zondag 22 juni 2014

Op zoek naar de groove in de barok



Oude of juist hedendaagse muziek: alleen die twee uitersten bieden het echte blokfluitrepertoire. Erik Bosgraaf (1980) speelt allebei even gretig. Maar een wezenlijk onderscheid maakt hij niet. “Het gaat me niet om oude of nieuwe muziek. Het gaat me om het instrument en wat je ermee kunt.”
Cd-cover door Paul & Menno de Nooijer

Tekst: Margaretha Coornstra


Een regen van pioenrozen, op en boven het zonovergoten asfalt van een snelweg. Deze bijna surrealistische CD-cover typeert Erik Bosgraaf. Bijgestaan door zijn Ensemble Cordevento waagde hij zich aan een eigen blokfluitversie van Vivaldi’s Vier Jaargetijden, die oorspronkelijk als vioolconcerten zijn geschreven. Daarmee handelde Bosgraaf overigens wel in de geest Vivaldi’s eigen tijdgenoten. In de barokperiode nam men regelmatig de vrijheid om stukken van grote meesters aan te passen aan het eigen instrument. Bosgraaf: “Blokfluitisten hebben nu eenmaal niet zo’n enorm repertoire als violisten. En ik merkte dat ik deze soli ook prima op blokfluit kon spelen. Ja, soms was het wel zoeken naar technische oplossingen. Zo heeft de viool meer mogelijkheden voor volumewisselingen dan de blokfluit. Ik heb het meeste met altblokfluit opgenomen, maar af en toe moest ik vanwege de toonsoort kiezen voor een andere fluit.”
De rozen op het asfalt – een creatie van kunstenaarsduo Paul & Menno de Nooijer – omschrijft Bosgraaf als “een modern barokstilleven. Dat past bij mijn zoektocht naar de tijdloosheid van oude muziek.”

Ooit speelde je mee in een rockband. Werkt die invloed nog door?
“Nou, ik herken zelfs duidelijke overeenkomsten tussen de rockwereld en die van de barok. Ten eerste de vrijheid, de ruimte voor improvisatie en eigen inbreng. De harmoniek is vaak erg simpel, met als gevolg dat de muziek niet altijd voldoende serieus is genomen. Maar de barokmuziek komt uit een orale cultuur: datgene wat je op schrift krijgt aangeleverd, is maar een klein deel! Het gaat ook om de persoonlijke invulling van versieringen, en om het eigen geluid van de musicus. Net zoals in de rockmuziek wil ik herkenbaar klinken als Erik."
"Ten tweede spelen ritmische patronen en beweging een belangrijke rol. Ik ben altijd op zoek naar de groove in barokmuziek. In die zin vertoont de barok meer gelijkenis met de rock dan met romantische muziek.”

Als derde kenmerk van de rock scene noemt hij de beeldcultuur: “Bij rockmuzikanten gaat het er voortdurend om hoe je eruitziet, soms tot vervelens toe. Om de tijdloosheid van oude muziek naar voren te halen, koppel ik die aan nieuwe media, bijvoorbeeld video. Met filmmakers probeer ik om clips te maken die bij mijn muziek passen.”

In wezen, zegt Bosgraaf, is hij “niet geïnteresseerd in oude of nieuwe muziek, maar in het instrument en in wat je ermee kunt. De blokfluit is nu eenmaal een buitenbeentje, ‘de luis in de pels’ zoals mijn leraar Walter van Hauwe altijd zei. Iets wat prikkelt. Het is belangrijk dat er een taal voor het instrument wordt gevonden. Natuurlijk kun je je leven lang baroksonates spelen, maar ik vind het interessanter om de grenzen op te zoeken. Als hedendaags componist kun je de blokfluit op twee manieren bekijken. Je kunt bevestiging zoeken van je beeldvorming: de associatie met de schooljuf, het beperkte volume en zo. Maar je kunt ook experimenteren en je verwonderen over wat er allemaal mogelijk is.”

