woensdag 9 september 2009

De Boer Op VI: groenteteelt

Graan, groente, vlees en zuivel zijn dagelijkse kost voor stad en land. Toch lijken boer en stedeling langs elkaar heen te leven. Landbouwer en anti-bureaucraat Hendrik Koekoek poogde in de jaren ’60 een vleugje ‘gezond boerenverstand’ naar politiek Den Haag te brengen. En vanaf 1977 bezong popgroep Normaal in fier Achterhoeks de wereld van plattelandsjongeren. Maar de MKZ–crisis in 2001 leidde weer tot schrijnende communicatieproblemen tussen boer en minister. Momenteel zijn boeren ‘hot’ dankzij het KRO-programma Boer Zoekt Vrouw. Alleen ligt daar weer het accent op liefdesrelaties. Tijd dus voor een serie over de boer als vakman.

"Tweehonderd procent tuinder"

ELBURG – Eigenlijk heeft de familie Docter amper tijd voor een interview, drukdrukdruk als het is op de tuinderij. In eerste instantie werpt vrouw des huizes Dineke Docter zich op als woordvoerster. Maar als ‘de mannen’ bij de koffietafel aanschuiven, komen ook bij hen de verhalen los.

Het was grootvader Willem die in de jaren ’40 als tuinder begon. Via zijn zonen Freek, Philip en Asuerus (roepnaam Zwerus) ontwikkelden de Docters zich tot een ware dynastie. Zwerus en Dineke zijn de ouders van troonopvolger Peter Jan, die inmiddels ‘GlobalGAP-gecertificeerd’ is. Dat betekent: jaarlijks een gedetailleerde controle, met grond- en watermonsters. De tuinder moet alles, van zaadje tot oogst, secuur hebben genoteerd: wat er zoal werd gepoot, welke kunstmest en welke bestrijdingsmiddelen hij gebruikte, wanneer de oogst was, wanneer het gewas naar de veiling ging. “In principe bestrijden wij onkruid mechanisch, door frezen en schoffelen,” vertelt Peter Jan, “om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zoveel mogelijk te beperken.”

De Docters betelen hun grond twee- tot driemaal per jaar met andijvie, prei, knolvenkel, witlof, spinazie, wortels, kroten, stok- en snijbonen, spits-, bloem- en rode kool. “Waar nu die andijvie staat, stond vorige maand nog spitskool,” wijst Peter Jan. “En straks wordt die grond weer ondergefreesd en gaat er gelijk een ander gewas in.”

De oogst zelf geschiedt met veel beleid: “Andijvie oogsten we ‘s morgens vroeg, als ze nog fris is. Met een beetje geluk zit de dauw er nog in.” Bonen plukken ze zachtzinnig met de hand: “Bij machinaal plukken komen er breukjes in. Die worden na een paar dagen bruin.”

Veel gewassen worden zowel in kas als in de vollegrond geteeld, afhankelijk van het seizoen. “Maar de lekkerste groenten komen toch uit de vollegrond,” stelt vader Zwerus.

En hoe zit het met de bodemvruchtbaarheid?
Peter Jan: “Tja, de zandgrond hier moet je veel beregenen.” Zwerus: “We hebben ook een stuk kleigrond aan de Flevoweg. En de producten daarvan zijn sterker, houden meer water vast.”
Proef je als consument nou smaakverschil..? Toegeeflijk gelach: “Och, als je tevoren weet welke grond het is, proef je vast wel verschil. Maar als je het niet weet...”

Driemaal per week gaan de groenten naar Zaltbommel, één van de weinige plekken in Nederland waar nog met een klok wordt geveild. De opbrengst is altijd ongewis.
“Soms op maandag een euro en op vrijdag een kwartje.” De enige zekerheid is een reusachtig verschil met de winkelprijzen. “Ik snap heus wel dat een winkelier z’n winkel wil houden,” zegt Zwerus, “Maar dat de prijs soms wel vijf keer over de kop moet..?”

Van hoge winkelprijzen zien tuinders dus niets terug. Wat ze wel zien: hoe sommige supermarkten met groenten omspringen.
Dineke: “Wij zelf brengen alleen de mooie, rechte bonen naar de veiling.” Die rechte bonen worden naast elkaar in kistjes neergevlijd en zorgzaam toegedekt. Peter Jan: “Tja, en dan zie je ze in de winkel soms gewoon op één slordige hoop liggen. Maar wij moeten ze perfect aanleveren. Als er ook maar iets aan mankeert, wordt het gelijk klasse 2. En dat brengt niks op.”

Toch blijft Peter Jan zich ‘voor tweehonderd procent tuinder’ voelen. “Dit is het mooiste beroep ter wereld. We oogsten soms wel vier, vijf verschillende gewassen per dag. Het is bepaald geen eentonig werk.”


