vrijdag 14 oktober 2011

Van Hong Kong naar Vlaanderen

Na een reeks vaste aanstellingen in Australië, de Verenigde Staten en Hong Kong gaat Edo de Waart weer een verbintenis aan in West-Europa. Per september 2011 volgt hij  Jaap van Zweden op als chef-dirigent van deFilharmonie in Antwerpen. Sinds enkele maanden resideert hij weer vlakbij zijn geboorteland, waar orkesten het financieel zwaar te verduren krijgen.
De maestro ziet het knarsetandend aan.



Tekst: Margaretha Coornstra

In kloek marstempo rukken de ‘Soldaten van Oranje’ op tegen het meedogenloos cultuurbeleid van Neêrlands nieuwste kabinet. Ook Edo de Waart en ‘zijn’ Hong Kong Philharmonic Orchestra sloten zich aan bij de internationale orkestenparade, die met de verzetsmars van Rogier van Otterloo steun betuigt aan de Nederlandse collega’s. 
“Esa-Pekka Salonen had als eerste zo’n filmpje gemaakt, met de Philharmonia London. En toen vroeg collega Lawrence Renes of ik dat ook wilde doen.”
De Waart zei prompt ja, want de maatregelen van staatssecretaris Halbe Zijlstra zitten hem hoog. “De kilheid en het gebrek aan inzicht waarmee die man te werk gaat. Het is alsof je míj een harttransplantatie laat uitvoeren: ik zie desnoods kans om het ene hart eruit te snijden, maar vervolgens weet ik echt niet hoe ik het andere hart erin moet zetten en de boel weer aansluiten.”

Blèrende reclames
Met Salonen voorziet hij dramatische gevolgen op internationaal niveau. “Het is voor kunstenaars over de hele wereld belangrijk wat hier gebeurt. Dat juist Nederland, dat qua cultuurbeleid steeds een voorbeeld is geweest, daar nu zo genadeloos in gaat snijden. Wij hebben zo’n rijke historie in de uitvoerende kunst: het Concertgebouworkest, ASKO|Schönberg, het Nederlands Blazers Ensemble, noem maar op. En wat krijg je straks? Dat ze in Hong Kong denken: ‘Aha, dan kan het bij ons ook wel wat minder.’ Maar als je zoveel geld weghaalt, heeft dat hetzelfde effect als toen de sport van amateurs overging naar profs: overal van die blèrende reclames, om maar publiek te werven! En het repertoire moet natuurlijk weer volgens de grootste gemene deler. Begrijp me goed, ik vind Beethoven en Brahms fantastische componisten. Maar er moet ook ruimte blijven voor nieuwe dingen.”

Tijdens het videostatement oogt Edo de Waart vermoeid waar hij boude termen als ‘stupide’ en ‘idioot’ laat vallen. “Ja, ik word er moe van dat je als kunstenaar steeds opnieuw een betoog moet houden om je  bestaansrecht te verdedigen. Wij zijn geen politici, daarvoor zijn we niet opgeleid! Wij bewijzen onszelf met wat we op dat podium neerzetten! Vraag eens aan Vincent van Gogh waarvoor het nodig was om zoveel schilderijen te  maken. Die kon dat ook niet uitleggen, die gehoorzaamde aan een diep besef dat het zo móest. En dan worden de Haagse beleidsmakers nog elke vier jaar afgelost, maar wij kunstenaars blijven intussen keihard doorwerken.” Bitter: “En altijd weer bezuinigen ze op juist die dingen die het verschil uitmaken tussen ons en de apen. De kunst, de zorg en het onderwijs.”

Mozaïek
Gelukkig zijn er ook positieve ontwikkelingen. Edo de Waart begint straks aan een nieuwe episode in zijn leven, als chef-dirigent van deFilharmonie in Antwerpen. Was zijn reputatie als ‘orkestbouwer’ een reden om juist hem te benaderen?
“Nou, ze zochten iemand die langere tijd achtereen wil blijven. Want deFilharmonie heeft nog nooit een chef-dirigent gehad die langer dan acht weken per jaar aanwezig is. En het is een orkest met musici uit de hele wereld. Daarvoor heb je een dirigent nodig die dat mozaïek bijeen kan brengen. Jaap van Zweden heeft er al hard aan gewerkt. Maar eigenlijk moet je een paar jaar in de buurt blijven om er wat lijn in te brengen. En ik had in 2008 al heel prettig met deFilharmonie gewerkt, aan een programma met Strawinsky en John Adams. Een mooie basis om samen verder te gaan.”

