HÄNDEL-MENDELSSOHN
‘Israel in Ägypten’
The King’s Consort & solisten o.l.v. Robert King
Vivat 111 • DDD- 83’ (2CD)
Waardering: 9
‘Israel in Ägypten’
The King’s Consort & solisten o.l.v. Robert King
Vivat 111 • DDD- 83’ (2CD)
Waardering: 9
Dat Felix Mendelssohn de Matthäus Passion opdiepte en
afstofte, is genoegzaam bekend. Maar hij bestudeerde en arrangeerde in 1833 ook
Händels oratorium ‘Israel in Egypt’. Dirigent Robert King heeft nu op zijn
beurt die noeste arbeid van Mendelssohn gereconstrueerd.
Ondanks de toegevoegde 19de eeuwse elementen benaderde de jonge Mendelssohn Händels partituur met gepaste schroom en zocht serieus naar de oorspronkelijke intenties. Musicoloog R. Larry Todd bestempelt hem in de liner notes zelfs als ‘een van de eerste exponenten van de zogeheten historische uitvoeringspraktijk’.
Nu waren Händel en Mendelssohn allebei gezegend met veel zin voor dramatische expressie. En deze bundeling van beider krachten levert een gepolijste, bijna filmische klankschildering op. De ouverture is natuurlijk onmiskenbaar Mendelssohn en zal menige fan in verrukking brengen. Maar ook verder munt The King’s Consort uit in homogeniteit en produceert de gave, geoliede klanken die je bij Mendelsohn verwacht. Koor en orkest vormen een steeds hechte, wendbare eenheid. Alerte frasering, eloquente dynamiek: het is er allemaal.
De Duitse teksten storen daarbij allerminst. Prachtig is het geladen pianissimo van het koor in ‘Er sandte dicke Finternis’ (één van de plagen over Egypte) en de spanningsopbouw in ‘Das hören die Völker’. Ook de solisten zijn klasse, getuige het duet van Lydia Teusscher & Julia Doyle: ‘Der Herr ist mein Heil’ of de Aafje Heynis-achtige glans over de alt van Hilary Summers in ‘Bringe sie hinein’. Alles bijeen een aanrader, zelfs voor wie geen uitgesproken Mendelssohn-adept is.
Margaretha CoornstraOndanks de toegevoegde 19de eeuwse elementen benaderde de jonge Mendelssohn Händels partituur met gepaste schroom en zocht serieus naar de oorspronkelijke intenties. Musicoloog R. Larry Todd bestempelt hem in de liner notes zelfs als ‘een van de eerste exponenten van de zogeheten historische uitvoeringspraktijk’.
Nu waren Händel en Mendelssohn allebei gezegend met veel zin voor dramatische expressie. En deze bundeling van beider krachten levert een gepolijste, bijna filmische klankschildering op. De ouverture is natuurlijk onmiskenbaar Mendelssohn en zal menige fan in verrukking brengen. Maar ook verder munt The King’s Consort uit in homogeniteit en produceert de gave, geoliede klanken die je bij Mendelsohn verwacht. Koor en orkest vormen een steeds hechte, wendbare eenheid. Alerte frasering, eloquente dynamiek: het is er allemaal.
De Duitse teksten storen daarbij allerminst. Prachtig is het geladen pianissimo van het koor in ‘Er sandte dicke Finternis’ (één van de plagen over Egypte) en de spanningsopbouw in ‘Das hören die Völker’. Ook de solisten zijn klasse, getuige het duet van Lydia Teusscher & Julia Doyle: ‘Der Herr ist mein Heil’ of de Aafje Heynis-achtige glans over de alt van Hilary Summers in ‘Bringe sie hinein’. Alles bijeen een aanrader, zelfs voor wie geen uitgesproken Mendelssohn-adept is.
(Luister 715, mei 2016)