(serie De Boer Op, i.o.v. Wegener Media. Bekroond met 'dé Prijs', 2008.
N.B. Deze serie telde in de oorspronkelijke publicatie 10 delen. Vier daarvan zijn geschreven door Laura van der Linde, die ook een aantal foto's verzorgde.)

De Boer Op V: gemengd bedrijf

Graan, groente, vlees en zuivel zijn dagelijkse kost voor stad en land. Toch lijken boer en stedeling langs elkaar heen te leven. Landbouwer en anti-bureaucraat Hendrik Koekoek poogde in de jaren ’60 een vleugje ‘gezond boerenverstand’ naar politiek Den Haag te brengen. En vanaf 1977 bezong popgroep Normaal in fier Achterhoeks de wereld van plattelandsjongeren. Maar de MKZ–crisis in 2001 leidde weer tot schrijnende communicatieproblemen tussen boer en minister. Momenteel zijn boeren ‘hot’ dankzij het KRO-programma Boer Zoekt Vrouw. Alleen ligt daar weer het accent op liefdesrelaties. Tijd dus voor een serie over de boer als vakman.

Over melkgeiten en maïseenden

DOORNSPIJK – De geit is terug! Die ouderwetse, grote, witte geit, die vroeger ook wel ‘de koe van de armen’ heette. Sinds 1940 gebruikte Nederland voornamelijk nog koeienzuivel. Pas de laatste jaren herontdekken we de zegeningen van de geit.

En dat is niet het enige gat in de markt dat de gebroeders Bultman benutten. Boerderij De Mezenberg introduceerde de enige echte Veluwse Maïseend als gloednieuw ‘product’.

Hun vader hield al koeien en eenden. Toch stonden zijn zoons niet meteen te popelen om hem na te volgen. ”Pas halverwege de landbouwschool kreeg ik gevoel voor de eendenhouderij,” blikt Henk terug. Vervolgens ontwikkelde hij zijn eigen aanpak.
Meestal worden pekingeenden in gesloten, donkere stallen binnen vijf, zes weken tot 3,5 kilo gemest. Maar deze eenden doen zeven weken over 3 kilo.
“De eerste weken groeit vooral het skelet, daarna komt pas het echte vlees,” legt Henk uit. “Na zeven weken is de groei eruit. Dan worden ze eerder lichter dan zwaarder.”

Henks eenden heten ook geen pekingeenden meer, maar Veluwse Maïseenden. “Het vlees is anders van smaak en kleur. Dat zit ‘m in verschillende factoren. Ik probeer een stukje natuur in de stal te halen. Meer licht en frisse lucht, meer ruimte per eend. En meer natuurlijke voeding.”

Teunis: “We zijn nu bezig om ook zelf het graan te telen. Het stro gebruiken we weer voor de stallen.” Henk: “Zo krijg je een echte binding met je product. En als er in een restaurant maïseend op de kaart staat, weet je: die komt bij ons vandaan!”
De lichtere, luchtiger huisvesting en het voer verbeteren bovendien het leven van de eend zelf, beaamt Henk: “Dierenwelzijn staat bij ons hoog in het vaandel.”


Broer Teunis richt zich vooral op de geiten. “Teunis hecht meer aan de band per eenheid, ik hecht meer aan een band met het hele proces,” vat Henk nuchter samen.
“Per eenheid..? Per díer!” corrigeert zijn broer. “Ja, ik voel me meer aangetrokken tot diersoort die echt je persoonlijk aandacht vragen.”

Op De Mezenberg wonen zo’n 400 ‘geiten-eenheden’, rondkuierend in een ruime, open stal over schoon stro. Net als het veertigtal koeien van de familie worden ze tweemaals daags gemolken. Alleen grazen de koeien overdag in de wei. De geiten blijven in de stal. Hun melk gaat naar kaasmakerij De Schuilplaats in ’t Harde en wordt daar verwerkt tot geitenkaas.

De meeste geiten behoren tot het witte Saanen-ras, aangevuld met lichtbruine Nubische geiten en kruisingen. “Maar we proberen weer meer naar dat klassieke witte Saanen-type toe te fokken, de melkgever van oudsher. Saanen-melk heeft ook een optimale vet- en eiwitverhouding, die haar geschikter maakt voor kaas.”

Bokjes die zich niet lenen voor verdere fok, worden gemest tot een week of vijf, zes. Dan gaan ze op transport naar Italië of Spanje. “Daar geldt hun vlees als delicatesse. In Nederland eten we nauwelijks geitenvlees. Hoewel de vraag wel groter wordt, nu hier meer mensen met een islamitische achtergrond komen.”

De geiten leven zo’n zes jaar op De Mezenberg voordat ze naar de slager gaan. Teunis: “Vooral in het begin was dat moeilijk, toen de eerste geiten weg moesten die ik nog als lammetje had gekregen. Maar vooruit, je bent boer. En dan moet je afscheid kunnen nemen. We houden hier geen geiten-bejaardentehuis.” Henk: “Nou, misschien is dat ook een gat in de markt?”


