dinsdag 23 oktober 2012

Charlie Siem ontroert vooral in de toegift

Charlie Siem (viool) & Caroline Jaya-Ratnam (piano)
Odeon Zwolle, 19 oktober 2012
*** 



Maan boven landgoed Zwaluwenburg.
(Foto Ludmilla Coornstra, 2010)


door Margaretha Coornstra

Zo’n populaire jongen, en dan tóch een zaal die voor tweederde leeg blijft. Ligt het aan de herfstvakantie of aan de crisis? In elk geval niet aan de outfit van mode-icoon Charlie Siem: indigo kostuum, lakleren loafers, een zwartglimmend gelkapsel…
Daarbij vergeleken voltrekt zich het eerste muziekwerk, Dvoráks ‘Four Romantic Pieces’, eigenlijk verrassend eenvoudig. Siem en pianiste Caroline Jaya-Ratnam spelen kalm, kordaat en to the point, zonder een zweem van sentiment. Ook het weemoedig Larghetto blijft beheerst van voordracht.
In Richard Strauss’ hypervirtuoos geschreven Sonate opus 38 toont Jaya-Ratnam haar verbluffende trefzekerheid, naast een opvallende collegiale dienstbaarheid. Bij elke fermate blikt ze snel opzij om te controleren of Siem ‘ook al zover is’. In de Finale lijken beiden zichzelf te overschreeuwen, hoewel het vooral Strauss is die zichzelf overschreeuwt. Misschien moet de interpretatie nog even bezinken, aangenomen dat Siem en Jaya-Ratnam het stuk op hun repertoire willen houden. Want er zijn esthetischer manieren om je techniek te showen dan via deze pompeuze en eigenlijk nogal drakerige sonate.

Nee, dan Beethovens Sonate in a opus 23. Ook hier passen piano- en vioolpartij weer in elkaar als een sluitappel, getuige de fraai geprononceerde fuga-noten in deel 2. Jaya-Ratnam blijkt ook hier een doortastend en behendig pianiste, met een helder analytisch inzicht. En Siem produceert weer schijnbaar moeiteloos zijn gave en vitale toon.
Maar al zijn de vlotte tempi niet echt te snel, toch dreigt er iets van routine. Ook het relatief hoog aantal decibel verhindert de intimiteit die juist zo eigen is aan kamermuziek.

Dat Charlie Siem in de Tzigane van Ravel stevig uitpakt en een staande ovatie oogst, is niet verwonderlijk. Wel dat de échte ontroering alsnog doorbreekt, in de toegift: ‘Clair de Lune’ van Debussy. Eindelijk een wat kleiner gehouden verteltrant. Eindelijk de tederheid waarnaar we verlangden.


© Margaretha Coornstra, i.o.v. de Stentor, 22-10-2012

maandag 22 oktober 2012

Per-Sonat: rijkdom aan gesublimeerde emotie


Hildegard von Bingen tijdens het componeren

OUDE MUZIEK
Per-Sonat
Sabine Lutzenberger (mezzosopraan)
Baptiste Romain (vedels)
Lutherse Kerk Zwolle, 19/10/2012
 
*****
door Margaretha Coornstra

Vijf maanden geleden verklaarde paus Benedictus XVI haar heilig. Sinds twee weken wordt ze bovendien officieel erkend als kerklerares. De Duitse mystica Hildegard von Bingen (1098-1179) was wat we tegenwoordig met een lelijk woord een ‘multitalent’ noemen: theologe, dichteres, auteur, geneeskundige en componiste. ‘Muziek van een genezeres’ heet dit programma dan ook.
En na ruim acht eeuwen heeft Hildegard een magistraal vertolkster gevonden in mezzosopraan Sabine Lutzenberger: wát een techniek, wát een concentratie! Haar zang blijft onberispelijk geëgaliseerd door alle registers heen. En hoe kristalhelder haar Latijn en hoe doordacht ook haar interpretatie, nergens verzandt ze in academisme.

