterdam. Kleurrijk en cosmopolitisch, maar nét iets rustiger. Ik zit nu ook weer vlakbij Nederland, waar mijn oudste dochter woont. En zelf wonen we even buiten Antwerpen, heel landelijk, je hoort de vogeltjes zingen... Kijk, dat zijn toch mooie dingen in het leven.”


© Margaretha Coornstra, i.o.v. Luister,  september 2011

woensdag 12 oktober 2011

Synagoge eert priester-beeldhouwer Thomas Rodr

Op 6 juni overleed de Tsjechische priester-beeldhouwer Thomas Rodr. Vanaf 17 september is zijn werk te zien in het museum  te Kampen, de woonplaats van zijn hartsvriendin en ‘personal assistant’ Ank Swierstra.

door Margaretha Coornstra

Het was een bijzonder moment voor de Kamper verpleegkundige Ank Swierstra, toen ze in 1968 haar allereerste kunstaankoop deed: een abstracte lasconstructie van ene Thomas Rodr. De naam zei haar niets, zijn werk des te meer.
Vijf jaar later ontmoette ze Rodr zelf op
kasteel Zwaluwenburg bij Elburg, waar hij exposeerde; een vriendelijke, wat onhandige man, die het moeilijk vond om zijn werk te promoten. De Tsjechische priester-balling op zijn beurt zag in de welbespraakte Ank een pr-talent en vroeg haar onomwonden om hulp. Ank schrok: “Maar ik ben verpleegkundige! Kunt u niet een beroepskracht inhuren?” Waarop Rodr eerlijk antwoordde: “Tja, maar zo’n beroepskracht moet ik betálen...”

Nu, bijna veertig jaar later, lacht ze er opnieuw om:  “Hij ging er al vanuit dat ík het wel pro Deo zou doen!” En dat deed ze. Behalve Rodr’s naaste medewerker was Ank Swierstra vanaf 1973 zijn beste kameraad en geestverwant. “Mijn rol was vaak beschermend, want Thomas was een kwetsbare man die niets begreep van public relations.  Maar als ik tijdens mijn werk in het ziekenhuis heftige dingen meemaakte, kon ik omgekeerd ook altijd rekenen op zijn steun.”

Makkelijk was het pr-werk niet. “Mensen verkijken zich op de glamour van vernissages en media-aandacht. Het was vooral sjouwen met zware beelden. Ik weeg zelf 51 kilo en moest ooit een Zittende Vrouw van 65 kilo meezeulen. Toen riep ik: ‘Dit wordt te gek, dat mens weegt meer dan ik!’”

Dat Rodr als priester en kloosterling zo graag wilde verkopen, doet paradoxaal aan. Toch sprak daaruit  juist zijn trouw aan de Augustijnen, licht Swierstra toe: “Hij wilde jaarlijks een bijdrage leveren aan het klooster, en voelde zich ongelukkig als die voor zijn gevoel te gering was.”
Het geloof betekende veel voor hem, weet ze. “Scherpe kritiek op het katholicisme maakte hem verdrietig.  En hij was sterk gericht op Maria, misschien ook doordat hij als zesjarig jongetje zijn moeder verloor.”

Maar al had Rodr zijn kerk innig lief, hij volgde haar leiders niet blindelings. Via de bronzen Papafoon deelde hij een plaagstootje uit aan de zingende paus Johannes Paulus II. En met Het Laatste Oordeel hekelde hij de verdachtmakingen in 1993 van de Rotterdamse bisschop Bär.
Rodr’s liefste wens, om na zijn dood de beeldencollectie onder te brengen bij de Augustijner orde, bleek moeilijk uitvoerbaar.  Wel schonk hij in 2002 een groot aantal werken aan het Catharijne Convent in Utrecht, waar zijn markante crucifix permanent te zien is.

In 1927 geboren in het dorpje Slovec in Bohemen, wist Thomas Rodr zich als 18-jarige geroepen tot het priesterschap. In de Tweede Wereldoorlog dwong het oprukkende Rode Leger hem tot de vlucht naar Nederland. In 1947 voegde Rodr zich bij de Augustijnen te Eindhoven.  Het was de provinciaal (bestuurder) van de Augustijnen die zijn artistieke aanleg zag en hem stimuleerde naar de kunstacademie in Maastricht te gaan.

Synagoge Kampen, 17 sept. t/m 19 okt. 