(serie De Boer Op, i.o.v. Wegener Media. Bekroond met 'de Prijs', 2008)

De Boer Op IV: graanteelt

Graan, groente, vlees en zuivel zijn dagelijkse kost voor stad en land. Toch lijken boer en stedeling langs elkaar heen te leven. Landbouwer en anti-bureaucraat Hendrik Koekoek poogde in de jaren ’60 een vleugje ‘gezond boerenverstand’ naar politiek Den Haag te brengen. En vanaf 1977 bezong popgroep Normaal in fier Achterhoeks de wereld van plattelandsjongeren. Maar de MKZ–crisis in 2001 leidde weer tot schrijnende communicatieproblemen tussen boer en minister. Momenteel zijn boeren ‘hot’ dankzij het KRO-programma Boer Zoekt Vrouw. Alleen ligt daar weer het accent op liefdesrelaties. Tijd dus voor een serie over de boer als vakman.


"Stoeien met de elementen"

OLDEBROEK – “Een graanteler in wording,” noemt hij zich bescheiden. Opgeleid en werkzaam in het bakkersambacht houdt Jan-Aart Schuld zich pas anderhalf jaar bezig met het verbouwen van tarwe. Hij koestert het vermetele plan om het gehele productieproces te leren beheersen, van akker tot bakker zogezegd.

Jan-Aart zag het licht tijdens een Oogstfeest op Museumboerderij De Bovenstreek. Daar was, ter educatie van bezoekers, een stukje grond bebouwd. Opeens wist Jan-Aart: dit wil ik. Terug maar de basis, puur natuur!
“Maar ja, dan doe je twee stappen terug, dus je pikt meteen twee beroepsgroepen erbij. ” Daarom wendde hij zich tot een innovatiebegeleider: “Ik wist nog niks van landbouw, dus liet ik me graag door een ingenieur bij de hand nemen.”

De letterlijke ‘basis’ was de Veluwse zandgrond. Toch niet de eerste keus voor graanteelt?
“Jawel hoor, dat wil prima! Naar men vermoedt is de opbrengst is op zandgrond minder dan op kleigrond. Maar vorig jaar viel ons wél een bijzonder hoge eiwitkwaliteit op.”

Waarschijnlijk hangt die kwaliteit ook samen met de zaaidichtheid, licht hij toe. “Amerikaanse graanproducten zijn vaak de beste. En hoe komt dat? Doordat je daar onafzienbare korenvelden hebt. Met zoveel ruimte kun je je een lagere zaaidichtheid veroorloven. Per halm vangt het gewas dan meer zonlicht op én krijgt het meer voeding van de stikstof die de grond afgeeft.”

In het voorjaar wordt het land geploegd, een dag later kun je zaaien. “En dán begint het gevecht met de roeken..! Vooral zodra het zaad gaat ontkiemen, wordt het kritisch. Dan moet je het een weekje goed in de gaten houden.”

Vorig jaar haalde Jan-Aart in augustus zijn eerste oogst binnen. “Het graan moet goed afgerijpt zijn. Je moet ook opletten dat er ‘geen schot in komt’; dat het niet in de halm gaat ontkiemen. Want dan is het meteen veevoer.’’

Het dorsen oogt niet meer zoals op romantische prenten in oude kinderbijbels: Gideon zwoegend op een dorsvloertje, een vlegel in de hand.
“Al hebben we het vorig jaar ook nog wel op de ouderwetse manier gedaan. Maar meestal is het de combine die de korrel van het stro scheidt. En daarna komt de stap die mij vorig jaar het meest tegenviel: op het moment dat we het graan in de bak hadden liggen, bleek het niet droog genoeg. En dan kan er weer schot in komen. Dus moet je het drogen. Dat is veel werk, want het graan moet in de droogkamer worden uitgespreid.”

Uiteindelijk brak het grote moment aan: het malen met de windmolen! Jawel, de authentieke molen ‘De Tijd’ in Oostendorp. “Het liefst bij windkracht vier, dan kun je mooi vlot doormalen. Jazeker, tussen echte molenstenen! Dat steengemalen meel geeft het brood ook zijn typische smaak.”

Wat is voor Jan-Aart Schuld nu het echte graantelersgevoel?
“Het stoeien met de elementen, met de natuur. Door die kraaien raakte ik eerst hélemaal in de stress..! Maar later snapte ik: het heeft geen enkele zin om je druk te maken. De natuur heeft altijd de overhand.
Ik kijk nu ook anders naar het weer. Vroeger dacht ik: hè bah, regen. Nu denk ik: ha, goed voor het gewas! Maar wie weet blijft het ooit alsmaar doorregenen, zodat we niet eens kunnen zaaien. En ook dan moet je het nemen zoals het is. Je leert berusten. En dat vind ik mooi.”