Nu heeft De Waart wereldwijd al menig ‘mozaïek’ bijeengepuzzeld en is vertrouwd met karakteristieken van musici uit alle windstreken. Zo zijn Australiërs vooral blazers en Chinezen echte strijkers, schetst hij vluchtig. “Met name de viool, dat is gewoon helemaal hun ding. Sowieso staan Aziaten overal vooraan door hun enorme werklust. In Hong Kong zie je dat ze hun kleine kinderen al meenemen naar concerten; die zitten dan braaf een hele Brucknersymfonie uit. Er zijn ook ontzettend veel goeie muzikanten in China, alleen ligt de nadruk daar op een solocarrière en niet op orkestspel. Dat zie je ook terug bij het publiek. In Hong Kong is de concertzaal meestal voor 80 procent vol. Maar komt Yo-Yo Ma of een andere beroemde solist, dan  zit ie voor 110 procent vol.”
Lachend: “Nou heb ik van jongsaf les gehad van mensen die zelf in het Concertgebouworkest speelden: Haakon Stotijn, Tom de Klerk, Jaap Spaanderman... Dus de discipline van het samenspel is er bij mij echt ingerámd, haha! Als dirigent grijp ik altijd weer terug op die basis. En ik werk hard met zo’n orkest, maar mijn aanpak is vrij rustig, ik schreeuw niet of zo. We gaan samen aan de slag en och, dan komt het wel goed.”

‘Berliner’
Europese musici hebben de naam sterk aan interpretatie te hechten, terwijl in Amerika de techniek bovenaan staat. Hoe ervaart hij dat als dirigent?
“In alle Angelsaksische gebieden - dus ook in Engeland! - letten ze inderdaad scherp op techniek. Wie afstudeert aan grote conservatoria als het Juilliard of het Curtis, wordt verondersteld gewoon alles te kunnen spelen. Wij West-Europeanen kijken wat meer áchter de noten en hebben technisch meer tijd nodig. In West-Europa repeteer je normaliter vijf à zes keer; in Engeland en Amerika gaat het sneller met drie, hooguit vier repetities. Het eindresultaat is overigens niet altijd beter. Maar het klinkt allemaal wel wat ‘schoner’, doordat het motortje soepeler loopt.”
Er schiet hem een anecdote te binnen die dit accentverschil illustreert: “Ik werkte met de Berliner Philharmoniker aan de Eerste Symfonie van Elgar. De repetities verliepen tamelijk moeizaam, want die Berliner keken eigenlijk een beetje op het stuk neer. Zo van:’t is Engels, geen Beethoven of Mahler, dus veel kan ’t niet wezen. Uiteindelijk rolde er echt wel een mooie uitvoering uit. Alleen voor een plaatopname zou die catastrofaal zijn geweest, daarvoor werd er technisch te veel onder de mat geveegd. Na afloop kwamen enkele orkestleden mij bedanken: “Wat een práchtig stuk..!” Toen dacht ik: tja, had dat maar liever meteen bedacht. Maar nu praat ik over twintig jaar geleden, hoor. Inmiddels is het een heel ander orkest geworden.”

Jetlags
Lang hoefde hij niet lang na te denken over het aanbod van deFilharmonie. “In Hong Kong had ik een contract voor tien jaar, maar daarvan hebben we in goed overleg acht jaar gemaakt. Ik heb daar altijd met veel plezier gewerkt en ik laat een prima orkest achter, dat veel meer zelfvertrouwen heeft dan toen ik kwam. Maar ja, ik ben nu zeventig en al die vliegreizen en jetlags beginnen me op te breken. Bovendien wil ik meer tijd doorbrengen met mijn gezin. Ik heb een fantastische vrouw (mezzosopraan Rebecca Dopp, MC) en fantastische kinderen. De jongste twee zijn nu 10 en 8 jaar. Ik wil van ze genieten zolang het me gegeven is. Zij hebben mij nodig en ik heb hen nodig.”

Tien weken per jaar blijft Edo de Waart nog werkzaam in Milwaukee, waar hij in 2009 aantrad als chef-dirigent. Maar hij is wel verhuisd naar Vlaanderen. Als geboren Amsterdammer voelt hij zich daar trouwens prima thuis.
“Antwerpen is een relaxt Amsterdam. Kleurrijk en cosmopolitisch, maar nét iets rustiger. Ik zit nu ook weer vlakbij Nederland, waar mijn oudste dochter woont. En zelf wonen we even buiten Antwerpen, heel landelijk, je hoort de vogeltjes zingen... Kijk, dat zijn toch mooie dingen in het leven.”


