zaterdag 18 april 2015

Ma jeune vie a un fin (Sweelinck)

SWEELINCK
‘Ma jeune vie a une fin’
Sébastien Wonner (klavecimbel)
K617 247 • DDD-75’
Uitvoering *****| Registratie *****



Onze nationale trots: Jan Pieterszoon Sweelinck, de Orpheus van Amsterdam, wordt op deze Franse cd met alle égards bejegend. De geraffineerd-sober vormgegeven cover – lila krijtletters op golfkarton – spreekt al boekdelen: het is deze mensen ernst.
Toch blijft het een aparte gewaarwording om iemand van een andere nationaliteit over ‘onze’ Sweelinck te zien schrijven. Zo benadrukt de Franse toelichting hoezeer het de moeite waard is om ‘deze grote klaviermeester’ nu eindelijk eens op klavecimbel te horen in plaats van alleen op orgel; qua expressie hoeft een goede klavecimbeluitvoering heus niet voor de orgelversie onder te doen! Nee, natuurlijk niet, denken wij in Nederland. Persoonlijk was ik als student al idolaat van de klavecimbel-lp van Ton Koopman uit 1977, waarop ik vooral de hypnotiserende Fantasia Chromatica grijs draaide.
Die (10 minuten durende?) Fantasia staat niet op deze cd, helaas. Wonner zocht een aantal kortere stukken bijeen: psalmen, volksliederen, dansvormen en polyfone werken sieren dit knus samengestelde album. Waaronder natuurlijk ook een bewerking van de beroemde melodie ‘Mein junges Leben hat ein Endt’ (nota bene het titelnummer) met die wonderlijke dalende toonladder als aanhef. Volgens goed Hollands gebruik opent Sébastien Wonner echter met een Psalm, en wel nummer 23: ‘Mein Hüter und mein Hirt’. De bedachtzame, soevereine interpretatie met de elegante ornamentiek jaagt meteen een koude rilling langs je ruggengraat.
Wonner bespeelt een replica van een Vlaams Ruckers-klavecimbel uit 1612, gebouwd door Emile Jobin. De brandschone klank en Wonners resolute toonvorming vormen een fraaie combinatie. De eerbied voor Sweelinck spat eraf, en dat in een geweldige akoestiek: je hoort een statige galm, en tegelijk blijft de stemvoering kristalhelder. 

Margaretha Coornstra (voor Luister 705, maart 2015)


De magie van Argerich en Abbado

De muzikale chemie tussen Martha Argerich en Claudio Abbado heeft tot adembenemende momenten geleid. Een jaar na de dood van Abbado wijdt Deutsche Grammophon een box met vijf cd’s aan hun samenwerking: alle pianoconcerten die dit duo samen heeft opgenomen. Een indrukwekkend document, dat hun wederzijdse inspiratie bevestigt en voor komende generaties heeft vastgelegd.



Tekst: Margaretha Coornstra


Ze staan zo relaxt en studentikoos op de coverfoto. Twee aantrekkelijke jonge mensen, die dan al internationaal carrière hebben gemaakt. De flamboyante Argentijnse, met haar kwetsbare stemmingen en tomeloos talent, en de welgemanierde, sociaal bewogen Italiaan die bijna een halve eeuw ’s werelds grootste orkesten zal dirigeren.
De dood van Claudio Abbado, op 20 januari 2014, moet Martha Argerich diep hebben getroffen. Hij was een van de weinige dirigenten met wie ze echt graag samenwerkte. “Bij de zeldzame gelegenheden dat hun drukke agenda’s het toelieten, steeg de inspiratie, vlogen de vonken eraf, (…) was het publiek was verrukt en platenverzamelaars verheugd”, omschrijft het cd-boekje hun artistieke relatie.

Ze ontmoeten elkaar in Wenen, via Argerich’s grote leermeester Friedrich Gulda. In 1967 maken ze hun eerste gezamenlijke lp met de Berliner Philharmoniker: Pianoconcert nr. 3 in C van Prokofjev en het Pianoconcert in G van Ravel. Qua interpretatie zitten ze op één lijn. Abbado’s kalme, niet-confronterende repeteerstijl zal voor de nerveuze Argerich weldadig zijn geweest.
De ruimtelijke akoestiek van de Jesus-Christus Kirche in Berlijn geeft iets vervreemdends aan Prokovjefs mengeling van lyrische lijnen tegenover een dartelend staccato vol dissonanten. In het Adagio Assai van Ravel lijken de pianonoten soms bijna op de toetsen gefluisterd. Afgezien daarvan hoor je dat de opnames, hoe transparant ook, bijna 50 jaar oud zijn; de klank heeft een soort patina dat de magie nog versterkt.

