zondag 7 juni 2015

Ronald Brautigam: “Pianistiek is niet meer dan een middel”

2014 was een kroonjaar voor Ronald Brautigam. Op 1 oktober 2014 werd hij zestig en dat werd het hele jaar door gevierd met een reeks concerten in den lande. Maar ja, zestig is het nieuwe veertig. En dus heeft Brautigam onvermoeibaar het ene grootschalige cd-project naast het andere lopen en toert hij intussen ook nog de gehele planeet rond als concertpianist.

Natuurlijk waren ze van de partij: dirigent Michael Willens en Die Kölner Akademie. Op zondagochtend 7 december kwamen ze in het Concertgebouw bijeen, ter ere van de zestigste verjaardag van ‘The King of the fortepiano’, zoals Ronald Brautigam in The Times werd genoemd. Het feestje werd helemaal in C groot gevierd, met Beethovens Eerste Symfonie én zijn Eerste Pianoconcert. Als sluitstuk overigens van een serie met de andere vier Beethoven-pianoconcerten, door de jarige zelf uitgevoerd met verschillende orkesten.

Gelijkwaardig  
“In de loop van zijn carrière heeft Beethoven de hiërarchie van instrumenten doorbroken,” zegt Ronald Brautigam. “Bij hem ben je als pianist niet langer meer ‘de solist’, maar worden musici gelijkwaardige partners, die elkaar de bal toewerpen. Dat zie je in zijn vioolsonates en pianotrio’s, maar ik ervaar het ook als ik zijn pianoconcerten speel. Ergens blijft het kamermuziek: je musiceert sámen.”

Sinds 2010 verschijnt er bij het Zweedse label BIS telkens een deel van Mozarts 27 pianoconcerten, opgenomen met diezelfde Kölner Akademie. De onmiskenbare klik tussen Ronald Brautigam en dirigent Michael Willens levert bij internetreviews veelvuldig vijf sterren op. Maar ook de toonaangevende fortepianobouwer Paul McNulty heeft een onmisbaar aandeel in de klank. Amerikaans van origine en jarenlang gevestigd in Amsterdam, heeft McNulty zijn bedrijf inmiddels in Tsjechië voortgezet, omdat in het Boheemse Woud de meest geschikte houtsoort groeit. Brautigam: “Ik ben begonnen met mijn eigen instrument mee te nemen. Later zijn we ook andere fortepiano’s gaan gebruiken, liefst replica’s naar Mozarts favoriete bouwer, Anton Walter.”
Opmerkelijk detail: de vormgeving van deze cd-serie belicht het ambacht van de instrumentenbouwer. Elke cover toont een fase uit de ontstaansgeschiedenis van een fortepiano. Deel 1 gunt ons een blik in het bos, waar het benodigde bomen groeien. Deel 2 toon een houthakker die met zijn bijl een dikke stam klieft. Enzovoort. Bij deel 8 (met de pianoconcerten 15 en 16) zijn we beland bij het polijsten van de ‘rim’, de ronding van de vleugelvormige klankkast.

Foto Marco Borggreve

Mozart
Twintig jaar zit Brautigam nu bij BIS en hij heeft daar al meer dan vijftig opnamen op zijn naam staan. Zijn Mozartsonates (1997), gespeeld op een replica van een Walter-fortepiano uit 1795, deden wel enig stof opwaaien. Maar al deinsde een enkeling terug voor het als ‘agressief’ ervaren tempo, blijde verrassing voerde toch de boventoon. Een willekeurig citaat van internet: “Ik vond Mozarts pianosonates altijd lijzig en niet van hetzelfde kaliber als veel van zijn andere composities. Maar door deze box ben ik van gedachten veranderd…”
Brautigam: “Ik ben inderdaad begonnen met een vrij snelle, vlotte Mozart. In die periode wilde ik ook breken met het verleden, dat wil zeggen: met Mozart op moderne vleugels. Ik had net die fortepiano ontdekt en dat vond ik toch wel een echte ‘ear-opener’. Ik werd eerst helemaal in beslag genomen door de vraag wat zo’n instrument zoal te bieden had: wat kan ik ermee, hoe hard en hoe zacht kun je spelen? En in de opnamen van de Mozartsonates wilde ik graag laten horen dat Mozarts muziek niet alleen maar verfijnd en aristocratisch is, maar dat er ook een man van vlees en bloed achter zat.”