© Margaretha Coornstra, i.o.v. de Stentor

vrijdag 7 oktober 2011

Zo moeder, zo dochter

Schrijfdebuut van de 11-jarige Kim Landman

Anne wordt vaak gepest. Op een dag loopt ze van huis weg. Als ze haar toevlucht zoekt in een manege, ontdekt ze het verwaarloosde paard Rakker. Ze vinden troost bij elkaar... Maar hoe het verder gaat, verklappen we nog niet!


‘Rakker en Nora’ is een jeugdboek over vriendschap en dierenliefde, met een voorwoord van kinderboekenschrijfster Eveline van Dort. Auteur is de 11-jarige Kim Landman (pseudoniem), die het ook zelf illustreerde. Op 5 oktober, aan het begin van de Kinderboekenweek, werd het eerste exemplaar uitgereikt door autisme-deskundige Colette de Bruin. De ceremonie vond plaats in de Dr. A. Verschoorschool in Nunspeet, waar Kim deel uitmaakt van groep 8. Op 8 oktober volgt van 11-13 uur bovendien een signeersessie in The Readshop Marsman in ’t Harde.
“Ik ben de jongste autistische schrijver van Nederland,” stelt Kim vast. Ze heeft haar talent niet van een vreemde: moeder Sigrid Landman (ook een pseudoniem) debuteerde in 2009 met ‘Moederen met autisme’, een autobiografie waarmee ze de landelijke media haalde. In 2010 volgde de roman ‘Wegens omstandigheden gesloten’. En samen met Kims jeugdboek wordt vanavond ‘Chaos met Autisme’ gepresenteerd, een bundel columns over haar ongewone gezinsleven.

Want Sigrid, haar echtgenoot en hun dochter Kim hebben alledrie een zogeheten autisme spectrum stoornis (ASS), die zich vooral kenmerkt door moeite met non-verbale communicatie en gebrek aan inlevingsvermogen. Iets wat je nooit zou bedenken als je bij hen aan tafel zit te praten: de Landmannen lijken juist een modelgezin. Kims gebabbel, met haar afgewogen woordkeus en correcte zinsbouw. De roerende loyaliteit waarmee ze bedingt dat haar vader – die in Sigrids boeken ‘Kees’ heet – óók in de krant wordt genoemd..! Het vriendschappelijk overleg tussen moeder en dochter, als ze samen Kims manuscript nog eens doorbladeren. En last but not least, de warmte en trots in de ogen van Kees, als hij naar zijn beide meiden kijkt.

Ook Sigrids nieuwe boek werd voorzien van een voorwoord, en wel door de bekende tv-predikant Arie van der Veer.
“Ik voel me best wel vereerd dat mijn boek een voorwoord krijgt van een Bekende Nederlander,” lacht Sigrid. “Op mijn eindexamen havo had ik nog een 1,8 voor dictee. ‘Nieuwigheid’ spelde ik als ‘nieuwe geit’, gewoon omdat het me geen bal interesseerde. Pas rond mijn 20ste kreeg ik belangstelling voor taal. En ja, toen ik me eenmaal in de regels ging verdiepen, had ik die ook in no time onder de knie.”
Alle ‘Landman-boeken’ zijn uitgegeven door Renate Diks van Schrijverij Mooi Mens.
“Geweldig dat Renate onze Kim deze kans heeft geboden,” vindt Kees. “Ja,” beaamt Sigrid, “Kim riep op Hyves: ‘Ik schrijf ook een boek!’ en Renate reageerde prompt: ‘Oké, doe maar!’ Ik schrok eerst even, maar ze meende het.”

Het was Kim bij wie als eerste autisme werd ontdekt. Maar Kees en Sigrid herkenden zoveel bij haar, dat ze besloten om zich ook maar eens te laten onderzoeken – met een vergelijkbare uitslag.
“Wat ben ik blij dat we onze diagnose pas kregen toen we Kim al eenmaal hadden,” verzucht Sigrid nu, “want ik betwijfel of ik anders aan kinderen had durven beginnen.”
Des te bewuster beleven ze nu het wonder: dat ze van elkaar mogen genieten als een wat onalledaags, maar bovenal solidair en liefdevol gezin.

