zondag 1 juni 2014

Warmbloedig spel van Trio Brancusi



George Enescu

KLASSIEKE MUZIEK

New Masters On Tour:
Trio Brancusi.
Odeon Zwolle,
19 november 2013
4 sterren












door Margaretha Coornstra


Vanaf het balkon in de bonbonnière ontwaar je in het halfduister nog aardig wat rood pluche van onbezette stoelen. Terwijl dit programma toch een breed publiek moet aanspreken: een pianotrio met laatromantisch repertoire, wie wil dat nou níet? En al klinkt de naam George Enescu niet voor iedereen even dichtbij huis, zijn Trio in g (1898) is alleszins toegankelijk. Het weelderig Allegro Molto Vivace bevat voor de pianist bijna hoogdravend passagewerk, waaraan je nog nèt hoort dat hier een 16-jarige componist aan het woord is. Voeg daarbij de metalen galm van deze Steinway en je beseft dat deze drie dames wel voortreffelijk op elkaar ingespeeld moeten zijn om de volumebalans intact te houden. Het Andante boeit vooral door de fascinerende rolverdeling voor piano, viool en cello. 

Net als Enescu zelf zijn pianiste Mara Dobrescu en celliste Laura Buruiana van Roemeense afkomst; violiste Saténik Khourdoïan komt uit Frankrijk. Dobrescu blijkt een betrokken en extravert musicienne, die zich haar verantwoordelijkheid als bindende factor terdege bewust is. Enerzijds zie je de affectschommelingen binnen de muziek steeds weerspiegeld in haar gezicht en lichaamstaal, anderzijds houdt ze beide collega’s zorgzaam in het oog.
Rachmaninov’s Trio Élégiaque nr. 1 wordt warmbloedig voorgedragen, de emotie spat eraf. Toch blijft de totaalklank evenwichtig, ondanks alle bergen en dalen van de dynamiek. In Brahms’ Trio in B opus 8 heeft het Allegro con Brio nog iets onrustigs. Maar het lekker bros gespeelde Scherzo en innige Adagio zijn toonbeelden van overzicht en transparantie. Ook de verfijnde, welhaast poreus aandoende timbres van beide strijkers komen hier optimaal tot klinken. En ja, waarlijk beeldschoon is de toegift waarmee Trio Brancusi de avond besluit: Enescu’s Sérénade Lointaine (1903), een intiem en fijntjes gespeeld kleinood, waarin de Roemeense couleur locale lieflijk oplicht. Klasse.

© Margaretha Coornstra, i.o.v. de Stentor, 21-11-2013
 

Op zomerkamp met AZC-jongeren


“Heb lief de vreemdeling in uw midden,” luidt een belangrijke Bijbelse opdracht. Daarom organiseert Stichting Gave elke zomer kampweken voor AZC-jongeren en hun Nederlandse leeftijdsgenoten.
(Foto Stichting Gave)


door Margaretha Coornstra

HARDERWIJK - “Wees altijd gastvrij voor vreemdelingen… Denk aan de mensen die in de gevangenis zitten, alsof u zelf gevangen was. Denk ook aan de mensen die mishandeld worden,” schreef de apostel Paulus al. Het is maar één van de vele Bijbelfragmenten die de lezer aansporen om vluchtelingen tot steun te zijn.
Stichting Gave geeft daadwerkelijk gehoor aan deze oproep. Zo organiseert ze al vijftien jaar de zogeheten ‘Gave Jongerenkampen’ in Lunteren en Amerongen, waarbij vluchtelingjongeren van alle gezindten én christelijke Nederlandse jongeren samen optrekken. Sport en cultuur zijn daarbij belangrijke bestanddelen; denk bijvoorbeeld aan een zeskamp en aan creatieve workshops. Maar ook Bijbelstudie komt dagelijks aan bod.

