vrijdag 30 april 2010

Recht op je eigen ruimte

Jordi is gek. Oké, niet echt onaardig, maar wel gek, vertelt de elfjarige Lara.  Hoezo gek? Nou ja, gewoon - iedereen is het erover eens dat ie gek is. Ondanks herhaalde waarschuwingen gaat ie telkens voetballen in het klaslokaal en trapt daarbij de bal zó hard omhoog dat er een paneel uit het gloednieuwe systeemplafond losschiet. Buiten heeft ie de brievenbus al gemold. Hij huilt ook om het minste geringste; als ie in de kring een keertje niet naast de juf mag zitten, begint ie te al te janken. En hij zit de hele dag te beatboxen, ook tijdens momenten dat er stil gewerkt wordt. Al worden de andere kinderen nóg zo kwaad, hij kan er niet mee stoppen. Ja, dat is eigenlijk wel erg sneu, geeft Lara meteen toe. Maar vooral lastig.

WSNS
We hebben het hier over de bovenbouwgroep van een jenaplanschool, een onderwijstype met relatief weinig prestatiedruk. De school trekt nogal wat zij-instromertjes aan die op de vorige school gepest werden of anderszins moeite hadden om hun draai te vinden.
Vaak gaat het dan om kinderen die twintig jaar geleden zouden zijn doorverwezen naar het speciaal onderwijs. Want ja, onder het kindvriendelijke motto "Weer Samen Naar School" (WSNS) heeft de overheid daar sinds de jaren ’90 verandering in gebracht. Het speciale onderwijs moest inkrimpen en reguliere scholen – inclusief hun ‘reguliere’ leerlingen - moesten zich aanpassen aan de ‘speciale’ leerling in plaats van vice versa. Nog steeds horen we van André Rouvoet en Sharon Dijksma dat we probleemgedrag van kinderen niet moeten medicaliseren, maar ons richten op wat ze allemaal wel kunnen.
Let wel, zegt de website van het Ministerie van OCS: “Lichamelijk, zintuiglijk of verstandelijk gehandicapte leerlingen en leerlingen met ernstige gedrags- of psychiatrische stoornissen zijn géén doelgroep van WSNS. Deze leerlingen kunnen naar een school voor speciaal onderwijs of” – en hier komt het – “met een leerlinggebonden financiering (het rugzakje) naar de reguliere basisschool.”

Hoe sympathiek dit moge klinken, op de verborgen agenda stond en staat natuurlijk vooral het financiële voordeel voor de overheid. Maar zowel voor de doelgroep zelf als voor hun 'doorsnee'-groepsgenoten, zijn de voordelen twijfelachtig.
Natuurlijk, de school mag, nee, móet zoveel mogelijk een afspiegeling zijn van de maatschappij. En handicaps maken daar ontegenzeglijk deel van uit. Het is daarom goed, zelfs wenselijk dat kinderen ook binnenschools elkaars beperkingen leren kennen en accepteren. Vakken als muziek, drama, handvaardigheid en gym lenen zich uitstekend voor plenaire lessen waarbij ieders talenten en gevoelige plekken aan het licht komen. Het is ook denkbaar dat sommige kinderen met bijvoorbeeld Down-syndroom prima invoegen binnen een reguliere groep, zeker in de onderbouw.

Tics
Maar ik ken ook andere voorbeelden. Zoals het tafelgroepje dat moeite heeft om de aandacht bij het eigen werk te houden, door de aanhoudende tics van de tienjarige jongen die ik hier boven als Jordi aanduidde. Jordi giet zijn tics in de artistieke vorm van beatboxen, wat in zijn geval wil zeggen: ritmisch tuffen. Niet plezierig voor de anderen, zeker niet wanneer die zich willen concentreren op lastige staartdelingen of werkwoordspelling. Regelmatig verzoeken ze Jordi dringend – eerst op joviale, maar al gauw op kribbige toon - om zich koest te houden. Helaas lijkt hij daaraan niet of hooguit één minuut te kunnen voldoen. Uit machteloosheid reageert hij tenslotte dwars en gooit er nog een schepje bovenop.

In ditzelfde tafelgroepje zit ook  Lara, een vriendelijk, onopvallend meisje dat goed kan leren. Lara is ‘een kind met wie niks mis is’, zou je kunnen zeggen, behalve dat ze wat verlegen is en meestal een afwachtende houding aanneemt.
Na enkele maanden van geduld oefenen heeft zelfs Lara het onophoudelijke beatboxen van Jordi schroomvallig aangekaart bij de juf. Juf erkende dat het beatboxen vervelend kon zijn, “maar ja,” zo legde ze uit: ”Jordi is nu eenmaal erg muzikaal” (let op de positieve relabeling) “en dat moet ie kwijt..!"