Pas nog sprak ik een Hannes Minnaar, die meende dat met name Beethoven juist graag op een moderne vleugel zou hebben gespeeld…
“O ja, Beethoven zou zéker graag op een moderne vleugel hebben gespeeld! Maar hij zou er nu ook heel anders voor hebben gecomponeerd. Hij wilde altijd meer dan er eigenlijk voorhanden was. Ik denk dat hij in onze tijd ook naar keyboards zou kijken. Beethoven was enorm gulzig, in die zin dat hij altijd grenzen van de techniek wilde verleggen.”


Van al uw leraren duikt de beroemde Beethoven-vertolker Rudolf Serkin (1903-1991) steevast op in uw biografische gegevens. Zijn naam prijkt in vette letters op de homepage van uw website. Daaruit maak ik op dat hij erg belangrijk is geweest…?
“Ik heb niet eens zo lang les bij hem gehad. Maar wel heel intensief en met een lange nawerking. Hier in mijn kamer heb ik een cassette van hem staan, met zijn foto erop. Hij kijkt nu wat misprijzend in mijn richting, haha, dat is wel een mooie stok achter de deur… Ja, in feite heeft Serkin mij ook op het spoor van de historische instrumenten gezet. En dat terwijl hij daar zelf niet eens mee bezig was. Maar hij bestudeerde bijvoorbeeld wel het handschrift van de componist, in de hoop dat hij daar nog informatie uit kon halen. Ik kwam een keer op les in de periode dat hij de Tweede Cellosonate van Brahms aan het instuderen was, voor een opname met Rostropovitsj. Hij hoorde me niet eens binnenkomen, zo verdiept zat hij in die partituur te staren…
Een uitspraak van hem die veel indruk op me maakte was: ‘Wanneer je als musicus doet wat het publiek wil, dan ben je een entertainer. Wanneer je doet wat de componist wil, dan ben je een artiest’. Serkin benaderde zijn repertoire op een musicologische manier.”

 Op de website van de Musikhochschule Basel staat u genoemd als ‘professor of modern piano’.

“Ja, al staan er ook nog twee fortepiano’s in mijn kamer, hoor! En studenten die geïnteresseerd zijn, krijgen daar af en toe ook een klap van mee…. Kijk, als je van een fortepiano eenmaal weet hoe het voelt en hoe het klinkt, dan ga je daarna ook anders met een grote vleugel om. Veel bewuster, vooral wat de dynamiek betreft. Dan sta je er vanzelf weer bij stil dat men in het begin van de negentiende eeuw een volume als van zo’n moderne concertvleugel helemaal niet kende. Het hardste geluid wat mensen qua muziek hoorden was misschien een kerkorgel met alle registers open.”

Wat voor leraar bent u zelf eigenlijk?
“Ik ben geduldig maar veeleisend, haha! Ik schreeuw niet, ik stampvoet niet, maar ik zit wel doorlopend te zeuren hoe het nóg beter kan. En dat probeer ik altijd positief te brengen, want volgens mij schiet je daar als student het meeste mee op. Wanneer je na afloop de leskamer uitwandelt, wil je toch het gevoel hebben dat er weer iets zinvols is gebeurd. Het is tenslotte een zwaar beroep. Als musicus moet je op z’n minst in jezelf geloven, het is al moeilijk genoeg om vervolgens ánderen in jou te laten geloven. Daarom probeer ik mijn studenten vooral zelfvertrouwen mee te geven. 
Ik ben ook zeker niet van die harde Russische school, die mensen aflevert die feilloos pianospelen en het ene concours na het andere winnen... Bij mij staat de ontroering voorop, daar gaat het om! Die pianistiek is uiteindelijk niet meer dan een middel. Het woord ‘instrument’ zegt het al. Of je nu een zwart of op een bruin instrument bespeelt, een moderne piano of een fortepiano; uiteindelijk bestaat dat instrument ook maar uit hout met een beetje metaal. Ja, ik weet het: in de pers wordt graag en veel onderscheid gemaakt tussen piano en fortepiano. Maar ik zelf – ach, ik maak muziek.”
 Tekst: Margaretha Coornstra (i.o.v. Luister, mei 2015)



W.A. Mozart: Pianoconcert nrs. 15 & 16 en Rondo in D KV382. Ronald Brautigam (fortepiano) & Die Kölner Academie o.l.v. Michael Alexander Willens. BIS-2064 SACD