(serie De Boer Op, i.o.v. Wegener Media. Bekroond met 'dé Prijs', 2008)

De Boer Op III: de kaasboerderij

Graan, groente, vlees en zuivel zijn dagelijkse kost voor stad en land. Toch lijken boer en stedeling langs elkaar heen te leven. Landbouwer en anti-bureaucraat Hendrik Koekoek poogde in de jaren ’60 een vleugje ‘gezond boerenverstand’ naar politiek Den Haag te brengen. En vanaf 1977 bezong popgroep Normaal in fier Achterhoeks de wereld van plattelandsjongeren. Maar de MKZ–crisis in 2001 leidde weer tot schrijnende communicatieproblemen tussen boer en minister. Momenteel zijn boeren ‘hot’ dankzij het KRO-programma Boer Zoekt Vrouw. Alleen ligt daar weer het accent op liefdesrelaties. Tijd dus voor een serie over de boer als vakman.


Boter, kaas en eieren

’T HARDE – “Liefde voor mensen en voor vee,” zo omschrijft Pieter Boxhoorn bondig zijn drijfveren. Samen met collega Jan Zondag runt hij het veehoudersgedeelte van kaasboerderij De Schuilplaats. Geassisteerd door steeds wisselende ‘bewoners’: mensen die door omstandigheden ooit vastliepen in de maatschappij, maar nu een traject volgen om werkervaring op te doen.

Achttien bonte Montbéliard-koeien worden tweemaal daags gemolken en op gezette tijden de wei ingestuurd. “Daarnaast hebben we nog tien stuks jongvee en vijf kalveren,” somt Pieter op.
Maar er lopen meer diersoorten rond. Zoals de vosmerrie, die onlangs een veulentje kreeg: donkergrijs, rank en kwetsbaar, op nog veel te lange benen. En tientallen zwartblesschapen, met hun speelgoedachtige lammetjes. Levert De Schuilplaats dus ook schapenkaas? “Nee, dat niet. Wel geitenkaas.” Oh, dus hier zijn ook geiten? “Nee, dat nou weer niet. Die geitenmelk wordt aangeleverd door De Mezenberg uit Doornspijk.”

Eén van de stallen herbergt een groep konijnen. In een ruime box met fris hooi bivakkeren vier smetteloos roze biggen. Hoe vertederend ook, deze Knorretjes hebben de vleesproductie als levensdoel.
“En dan zijn er nog 50 legkippen,” besluit Pieter. “Nee, niet voor het vlees. Die kippen hebben we zuiver voor de eieren.”

Elke donderdag is het kaasmaakdag. De kaasmakerij is het terrein van Margriet van Dalen. Voor je er binnengaat, doe je plastic hoesjes om je schoenen, want hygiëne is voorwaarde nummer één.
“Bij het melken op donderdagochtend gaat er 600 liter in een aparte tank,” vertelt Pieter. Die melk komt in de ‘kaastobbe’ terecht. Een rustieke term voor een blinkend roestvrij stalen gevaarte, ter grootte van een tweepersoons bad. Dan wordt er stremsel en zuursel toegevoegd. De chemische reactie levert wei en wrongel op, die je met speciale messen van elkaar moet scheiden.
“Het is de wrongel - kleine, erwtachtige bolletjes - die zorgt dat er kaas ontstaat,” legt Margriet uit. Een pneumatische pers dwingt de wrongel in diverse kaasvormen. Na een paar nachtjes in het pekelbad krijgen de kazen een plastic coating en mogen ze gaan liggen rijpen. Al dan niet gekruid met brandnetel, fenegriek, mosterd en peper of komijn.
Margriet: “Jonge kaas moet vier weken rijpen, oude kaas minstens tien maanden. Heeft de kaas meer dan een jaar gelegen, dan spreek je dus van ‘overjarige’ kaas.”
In een aangrenzend vertrek staan twee ‘pasteurketels’. “Daar gaat de overige melk in”, wijst Margriet. “Jazeker, die is voor eigen gebruik. En dáár staat de karn. We maken ook onze eigen yoghurt en boter.”

Hoe raakte Margriet bij De Schuilplaats verzeild? In elk geval wist de inmiddels gecertificeerde kaasmaakster aanvankelijk nog niets over kaas. Wel was haar man een ‘boer zonder boerderij’: hij beschikte over agrarische vakkennis, maar had geen bedrijf.
“Dus hebben we een tijdlang rondgekeken, ook in het buitenland... Tot een kennis ons op De Schuilplaats wees. Toen zijn we daar eens gaan praten. En ja, van ’t één kwam ’t ander.”
Pieter Boxhoorn zat al eerder in het boerenvak. “Ik ben binnen de veehouderij opgeleid. Het werken in de natuur geeft me veel voldoening. En op een boerderij werk je met zowel leven als dood. Want er worden veel lammetjes geboren, maar ze worden niet allemaal lévend geboren. En ook als ze groot worden, komt er toch ooit een eind aan.”
Dit besef van eindigheid biedt hem een zekere gemoedrust: “Het is mooi om zo de realiteit te mogen beleven.”