‘Statisch,’ vindt een bezoeker desondanks. Terwijl een ander verzucht: ‘Deze muziek straalt rust uit…!”
Het is beide waar. Basis van Hildegards muziek was immers het Gregoriaans, met alle meditatieve verstilling van dien. Maar tegelijk gebeurt er ontzettend veel. Lutzenbergers lange, stabiele ademstromen omvatten elastisch de wijd uitwaaierende coloraturen en brengen daarop weer geraffineerde versieringen aan: een microscopisch vleugje vibrato, of een nauw merkbare triller.
Ook de karakteristieken van de kerktoonsoorten tilt ze herkenbaar aan het licht. Droefgeestig dorisch klinkt de noodkreet ‘O magne Pater’ (O grote vader, wij zijn in grote nood'), in warm-stralend mixolydisch  bezingt ze de Schepper: ‘O quam mirabilis…!’ En wrang klinkt het phrygisch in ‘De prophetis en patriarchis’, daar die profeten en vaderen immers ‘in dood werden ondergedompeld, als draaiende raderen’.
De instrumentale begeleiding mag sober heten. Nu en dan tikt Lutzenberger met een hamertje koperen bellen aan om de modus te accentueren, waarna zich een ragfijne en langdurige tinteling door de kerk verspreidt als van een klankschaaltje.
En ja, die vroege meerstemmigheid op de vedel kan in onze hedendaagse oren monotoon overkomen. Maar intussen speelt de virtuoze vedelaar Baptiste Romain wel de meest grillige melodieën boven het constant doorzinderende ‘organum’, en dat kristalzuiver, met een gave toonvorming.
Alles bijeen een rijkdom aan emotionele expressie – zij het gesublimeerd en subtiel, op de vierkante millimeter.


© Margaretha Coornstra i.o.v. de Stentor, 22-10-2012

zondag 21 oktober 2012

Noordelijke natuurtaferelen bij NSo


Nederlands Symfonieorkest o.l.v. Antony Hermus
M.m.v. Aleksandra Swigut (piano) en Norman Perryman (kinetic painting)
De Spiegel Zwolle, 18 oktober 2012
****


Niet van Norman Perryman, maar van Hugo Simberg: Lenteavond, het ijs smelt (1897)

door Margaretha Coornstra
Een amper halfvolle zaal, en dat voor zo'n rijkelijk gevuld programma; niet alleen qua tijdsduur, maar vooral qua stijl en impact. Van Mozarts behaaglijke Pianoconcert nr. 16 via de etherische vogelzang bij Rautavaara naar de grimmige sneeuwstormen in Sibelius’ Tweede Symfonie – nou, ga daar maar even voor zitten.
De jonge Poolse Aleksandra Swigut verrast iedereen met haar vederlicht en diep doordacht pianospel. Meewiegend met de muziek doet ze, binnen de sierlijk gebogen frasen, elke noot eerbiedig recht. Soms lijken Antony Hermus en het NSo zelfs niet helemaal voorbereid op zóveel fijnzinnige retoriek, en dan versmelten orkest- en solopartij jammer genoeg niet optimaal.
Al even verrassend en wonderschoon speelt Swigut nog een spontane toegift: Janácek, wellicht een deel uit In the Mists..? En hiermee slaat ze en passant ook een stilistisch bruggetje tussen de Weense salon van Mozart en de ongerepte Finse natuur van Rautavaara.
De Cantus Arcticus (Poolzang) ‘voor vogels en orkest’ wordt vandaag opgeluisterd met beeldende kunst. Aquarellen op glasplaat van ‘kinetic painter’ Norman Perryman moeten het klanktafereel als het ware nog ondertitelen. Via de overheadprojector zien we hoe Perryman, synchroon met de muziek, sterk verdunde verf over zwart/witte basislandschapjes laat vloeien en met water spettert om de vogelgeluiden kracht bij te zetten.
Tja. Het is knap getimed, gewaagd, gekund. En toch doet het afbreuk aan de beelden die voor je eigen geestesoog verschijnen bij dit subliem georkestreerde werk, waarin Rautavaara in 1972 live opgenomen zang van Arctische vogels verwerkte. Eigenlijk leiden deze immens uitvergrote verfsoepjes de aandacht van de compositie af, al schijnen enkele bezoekers ze wel degelijk te waarderen 'als leuke aanvulling', zoals iemand in de pauze zegt.


Nee, geef mij dan toch maar de vertolking van Sibelius 2: puur geschonken en ijskoud opgediend als Finse wodka. Weldadige sonoriteit vult de ruimte: zachtglanzende strijkersklanken in unisono, triomfantelijk schallend koper, kantige houtblazers, vervaarlijk paukengeroffel, fraai wegstervend pizzicato bij contrabassen en strijkers, gevolgd door droefgeestige fagotklanken… Ziedaar Finlandia in het kwadraat. Klasse.
 
© Margaretha Coornstra, i.o.v. de Stentor, 20-10-2012