Mantel der liefde
Uit deze reactie blijkt een onuitgesproken norm dat alle andere negen- tot elfjarige groepsgenoten Jordi’s beatboxen met de mantel der liefde bedekken en zonder klagen doorwerken. Het zou  voor de juf natuurlijk ook  niet meevallen om Jordi’s tic’s  ronduit te benoemen als gedrag dat inderdaad afwijkend mag heten. En dan nog: hoe ga je er vervolgens mee om? Mag je iemand kwalijk nemen dat hij zijn gedrag niet onder controle heeft?
Hoe dan ook: de kennelijke verwachting van zoveel verdraagzaamheid en stressbestendigheid wekt bij kinderen als Lara schuldgevoelens op en bij sommige groepsgenoten zelfs antipathie jegens Jordi, terwijl hij – daarvan ben ik overtuigd - óók zijn stinkende best doet om zich zo 'normaal' mogelijk te presenteren.

Nu wordt op deze school bij mijn weten niet structureel gepest; het sociale klimaat steekt positief af bij de scholen in de omtrek. Maar zelfs jenaplankinderen is niets kinderlijks vreemd. Ook hier oordeelt men onderling vaak afwijzend over de buitenbeentjes met cognitieve en/of gedragsproblemen. En ik vrees dat die
buitenbeentjes dat haarscherp aanvoelen. Wat hun zelfbeeld ook al niet ten goede komt.

Brein
Leerkrachten en intern bgeleiders volgen allerlei (dure) cursussen over klassenmanagement, didactiek en begeleiding van kinderen met gedragsproblemen. Maar van de ‘doorsnee kinderen’, mag je blijkbaar zonder meer verlangen dat ze niet moeilijk doen over gedrag dat duidelijk wél moeilijkheden veroorzaakt.
Zowel tegenover de WSNS- c.q. de rugzakleerlingen als tegenover die andere lijkt dat niet eerlijk. Van alle ‘partijen’ wordt nu het uiterste gevergd.

Daarom was ik erg blij met het artikel van Ids Terpstra en Arga Paternotte ”Kind met ADHD heeft recht op een aparte klas” (Trouw, 27-10-09). Zij wijzen er nogmaals op dat juist de functies van het brein die het gedrag reguleren bij sommige kinderen later en trager ontwikkelen dan bij de meeste kinderen. Met name geldt dit voor kinderen met DSM IV-classificaties als ADHD, ADD, PDD-NOS et cetera. ‘Ontschuldigende’ termen voor een gedragspatroon dat kinderen vroeger de slechte reputatie van ongehoorzaam, slordig, dom, brutaal, driftig of ongemanierd opleverde.

Kinderpsychiaters weten nog niet hoe het komt dat bij bepaalde kinderen sommige functies veel later tot ontwikkeling komen dan bij andere. Wel dat die ontwikkeling veel zegt over het cognitieve functioneren, maar ook over impulsbeheersing, de sturing van het eigen gedrag en over communicatie met anderen. De ontwikkeling van de hersenen speelt kortom een cruciale rol in het sociale leven.

Medicijnen
 Veel van de WSNS-kinderen zullen beter tot hun recht komen wanneer ze weliswaar niet op een aparte school, maar wél in aparte groepen te zitten - totdat hun brein zich zover heeft ontwikkeld dat ze in de ‘reguliere’ groep kunnen meedraaien zonder ongewild de risee van het gezelschap te worden.
Nota bene: in de behandeling van ADHD pleegt men de medicatie in te stellen op de specifieke situatie van het kind in zijn eigen omgeving. Het is toch te gek dat kinderen vanwege een emancipatoire ingreep van overheidswege extra medicijnen zouden moeten slikken. Toch is dat wel wat gebeurt, getuigt een bloggende ouder:

“...Zowel ouder als kind lopen op de toppen van de tenen. Je wilt immers niet dat je kind niet meer naar “[i.c. de reguliere, MC] school kan. Wie Ritalin en dat soort middelen helemaal verkeerd vindt, moet zich realiseren hoe enorm een kind vaak onder druk staat, en daarmee ook de ouders.”
Dat alle kinderen weer samen naar school moeten, is op zichzelf een mooi idee. Maar gun alsjeblieft wel ieder kind zijn of haar eigen ruimte en tempo. Laat niet een zich zó verschillend ontwikkelende groep kinderen verplicht één klaslokaal en zelfs tafelgroepjes delen. Daarmee doe je kinderen, leerkrachten en ouders onrecht.


(De namen van de kinderen  zijn gefingeerd)