‘Gevlucht. Gezien. Geliefd” luidt de slogan onder het Gave-logo.
“Ja, wij willen zorgen dat de vluchtelingjongeren zich gezien voelen,” licht Marije van den Berg van Stichting Gave toe. “Want vluchtelingen voelen zich meestal juist níet gezien in Nederland. Dat is ook begrijpelijk: bij aankomst zijn ze al streng gecontroleerd door de IND op hun betrouwbaarheid. En vervolgens liggen de AZC’s vaak nogal achteraf, in een buitengebied, waardoor de bewoners geïsoleerd zijn van de maatschappij.”
De dieper liggende bedoeling is om de ontheemde jongeren Gods liefde te laten ervaren, voegt Van den Berg eraan toe. Dat hoeft niet altijd even expliciet: “Het feit alleen al dat we deze kampen organiseren, ervaren veel jongeren als een blijk van gastvrijheid, van naastenliefde. Echt, veel AZC-jongeren zijn verbaasd dat Nederlandse jongeren met hen op kamp willen!”
En toch is juist dit een belangrijke bijdrage aan de inburgering: “Als AZC-jongere beneden de achttien jaar ga je weliswaar naar de ISK (Internationale SchakelKlas, MC) waar je Nederlands leert, maar in die klas zitten alleen andere vluchtelingjongeren. Je hebt dus geen contact met Nederlandse leeftijdsgenoten.”

De groepen worden verdeeld over twee leeftijdscategorieën: van 13-16 jaar en van 17-23 jaar. In de loop der jaren heeft Gave jongeren van uiteenlopende nationaliteiten mogen verwelkomen: uit Armenië, Afghanistan, Afrikaanse landen en het Midden-Oosten.  “Veel jongeren komen met een verdrietige trek op hun gezicht naar het kamp, maar je ziet ze veranderen,” lees je in een verslag op de website van Gave. Marije van den Berg: “Vluchtelinggezinnen komen vaak uit een weinig hoopvolle situatie. De kinderen zien het verdriet van hun ouders: zorgen om familie en vrienden die ze moesten achterlaten, heimwee naar hun eigen vertrouwde omgeving, angst om te worden teruggestuurd… We merken ook dat veel jongeren zich ook uit alle macht proberen aan te passen aan hun ouders, om die niet nóg meer verdriet en angst te bezorgen. Juist daarom willen we AZC-jongeren een veilige plek bieden, zodat ze ook eens hun eigen verdriet met anderen kunnen delen.”

Wat is een belangrijk aspect waarmee je als vrijwilliger rekening moet houden?  

”De cultuurverschillen,” reageert Van den Berg prompt. “Daar moet je je als leider goed op voorbereiden. Zo hebben mannen in de meeste niet-westerse culturen meer gezag. Voor een Afghaanse of Armeense jongen van dertien kan het dus best lastig zijn om een vrouwelijke groepsleider te hebben. Vandaar dat we de leiders daarin goed coachen en ook altijd op de samenstelling van de teams letten.”
Van Nederlandse kampdeelnemers wordt verwacht dat ze christelijk zijn. Nu blijkt ‘christelijk’ bij Gave een ruim begrip. Van doopsgezind tot gereformeerd vrijgemaakt, van rooms-katholiek tot hersteld hervormd − het aanmeldingsformulier noemt alle mogelijke opties.
Heeft de dagelijkse Bijbelstudie nooit tot vervelende discussies geleid? “Nee hoor. Alle deelnemers weten van tevoren dat ze deelnemen aan een christelijk kamp. Dat communiceren we vooraf heel duidelijk.” Omgekeerd wil Gave ook andersdenkenden tegemoetkomen in hún levensbeschouwing: “Zo houden we bij de maaltijden bijvoorbeeld wel rekening met moslimjongeren die halal eten.”

Voor Nederlandse jongeren zijn de kampen ook waardevol, benadrukt Marije van den Berg. “Want als vijftienjarige word je heel erg beïnvloed door de opinies binnen jouw maatschappij van herkomst. Je cultuur zit zó verweven in je dagelijkse gedrag, dat je je niet eens meer realiseert dat het nog cultuur ís. Zoals ‘ja’ zeggen op een vraag. Bij ons betekent dat instemming. Maar in veel culturen antwoord je ‘ja’ als blijk van respect, van hartelijkheid ook: ‘Ja, ik heb je gehoord’ of ‘Ja, ik vind het fijn dat je me uitnodigt, ook al ben ik niet van plan om te komen.’ Het blijkt soms best moeilijk om je daarin in te leven. En tijdens zo’n jongerenkamp  leer je zo ook buiten je eigen culturele kaders te denken. Dat ervaren de Nederlandse jongeren als interessant en verrijkend.”

Meer informatie: http://www.gave.nl/jongerenkampen

© Margaretha Coornstra i.o.v. de Stentor, 16 mei 2014