(serie De Boer Op, i.o.v. Wegener Media. Bekroond met 'dé Prijs', 2008)

De Boer Op II: de schapenhouder

Graan, groente, vlees en zuivel zijn dagelijkse kost voor stad en land. Toch lijken boer en stedeling langs elkaar heen te leven. Landbouwer en anti-bureaucraat Hendrik Koekoek poogde in de jaren ’60 een vleugje ‘gezond boerenverstand’ naar politiek Den Haag te brengen. En vanaf 1977 bezong popgroep Normaal in fier Achterhoeks de wereld van plattelandsjongeren. Maar de MKZ–crisis in 2001 leidde weer tot schrijnende communicatieproblemen tussen boer en minister.
Momenteel zijn boeren ‘hot’ dankzij het KRO-programma Boer Zoekt Vrouw. Alleen ligt daar weer het accent op liefdesrelaties. Tijd dus voor een serie over de boer als vakman.




“Geef mij maar een Texelaar”

KERKDORP – Zodra je uit de auto stapt, wacht je een warm welkom. Van Vicky, de border collie. Willem Bos kreeg het schepershondje als pup van zijn collega’s cadeau. In 2001, het MKZ-jaar. Vicky kwam als gebaar van bemoediging, nadat alle 90 schapen van Bos’ bedrijf waren geruimd.
“Die ruiming, dat was de allerberoerdste dag die je bedenken kunt. Er waren ook lammeren bij. Eentje was er ’s ochtends geboren en kreeg ‘s middags al een spuitje.”

Maar na de MKZ-crisis toog Bos weer naar Texel om nieuwe schapen te kopen. Sinds 1979, toen hij met schapen begon, is de Texelaar voor hem het mooiste schaap dat er is.
“Die aparte, sprekende kop, met die kromme neus... Snurkschapen, zeiden ze vroeger. Die kon je horen als je langs een weiland liep. Dat kwam door hun kromme neus.”
Tegenwoordig willen fokkers zo’n neus niet meer, omdat die problemen met de luchtwegen veroorzaakt. Wel is de krachtige, expressieve kop gebleven. “En ze moeten ook ruimer en langer gebouwd zijn, ruim genoeg om tweelingen te kunnen werpen.”
Fokken vereist beleid en geduld, zegt Bos. “Je kunt bijvoorbeeld geen grote ram bij een kleine ooi brengen. Dat geeft problemen bij het aflammeren. Je moet heel geleidelijk aan naar een bepaald type toe fokken.”

Momenteel zitten de schapen binnen, omdat ze lammetjes hebben. “Als die in de kou staan te kleumen, dan groeien ze niet goed.”

In juni worden ze geschoren. “Als het warm begint te worden. Ja, ik scheer ze allemaal zelf.” De wol gaat naar de Wolfederatie, al brengt ze bijna niks meer op. Bos: “Ik heb nog meegemaakt dat ze vier gulden zeventig per kilo betaalden. Maar nu krijg je pakweg zeventig eurocent. En één schaap levert drie à vier kilo, dus...”
Want ja, er zit ook een zakelijke kant aan de schapenhouderij. Willem Bos noemt zichzelf een hobbyfokker: “Als ik het voor m’n brood deed, had ik het niet best.” En ooit belandt elk schaap bij de slager: “Als het oud is, of geen lammeren meer kan zogen, door uierontstekingen – tja, dan moet het weg.”

Desondanks heeft Bos een hechte band met zijn schapen. Zodra hij de stal binnenkomt, verdringen ze zich om hem heen. Onder de laconieke, glas-achtige blikken van de moeders laten hun lammetjes zich gewillig oppakken.
Bos’ andere hobby staat ook in de stal: een vijftal dikbil-koeien. Reusachtige pluchen knuffelkoppen. Donkere, zachtaardige droomogen, met een waas van indigo onder de lange lichte wimpers. Dikbil-kalveren moeten standaard met een keizersnede worden verlost, vertelt Bos. Vroeger is er wel met hormonen geknoeid, om het weelderige postuur te forceren. “Maar dat is allang uit den boze.”

Evenals dikbilkoeien zijn ook Texelaars gefokt op vleesproductie. “De Texelaar is het allerbeste vleesschaap ter wereld. Ze gebruiken ‘m ook voor kruisingen, om in een ander schaap meer vlees te krijgen.”
Maar je ziet toch wel meer leuke schapenrassen? Met donkere maskers en zo’n schattig pruikje op... of die zwarte, met dat witte voorhoofd? Bos, met een misprijzend lachje: “Oh ja, zwartbles. Die hebben wij ook een paar jaar gehad. Maar nee, dat is mijn schaap niet.”

Met weemoed denkt hij terug aan zijn Texelaar-ooi van vóór de MKZ, die de krant haalde nadat ze was gelauwerd als ‘dagkampioene’. “Een dagkampioen is de kampioen van alle kampioenen. Tja, natuurlijk kun je altijd een kampioen kópen. Maar het mooiste is toch als je ‘m zelf hebt gefokt.”