In 1968 storten ze zich op twee romantische Eerste Pianoconcerten: dat van Chopin in e opus 11 en dat van Liszt in Es, met het London Philharmonic Orchestra. De orkestpartij bij Chopin valt op door overzichtelijkheid, met een ordelijk aftekening van het dynamisch reliëf. Het geheel straalt een rust uit waartegen Argerich alle ruimte krijgt om te schitteren. Vooral in deel 1 valt het relatief rustige tempo op, wat overigens niets afdoet aan de emotionaliteit.
Aan het begin van ditzelfde jaar had Martha Argerich haar debuut zullen maken bij het New York Philharmonic onder leiding van Leonard Bernstein, in Beethovens Pianoconcert nr. 1. Dat optreden zegt ze op het allerlaatste moment af; Bernstein speelt de solopartij zelf. “Verschrikkelijk dat ik dat deed,” blikt ze ruim dertig jaar later terug. “Het was niet om gezondheidsredenen. Het waren andere problemen die ik had.” Was ze met Claudio Abbado deze uitdaging wél aangegaan? We zullen het nooit weten.

Ook later blijft ze onvoorspelbaar. “Martha Argerich zegt alweer concerten af,” klaagt dagblad Trouw op 11 september 2007. Argerich heeft zich dan ‘wegens vermoeidheid’ afgemeld voor een optreden in het Concertgebouw. De avond tevoren is ze in Eindhoven evenmin komen opdagen. En, vervolgt Trouw, in mei van datzelfde jaar ‘…moest Argerich (…) als speciale gast verstek laten gaan op het galaconcert (…) van de Meesterpianisten-serie in Amsterdam.” Argerich was toen namelijk ijlings naar Zwitserland afgereisd vanwege familieproblemen: haar kleindochter was weggelopen. Het Amsterdamse publiek, inclusief koningin Beatrix en prins Willem-Alexander, troostte zich met de pianobroertjes Lucas en Arthur Jussen.
Nee, dit zijn geen sterallures. Vanaf haar 21ste worstelt Martha met depressiviteit en podiumvrees. Een tijdlang speelt ze zelfs helemaal niet. Verplichtingen wegen als lood op haar schouders; daarom tekent ze nooit contracten. Vanaf 1980 stopt ze met solorecitals omdat ze zich daarbij eenzaam voelt: "Ik heb een sterke behoefte aan gezelschap op het podium. Als ik alleen speel voel ik me geïsoleerd, buitengesloten, en dat gevoel is nauwelijks te verdragen.” De oorzaak zoekt ze in haar jeugd: “Misschien heeft het ermee te maken dat ik als kind in Buenos Aires nooit naar school ging. Ik oefende alleen, urenlang, zonder te spelen met leeftijdgenootjes. Daar heb ik erg onder geleden.”

Claudio Abbado treedt in 1968 aan als chef-dirigent van La Scala. Hij profileert zich als geëngageerd musicus, in zowel maatschappelijk als artistiek opzicht. Met een van zijn beste vrienden, componist Luigi ‘Gigi’ Nono en pianist Marizio Pollini trad hij eerder al op in fabrieken, vanuit hun roeping om ook arbeiders in contact te brengen met kunst.
In het naoorlogse Italië leeft een heftig antifascisme, waar hij zich met hart en ziel bij aansluit. Hij draagt dit daadwerkelijk uit door het Scala-seizoen ‘71/’72 te besluiten met ‘antifascistische muziek’ van Verdi, Beethoven en Prokofjev.
We schrijven eind 1989 – het jaar van de Wende – als de Berliner Philharmoniker hem kiezen als troonopvolger van Herbert von Karajan. Voor de musici een hele overgang: van de autoritaire Karajan naar de aimabele, bescheiden Abbado die een democratisch leiderschap voorstaat.
Abbado is op meer punten vernieuwend. Hij entameert projecten ten behoeve van jonge musici zoals ‘Berliner Begegnungen’, waar aanstormend talent met ervaren collega’s kan optreden. En hij brengt nieuwe impulsen in het repertoire. Karajan had niets met eigentijdse muziek; Bartók en Strawinsky vond hij al heel modern. Abbado echter heeft – net als Martha Argerich overigens – een brede en internationale orëntatie met een warme belangstelling voor avant-garde.

Hun levensloop vertoont meer parallellen. Allebei investeren ze veel energie in het promoten van jonge musici, door middel van jeugdorkesten en festivals. Allebei trouwen ze meermalen en kennen de ervaring van ouderschap. Argerich’s jongste dochter, filmmaker Stéphanie Argerich, heeft de relatie met haar moeder breed uitgemeten in de openhartige documentaire ‘Bloody Daughter’ (2011).
Allebei krijgen ze ook te maken met een vorm van kanker en herstellen daarvan.
Bij Argerich wordt in 1990 een melanoom ontdekt. In 1995 (een jaar na de opname van Tsjaikovsky’s Pianoconcert nr. 1, met Abbado en de Berliner Philharmoniker) blijkt de kanker uitgezaaid naar longen en lymfeklieren. Argerich: “Voor het eerst was ik bang voor mijn eigen lichaam. I was afraid to be me.” Gelukkig slaat een experimentele behandeling in het John Wayne Cancer Institute aan. De ziekte schijnt tot op heden te zijn weggebleven.
Abbado neemt in 2002 afscheid van de Berliner Philharmoniker nadat in 2000 maagkanker is gediagnosticeerd. Jaren later vertrouwt hij zijn vriend en collega Simon Rattle toe: "Simon, mijn ziekte was vreselijk, maar het resultaat is zo slecht nog niet. Voor mijn gevoel kan ik nu op een of andere manier horen vanuit het binnenste van mijn lichaam, alsof het verlies van mijn maag me inwendige oren heeft gegeven. Ik kan niet vertellen hoe geweldig dat voelt."