© Margaretha Coornstra, i.o.v. Luister,  september 2011

woensdag 12 oktober 2011

Synagoge eert priester-beeldhouwer Thomas Rodr

Op 6 juni overleed de Tsjechische priester-beeldhouwer Thomas Rodr. Vanaf 17 september is zijn werk te zien in het museum  te Kampen, de woonplaats van zijn hartsvriendin en ‘personal assistant’ Ank Swierstra.

door Margaretha Coornstra

Het was een bijzonder moment voor de Kamper verpleegkundige Ank Swierstra, toen ze in 1968 haar allereerste kunstaankoop deed: een abstracte lasconstructie van ene Thomas Rodr. De naam zei haar niets, zijn werk des te meer.
Vijf jaar later ontmoette ze Rodr zelf op
kasteel Zwaluwenburg bij Elburg, waar hij exposeerde; een vriendelijke, wat onhandige man, die het moeilijk vond om zijn werk te promoten. De Tsjechische priester-balling op zijn beurt zag in de welbespraakte Ank een pr-talent en vroeg haar onomwonden om hulp. Ank schrok: “Maar ik ben verpleegkundige! Kunt u niet een beroepskracht inhuren?” Waarop Rodr eerlijk antwoordde: “Tja, maar zo’n beroepskracht moet ik betálen...”

Nu, bijna veertig jaar later, lacht ze er opnieuw om:  “Hij ging er al vanuit dat ík het wel pro Deo zou doen!” En dat deed ze. Behalve Rodr’s naaste medewerker was Ank Swierstra vanaf 1973 zijn beste kameraad en geestverwant. “Mijn rol was vaak beschermend, want Thomas was een kwetsbare man die niets begreep van public relations.  Maar als ik tijdens mijn werk in het ziekenhuis heftige dingen meemaakte, kon ik omgekeerd ook altijd rekenen op zijn steun.”

Makkelijk was het pr-werk niet. “Mensen verkijken zich op de glamour van vernissages en media-aandacht. Het was vooral sjouwen met zware beelden. Ik weeg zelf 51 kilo en moest ooit een Zittende Vrouw van 65 kilo meezeulen. Toen riep ik: ‘Dit wordt te gek, dat mens weegt meer dan ik!’”

Dat Rodr als priester en kloosterling zo graag wilde verkopen, doet paradoxaal aan. Toch sprak daaruit  juist zijn trouw aan de Augustijnen, licht Swierstra toe: “Hij wilde jaarlijks een bijdrage leveren aan het klooster, en voelde zich ongelukkig als die voor zijn gevoel te gering was.”
Het geloof betekende veel voor hem, weet ze. “Scherpe kritiek op het katholicisme maakte hem verdrietig.  En hij was sterk gericht op Maria, misschien ook doordat hij als zesjarig jongetje zijn moeder verloor.”

Maar al had Rodr zijn kerk innig lief, hij volgde haar leiders niet blindelings. Via de bronzen Papafoon deelde hij een plaagstootje uit aan de zingende paus Johannes Paulus II. En met Het Laatste Oordeel hekelde hij de verdachtmakingen in 1993 van de Rotterdamse bisschop Bär.
Rodr’s liefste wens, om na zijn dood de beeldencollectie onder te brengen bij de Augustijner orde, bleek moeilijk uitvoerbaar.  Wel schonk hij in 2002 een groot aantal werken aan het Catharijne Convent in Utrecht, waar zijn markante crucifix permanent te zien is.

In 1927 geboren in het dorpje Slovec in Bohemen, wist Thomas Rodr zich als 18-jarige geroepen tot het priesterschap. In de Tweede Wereldoorlog dwong het oprukkende Rode Leger hem tot de vlucht naar Nederland. In 1947 voegde Rodr zich bij de Augustijnen te Eindhoven.  Het was de provinciaal (bestuurder) van de Augustijnen die zijn artistieke aanleg zag en hem stimuleerde naar de kunstacademie in Maastricht te gaan.

Synagoge Kampen, 17 sept. t/m 19 okt. 

© Margaretha Coornstra, i.o.v. de Stentor