(Serie De Boer Op, i.o.v. Wegener Media. Bekroond met 'dé Prijs' 2008)

De Boer Op I: de melkveehouder

Graan, groente, vlees en zuivel zijn dagelijkse kost voor stad en land. Toch lijken boer en stedeling langs elkaar heen te leven.
Landbouwer en anti-bureaucraat Hendrik Koekoek poogde in de jaren ’60 een vleugje ‘gezond boerenverstand’ naar politiek Den Haag te brengen. En vanaf 1977 bezong popgroep Normaal in fier Achterhoeks de wereld van plattelandsjongeren. Maar de MKZ–crisis in 2001 leidde weer tot schrijnende communicatieproblemen tussen boer en minister.
Momenteel zijn boeren ‘hot’ dankzij het KRO-programma Boer Zoekt Vrouw. Alleen ligt daar weer het accent op liefdesrelaties. Tijd dus voor een serie over de boer als vakman.


NOORDEINDE – Nieuw leven op de boerderij van Jan Willem Schoonhoven! Zojuist is er een kalfje geboren. Jan Willem en zoon Bart (10) hebben samen de bevalling in goede banen geleid. De jonge moeder staart nog wat beduusd voor zich uit. Haar hoogdrachtige buurvrouw echter ontpopt zich als een soort tante en begint de baby hartelijk te besnuffelen. Het zwartbonte Holsteinertje gaat Julius heten.

Hoe lang mag Julius nou bij zijn moeder blijven..? “Zo’n halfuurtje,” zegt Jan Willem. “Ja, dat klinkt hard. Maar hoe langer je ze bij elkaar laat, hoe meer ze gehecht raken. En dan levert het afscheid extra stress op.”
Wel krijgt Julias drie dagen de eigen moedermelk, die dan nog biest heet. Die drinkt hij uit een zogeheten speenemmer, vergelijkbaar met een tuitbeker voor mensenbaby’s.
Bij vleeskoeien gaat het overigens anders: die houden hun kalfje bij zich en geven een halfjaar lang alleen melk voor dat kalfje. “Vleeskoeien hebben ook een ander postuur: breder van voren, met dikkere billen,” legt Jan Willem uit. “Melkkoeien zijn smaller, en dieper in de ribben.”


De Schoonhovens staan ‘s ochtends om half zeven op. Dan is het melktijd, net als om zes uur avonds. De machine bedient twaalf koeien tegelijk en meet daarbij de melkstroom: per koe zo’n drie à vier liter per minuut, tot pakweg 30 liter per dag.

Hoe persoonlijk is de band tussen rund en mens? “Dat ligt eraan,” zegt Bart. “Als kalfje laat ie zich knuffelen en zo. Later worden ze minder aanhankelijk...” Jan Willem: “Maar ze kennen je nog wel!” Sommige kalfjes worden zelfs zó mak en speels, dat ze tijdens de fokveekeuring de kinderen ondersteboven lopen, vertelt hij lachend.

Helaas, ook een koeienleven is eindig. Dan wacht het slachthuis. En jazeker, dat is weleens moeilijk. “Vooral als je met zo’n koe als kalfje veel hebt gespeeld,” zegt Bart. Hoewel merkbaar betrokken bij het bedrijf, ambieert hij toch een carrière als voetballer. De ‘troonsopvolging’ laat hij aan broer Rick (15) over.

“Redelijk realistisch, niet geflatteerd” noemt Jan Willem de tv-serie Boer zoekt vrouw. “Maar het zijn natuurlijk telkens korte stukjes die je ziet. Mensen uit de Randstad denken misschien: oh kijk, dát is dus een boer! Nou, zo simpel is het niet. Elke boer is anders én werkt anders. Dat is juist het mooie van dit vak.”

Hij heeft moeite met het media-beeld van 'de' rundveehouder: koeien zouden slecht zijn voor het milieu en boeren weer slecht voor hun koeien, want die mogen zelden in de wei.
"Ten eerste proberen we zo milieuvriendelijk mogelijk te werken. Ten tweede hebben koeien het in de stal niet slechter dan buiten. Je ziet zelf: ze hebben ruime ligboxen. Natuurlijk is de wei ook goed voor ze, maar daar heb je weer schommelingen in het voeraanbod. Verder heeft een koe het liefst een temperatuur tussen de 0 en 15 graden. Dus als het ’s zomers warm is, kunnen ze beter op stal zijn. Daar is geen brandende zon, maar vaak wel een ventilator.”

De Schoonhovens houden nu zo’n 70 runderen van het ras Holstein Frisian. En daar komt een forse administratie bij kijken. “Je bent ondernemer, dus je moet alles op orde hebben,” zegt Jan Willem. “Het boerenbedrijf krijgt met zóveel regels te maken, dat het voor hobbyboeren allang niet meer de moeite loont om een paar koeien te houden.”