© Margaretha Coornstra, i.o.v. de Stentor, 6-10-2011

woensdag 5 oktober 2011

Van eetverslaafde tot Vrije Eter

Als jonge actrice leed Monique Rosier acht jaar lang aan een ernstige eetstoornis. Achter haar luchtige glamour school een angstig, verkrampt meisje, dat zich heimelijk en dwangmatig volpropte en vervolgens alles uitbraakte om slank te blijven. Inmiddels is ze al twintig jaar zelfstandig therapeut
en propageert het ‘vrije eten’. 

door Margaretha Coornstra

“Hoe is het in Godsnaam mogelijk dat het woord ‘calorie’ voor ons zo’n negatieve lading heeft gekregen, terwijl verderop mensen doodgaan van de honger? Calorieën zijn fantástisch, ze geven ons energie!”
Obesitas, anorexia en boulimia nervosa... Therapeut Monique Rosier (48) beschouwt eetstoornissen als een maatschappelijk probleem. “De westerse mentaliteit is heel zwart-wit, alles wat we niet perfect vinden moet weg. Hoeveel triljoen schuld heeft Amerika nu..? Allemaal doordat we steeds het beste, het mooiste willen! En iedereen is bang om af te wijken van de ideale norm; ik heb nog niemand ontmoet die níet bang is. Alleen hebben we geleerd om die angst te verstoppen.”

Basisschool 
Eetverslaafden zijn vaak intelligente en gevoelige mensen, weet Rosier; het type dat bang is voor afwijzing en hoge eisen aan zichzelf stelt.
“Elke eetstoornis begint met een dieet, " beklemtoont ze. "Onze westerse wereld gaat heel krampachtig met voedsel om: slank zijn, gezond eten, ‘mager’ eten... Op de basisschool vertelt juf al over de gevaren van overgewicht. Maar geloof me. al die goedbedoelde informatie kan minstens zo kwalijk uitpakken! Diëten verstoren het natuurlijke mechanisme. Ik ken meisjes van 6, 7 jaar met anorexia nervosa.”

In haar autobiografie ‘Monster & Mo, nooit meer op dieet’ (Christofoor, 2009) beschrijft Rosier zowel haar eetverslaving als de paradoxale methode van het ‘vrije eten’. Naast het accepteren van je onvolkomenheden – eetverslaving incluis - vormt het ‘mogen eten wat je wilt’ een cruciaal element. “Diëten werken averechts. Denk maar aan een slippende auto: zodra je op de rem trapt, kun je niet meer sturen. Je moet ’m in z’n vrij zetten.”
Anders dan de reguliere hulpverlening, die verstoorde eetpatronen veelal poogt te normaliseren via strak afgepaste ‘voedselplannen’, laat Rosier haar cliënten eten waar ze écht zin in hebben, ook als dat patat of slagroomtaart is. Juist het toestaan van ‘verboden’ begeerten brengt gemoedsrust, als basis voor herstel.  “Het gaat er niet om wát je eet maar hóe je eet,” chargeert ze. “Niets is fout of goed, alles mag. Omarm je verslaving, maak verbinding met je verlangens, je angst, je boosheid! Wat hebben ze je te vertellen? Wat heb je nodig?”

Uitbehandeld 
Eetstoornissen gelden als moeilijk behandelbaar. En hoewel Rosier goede contacten onderhoudt met reguliere eetstoornisklinieken, weet ze dat gangbare therapieën niet altijd genezing brengen. “Sommige eetverslaafden krijgen te horen:  ‘Je bent uitbehandeld, met jou komt het nooit meer goed.’ Dat zal ik nooit zeggen. Daarom krijg ik ook ‘uitbehandelde’ mensen in mijn praktijk. Een meisje dat vergeefs negen jaar in klinieken doorbracht, een mevrouw van 65 die vijftig jaar lang haar eten heeft uitgebraakt. Ja, víjftig jaar! Ze is twee keer bij me langsgeweest en houdt nu al vier maanden haar eten binnen.”
Voor Monique Rosier hebben alle eetstoornissen dezelfde kern. “Overeten en ondereten komen voort uit dezelfde overlevingsstrategie. Daarom zie ik het niet als een ziekte, want van een ziekte moet je áf. Het is een ontwrichting van het fysiologisch mechanisme, veroorzaakt door diëten.”