Op 18 mei 2013 verwonderde heel muziekminnend Nederland zich daarover. Toen presenteerde Erik Bosgraaf namelijk zijn blokfluitversie van Pierre Boulez’ Dialogue de l’ombre double uit, die dit jaar op cd zal verschijnen. De bijna 90-jarige Franse maestro componeerde de Dialogue in 1984 voor klarinet en elektronica. De solist gaat als het ware in dialoog met zichzelf én met de klanken uit zes luidsprekers, met elk hun eigen geluidsspoor.
Bosgraaf: “Bij het werken met elektronica kan ook heel veel misgaan. Je wilt natuurlijk niet dat het schitterende akoestische element verloren gaat. Maar Boulez heeft de akoestische houtklank heel subtiel voorzien van een elektronische ‘dubbele schaduw’.”
Na intensief overleg sprak Boulez alle vertrouwen uit in Bosgraafs aanpak. En zo kwam het dat de boomlange Fries in zijn eentje op dat enorme podium stond te fluiten, in de Grote Zaal van het Concertgebouw, terwijl recensenten verwoed naar woorden zochten om deze ervaring van ruimtelijkheid recht te doen.

In december staat hij er weer, ditmaal in het gezelschap van het Radio Filharmonisch Orkest. Met een wereldpremière: een gloednieuw werk van Willem Jeths. “Ik kan er nog niet teveel over zeggen, omdat het nog niet af is. Maar het is natuurlijk heel spannend om de beste orkestrator van Nederland te verbinden aan een stuk voor blokfluit en symfonieorkest…!”

Veelvuldig treedt hij naar naar buiten; niet alleen als pleitbezorger van blokfluit, maar zeker ook van muziekbeoefening in het algemeen. In 2010 was hij te gast in Klokhuis, waar hij door zijn neus blies en een blokfluit met behulp van elektronica als een scheurende rockgitaar liet klinken. Voor de NTR stak hij in mei 2013 een betoog af over de Friese blaascultuur en bezocht hij het harmonieorkest Crescendo in zijn geboorteplaats Drachten: “Die vanzelfsprekendheid, dat muziek gewoon een deel van het leven is… Samen lekker blazen en plezier maken is in feite net zo gewoon als op voetbal gaan!”
 
Sinds 2010 doceer je hoofdvak blokfluit aan hetzelfde Sweelinck Conservatorium in Amsterdam, waar je indertijd bij Walter van Hauwe studeerde. Wat voor leraar ben jij zelf?
“Ik hecht veel waarde aan het ambacht. Een muziekuitvoering is ontzettend eerlijk, want je gaat het echt wel horen als iemand niet goed heeft gestudeerd. Ik beschouw het conservatorium dus als een van de laatste ambachtelijke opleidingen. Je werkt jarenlang aan je techniek, om uiteindelijk de indruk te wekken dat het geen enkele moeite kost. Maar ja, helaas lijkt het soms of het publiek vervolgens ook werkelijk dénkt dat het geen moeite kost. Dat musici een programmaatje downloaden waardoor ze opeens kunnen spelen. Bij wijze van spreken. Want we leven in een tijd waarin het ambacht niet meer zichtbaar is.”
Hoe komt dat? Speelt de digitalisering een rol? De mogelijkheid om klanken en beelden binnen enkele seconden te perfectioneren?
“Nou, volgens mij hangt het ook samen met het muziekonderwijs in Nederland, dat van een abominabel niveau is. Op de basisschool wordt amper meer gezongen. Gemeenten zetten de subsidie van muziekscholen stop: kijk naar Den Haag, kijk naar Leeuwarden. En toch kost een muziekschool in verhouding maar zó ontzettend weinig…! Maar Cambuur floreert nog steeds, want voetbal krijgt wél subsidie. Terwijl het concertpubliek volgens mij minder gevaarlijk is dan de voetbalhooligans, haha.”

Maar het gros van de burgers wil toch liever voetbal dan klassieke muziek?
“Ja, en hoe komt dat? Doordat ze op school nooit intensief met die muziek in aanraking zijn gekomen. Zie Halbe Zijlstra, die zichzelf geschikt achtte om in de cultuur te snijden, omdat hij daar toch geen verstand van had en daardoor objectief zou zijn. Tja, je kunt inderdaad makkelijk iets weggooien wat jou persoonlijk nooit beroerd heeft. Maar in Frankrijk en Duitsland zou je daar niet mee wegkomen. Daar is veel meer waardering voor kunst. Ik vind het misdadig dat politici veel kinderen de mogelijkheid ontnemen om muzieklessen te volgen! Zelf kom ik namelijk ook niet uit een rijk gezin. En ik moet er niet aan denken wat ik allemaal níet had kunnen doen, als de muzieklessen voor mijn ouders te duur waren geweest.”
© Margaretha Coornstra i.o.v. Luister, april 2014