(serie 'De Boer Op' i.o.v. Wegener Media, 2008; bekroond met 'dé Prijs')

vrijdag 4 september 2009

"Moederen met autisme"

Hoe voelt het om als moeder en kind allebei een autistische stoornis te hebben? Welke problemen kom je tegen en wat doe je dan? In ‘Moederen met autisme’ beschrijft Sigrid Landman (pseudoniem) haar persoonlijke ervaringen. Het boek is o.a.verkrijgbaar via de uitgever, zie Schrijverij Mooi Mens.


Dolblij zijn Sigrid en haar man met de geboorte van dochtertje Kim. Sigrid wil zielsgraag de volmaakte moeder zijn. Dat betekent: een veilig, voorspelbaar wereldje scheppen, waarbinnen alles tot in de finesses geregeld is.

Maar baby’s laten zich niet regisseren. En praten kunnen ze evenmin. Terwijl mama Sigrid juist altijd moeite heeft gehad met non-verbale communicatie.
“Gebaren of gezichtsuitdrukkingen begrijp ik vaak verkeerd,” legt ze achteraf uit, “Ik hoorde aan Kim’s huiltje ook niet of ze honger had of moe was.”

Sigrid voelt zich hopeloos tekortschieten. Een postnatale depressie, menen hulpverleners. Maar Sigrid’s perfectionisme en schuldgevoelens nemen zulke obsessieve vormen aan, dat ze tijdelijk haar greep op de werkelijkheid verliest. “Mijn Godsvertrouwen heeft me voor het allerergste behoed,” blikt ze terug.

Eenmaal hersteld pakt Sigrid haar werk weer op. Kim gaat naar de kinderopvang. Maar het lieve, gezeglijke meisje dat Kim thuis is, verandert binnen de groep in een angstige peuter met onverklaarbare driftaanvallen. “Volgens mij is dat kind autistisch,” vermoedt een voortvarende peuterjuf.

In de vakliteratuur over autisme herkent Sigrid veel van Kim. Maar ook van de kleine Sigrid: “Die overgevoeligheid voor prikkels: lawaai, licht.. Nóg draag ik altijd een zonnebril, ook bij donker weer. En die sociale onhandigheid, het niet kunnen samenspelen. Ik begreep veel grapjes niet, wist ook niet wat ik wel en niet mocht zeggen. Dus werd ik ontzettend gepest.”

Nadat bij Kim klassiek autisme is vastgesteld, laat ook Sigrid zich onderzoeken. Diagnose: een aan autisme verwante stoornis, het syndroom van Asperger. Net als Kim heeft Sigrid moeite met veranderingen in vaste routines en met sociale contacten. Andere kenmerken: “Ik verdiep me in details die voor anderen bijzaak zijn. En ik heb een fenomenaal geheugen voor bijvoorbeeld telefoonnummers en weersextremen.”

In haar boek ‘Moederen met autisme’ vertelt Sigrid openhartig over de zoektocht naar én het vinden van een harmonisch gezinsleven. “Het Asperger-syndroom wordt vaak te laat herkend. Misschien kan mijn relaas anderen helpen om eerder hulp te vinden.”


Autisme spectrum
‘De’ autist - zoals gespeeld door Dustin Hoffmann in de film ‘Rainman’- bestaat eigenlijk niet. Autisme kent vele varianten en gradaties, vandaar de term ‘autisme spectrum’. De Oostenrijkse kinderarts Hans Asperger beschreef in 1944 een vorm die pas in de jaren ’80 binnen Nederland bekend werd.
Verschil met klassiek autisme is dat ‘Asperger-mensen’ intellectueel vaak goed presteren en een normale taalontwikkeling hebben. Klassiek autisme gaat meestal samen met leerproblemen en een ongewoon taalgebruik. Enkele overeenkomsten: moeite met communicatie, bovenmatige interesse in ‘losse’ details en verhoogde prikkelgevoeligheid.

Zie ook Sigrid Landman op Hyves.


donderdag 3 september 2009

Voettocht als levensmetafoor

“De digitale camera is voor mij een prachtig toepasbare uitvinding. Je klikt makkelijker als je niet aan filmrolletjes gebonden bent, je wordt vrijmoediger. Nu kan ik denken, bij een kuiltje in het zand: ‘Hé, wat een mooi kuiltje, laat ik dat eens fotograferen!’ Dat zou ik vroeger niet hebben gedurfd.”

‘Vleugelstrekkend’ heet de debuutbundel van Joke Bot. In vrije verzen van ultrakorte regels, soms afgewisseld met stukjes vloeiend proza, noteert Joke gedachten en indrukken, opgedaan tijdens haar vele wandeltochten. De teksten zijn geïllustreerd met foto’s, die ze zelf maakte tijdens die tochten langs de zee of in de bergen.