Pionierswerk
Vooralsnog lijkt het pionierswerk wat Monique Rosier doet, al krijgt ze steeds meer artsen en diëtisten op haar hand. Momenteel werkt ze ook aan de opzet van een eigen kliniek. Voor kortdurende opnames, wel te verstaan (“Ik geloof niet in jarenlang afgesloten zijn van de maatschappij”) en met een huiselijke sfeer. Ze heeft al een staf van BIG-geregistreerde medewerkers paraat.
In 2010 nam ze deel aan drie ‘expertmeetings’, geëntameerd door Tweede Kamerlid Sabine Uitslag, die de aanpak van eetstoornissen op de politieke agenda zette. Zowel professionals als persoonlijk betrokkenen (patiënten en hun familie) gaven hun visie. Rosier heeft deze bijeenkomsten als verhelderend en opbouwend ervaren: “Een prachtig initiatief, dat kennisverdieping en betere afstemming heeft bewerkstelligd binnen de huidige zorgverlening. En dat, héél belangrijk, ruimte bood aan een nieuw geluid: dat van de ervaringsdeskundigheid.”

'Delen is helen'
Rosiers ex-cliënt Saskia (36) nam het initiatief tot een informatie- en netwerksite ‘Monster &Wij’, voor eetverslaafde lotgenoten. "Delen is helen," luidt het devies van Monique Rosier, dat Saskia van harte onderschrijft. Zelf worstelde ze maar liefst  vijftien jaar lang met het ‘Monster’, waarbij ze extreem lijnen afwisselde met woeste vreetbuien. Psychotherapieën brachten geen soelaas. In 2009 volgde ze een voortraject voor opname in een eetstoorniskliniek, toen ze Rosiers boek ‘Monster & Mo’  las.
Aanvankelijk deinsde Saskia terug voor het idee van ‘vrij eten’, doodsbang als ze was haar zelfbeheersing te verliezen. Tot ze aan den lijve ervaarde wat het effect van volledige keuzevrijheid is: namelijk dat je daardoor ontdekt dat je inderdaad een keuze hébt.
“Zodra dingen niet mogen, worden ze beladen en blijf je eraan denken. Wanneer ik lijnde, schreeuwde mijn lijf om suiker, om vet, om iets hartigs..! Maar nu ik in vrijheid leef en eet, en me realiseer dat ik de rest mijn leven altijd chocola of bagels mág eten, luister ik naar mijn lijf. Wil ik die chocola werkelijk nú eten..? Het kan immers altijd nog?”
Natuurlijk ging dit niet meteen vanzelf, voegt Saskia eraan toe. “Het was een proces. Maar ik heb mezelf toch in drie maanden uit mijn eetverslaving gegeten. En als ik tien jaar eerder van ‘vrij eten’ had gehoord, zou me dat veel verdriet en ellende hebben bespaard. Dus ik wil het nu wel van de daken schreeuwen. Het principe is eigenlijk zo simpel.”

‘Nooit meer op dieet’
Monique Rosier neemt stelling tegen diëten, als onnatuurlijk eetgedrag dat het lichaam ontregelt. Haar behandeling van eetproblemen verschilt op meerdere punten van reguliere methoden:
- Een reguliere aanpak focust meestal eerst op normalisering van het eetpatroon en pas daarna op onderliggende emotionele problemen. Rosier werkt meteen aan beiden tegelijk.
- Reguliere methoden bevatten vaak een strak, sober voedselplan (lees: dieet) waarbij bepaalde extraatjes verboden zijn; Rosier propageert ‘vrij’ eten.
- Reguliere behandelaars controleren voortdurend het lichaamsgewicht van de patiënten, Rosier wijst de weegschaal af (“Natuurlijk mág je jezelf wegen. Maar weet wel dat je er honger van krijgt.”)
- De reguliere zorg werkt in beginsel volgens protocollen, Rosier met individueel afgestemde begeleidingstrajecten.



Eetproblematiek - info
- Obesitas, anorexia nervosa (AN) en boulimia nervosa (BN) zijn de bekendste eetproblemen.
- Bij obesitas is de balans tussen energie-opname en -verbruik chronisch verstoord, met (ernstig) overgewicht als gevolg.
- Bij AN weigert iemand bijna alle voedsel en probeert dit ook via braken/laxeren of overmatig bewegen (vetverbranding!) snel weer kwijt te raken.
- BN kenmerkt zich door ongecontroleerde eetbuien, gecompenseerd met streng diëten, braken en/of laxeren.
- Centraal bij deze stoornissen staat een vertekend lichaamsbeeld (“te dik”), gekoppeld aan levensgevaarlijke vermageringsmethoden.
- Nederland telt ca. 22.000 BN-patiënten en 5600 AN-patiënten. Van de AN’ers herstelt 45% volledig, 30% gedeeltelijk en 25% herstelt niet. (Bron: Trimbos Instituut.)


© Margaretha Coornstra, i.o.v. Wegener Dagbladen, oktober 2011