Werk en persoon
Zestien jaar lang werkte Joke Bot als leerkracht; zestien jaar lang werkt ze nu ook alweer in een natuurvoedingswinkel.
“Al heeft mijn werk niet zoveel met dit boekje te maken, hoor. Mensen vragen elkaar vaak: ‘Wat doe je?’, alsof in een beroep iemands hele persoon besloten ligt. Mijn jaren voor de klas zijn een goeie tijd geweest, evenals mijn jaren in de winkel. Maar hoeveel voldoening mijn werk me ook geeft, het dekt natuurlijk nooit de volledige lading van wie ik bén.”

‘Worden wie je bent’, luidt haar motto. Niet te gauw conclusies trekken, maar de ruimte geven en nemen. “Afwachtend en nieuwsgierig, dat is de houding die ik nastreef. Zowel jegens anderen als mezelf.”
Met die gedachte maakte Joke Bot ook haar immense voetreizen.
“In 1993 ben ik naar Santiago de Compostella gelopen. Daar heb ik vier maanden over gedaan. Voor mij was dat een reis van innerlijke verdieping; een ‘onderweg zijn’. De ervaringen die ik daar opdeed: geur, smaak en beelden, liggen opgeslagen in mijn lijf. Ook als dergelijke tochten voor mij onmogelijk worden, zal ik daar nog steeds bij kunnen.”

Loper
Naderhand volgde een wandeling door de Pyreneeën, van de Atlantische Oceaan tot de Middelandse Zee. “Ik ben nu eenmaal een loper, verslaafd aan de bergen en verslaafd aan de zee. Jammer genoeg hebben we in Nederland geen bergen. Wel eilanden, gelukkig. Ik breng zoveel mogelijk vrije tijd op Vlieland door.”

Wat het lopen Joke in essentie heeft opgeleverd, is wat ze noemt “de metafoor achteraf”: lopen als metafoor van het leven. “De tocht naar Santiago was zo’n 3000 kilometer, in stappen van een halve meter. Dat lijkt een onmogelijke opgave. Maar uiteindelijk hoef je alleen maar die ene voet voor de andere te zetten. En vervolgens die andere weer voor de ene. Op die manier kun je toch ongelooflijk ver komen.”

uitgeverij Dilemma

(i.o.v. de Stentor, 2009)

woensdag 2 september 2009

Meer bewondering dan ontroering

Orkest van het Oosten o.l.v. Andrès Orozco-Estrada. M.m.v. Simone Lamsma (viool).


Twee Russen met heimwee: Prokofjev en Rachmaninov. Allebei ontvluchtten ze de cultuurpolitiek van sovjetregering, allebei maakten ze carrière in Amerika. Prokofjev keerde terug en zocht een artistiek modus vivendi met het regime; Rachmaninov bleef, en zijn heimwee met hem.

Een ‘vederlichte Prokovjev’ was ons vandaag aangekondigd. Inderdaad krijgt ’s mans Klassieke Symfonie de sierlijke vaart en veerkracht van een hazewind. Maar tegelijk is er een diepte in de warm-bronzen orkestklank, die associaties met oppervlakkigheid logenstraft.

Nog intenser, en met groots resultaat, wordt de soms excentrieke orkestratie van Rachmaninov’s Symfonische Dansen uitgediept. De eenzame houtblazers, de unisono klaagzang van de strijkers, verwaaide flarden jazz, klokgelui... Een drieluik vol gesublimeerde emotie, als een psychologische film; hier eerbiedig behandeld als een persoonlijk epos van terugblik, herbeleving, nostalgie en majesteitelijke berusting.


Dan het soloconcert van deze avond. De trouwe Zomergastkijker kreeg al een voorproefje, toen Jaap van Zweden haar live aan de Nederlanders voorstelde: Simone Lamsma (1985), buitenslands bewierookt als één van ’s werelds grootste viooltalenten, maar bij ons amper bekend. Al zal ze nu wel gauw tot een BN’er uitgroeien. Een twijfelachtig privilege, maar zelden is de eer zo verdiend. Simone presteert aanmerkelijk meer dan de gemiddelde generatiegenoot binnen deze groep. Het tv-optreden met Ysaÿe beloofde al veel goeds, het populaire Vioolconcert van Mendelssohn lost die belofte gemakkelijk in.

Simone speelt het werk namelijk met net zo’n comfortabele perfectie als Mendelssohn het componeerde. Slank doch stabiel van toon, intelligent en inventief gearticuleerd, met een acrobatische techniek. De flinterdunne en loepzuivere kronkellijnen in de cadens bijvoorbeeld laten je versteld staan.
Ook verderop oogst haar onvermoeibare grip op de materie diepe bewondering. Meer bewondering, overigens, dan ontroering. Want om nou te zeggen: dit treft me recht in het hart – nee, dat niet. Maar dat kan ook aan Mendelssohn liggen.

Recensie i.o.v. de Stentor, 2009