Voor hun opnamen van Beethovens Pianoconcerten nrs. 2 en 3 (2004) krijgen Argerich en Abbado in 2006 een Grammy Award. Het zijn delicate, intieme uitvoeringen met het Mahler Chamber Orchestra, dat Abbado zelf 1997 formeerde met oud-leden van ‘zijn’ Mahler Youth Orchestra.
Ook op de opnamen van Mozarts Pianoconcerten KV466 en KV503 klinkt een orkest dat Abbado in 2004 zelf oprichtte: het Orchestra Mozart. De uitvoering vindt plaats tijdens het Lucerne Festival 2013, enkele maanden voor zijn dood. Op de foto is zijn fragiele gezondheid hem aan te zien, maar Argerich, inmiddels 72, is met haar weelderige haardos nog altijd een ravissante verschijning. Van meet af aan fascineert ze met een verbluffend vederlichte aanslag en kristalzuivere toonvorming. Decennialang heeft ze dit concert niet meer willen spelen, omdat een New York Times-recensent haar interpretatie ‘oppervlakkig’ had genoemd. Nu, samen met Abbado, weerlegt ze dat oordeel alsnog, en hoe! De spanningsopbouw grenst aan het beethoveniaanse; Argerich gebruikt zelfs Beethovens cadenzen in deel 1 en 3. Op de cd blijken hebben technici de couleur locale van de concertzaal geaccentueerd door het applaus erin te laten. De eerste keer overvalt je dat klaterend handgeklap éven als een anticlimax – oh ja, dit was live.

De cover van die laatste cd spreekt boekdelen. Een charmant glimlachende Argerich, nauw merkbaar ondersteund door Abbado bij wat kennelijk een reverence voor het publiek is. Een foto waarop weemoed en waardigheid hand in hand gaan.

Argerich & Abbado, Complete Concerto Recordings. 
Deutsche Grammophon Classics, DG: 4794155

© Margaretha Coornstra i.o.v. Luister (nr. 705, maart 2015)

dinsdag 14 april 2015

Armeense klanken op de Schouwenburg

Na het succesvolle Schubert-concert in oktober, presenteert Huis Schouwenburg vrijdagavond opnieuw een ongewoon pianorecital. De jonge Armeen Mayk Melikyan speelt o.a. Joodse muziek uit zijn geboorteland.

Fenneken Anneveld-Van Wesel met hond Kimbo bij de historische Müller-vleugel
door Margaretha Coornstra

’T HARDE - Een donkere Duitse herder stuift opgetogen de kamer binnen en drukt zich kwispelstaartend tegen de verslaggever aan. Hij maakt geen bijster intimiderende indruk. “Tja, Kimbo is met een bindend studieadvies van politiehondenopleiding gestuurd,” lacht Fenneken Anneveld-Van Wesel. “Daarom mag hij nu bij ons wonen. ” Je kunt het slechter treffen als drop-out, met zo’n idyllische tuin als territorium.
Het huis zelf is in zijn lange geschiedenis meermalen verbouwd. Voor de laatste ingrijpende restauratie in 2012 tekent architect Fenneken Anneveld zelf.  “Mijn streven is dat een gebouw niet alleen in zijn oude glorie wordt hersteld, maar dat het ook leeft en een toekomst heeft,” licht ze toe. “Daarom vinden we het leuk om regelmatig mensen te ontvangen tijdens huisconcerten en kleine exposities. En daarom lopen hiernaast nu ook twee paarden. Want je kunt zo’n koetshuis wel mooi restaureren, maar pas als er ook iets hinnikt is het een écht koetshuis!”

Daarom staat in de Muziekzaal ook een historische Müller-vleugel uit 1911. De Annevelds hebben dit instrument in bruikleen van het Geelvinck Museum te Amsterdam. Daar beheert men de zogeheten ‘Sweelinck-collectie’ van ruim 80 historische piano’s. Op 17 oktober kwamen ‘grand old man’ Willem Brons en zijn leerlinge Wakana Shimizu naar de Schouwenburg. Hun concert werd prima ontvangen; de Muziekzaal was afgeladen, de sfeer enthousiast en saamhorig.
Op vrijdagavond is de jonge Armeense pianist Hayk Melikyan (1980) aan zet. Hij speelt  Armeense en Joodse muziek van o.a. de Zwitsers-Amerikaans-Joodse  componist Ernest Bloch, de Israëli Benjamin Yusupov, de Hongaars-Joodse György Kurtag, de Armeen Komitas en diens meer bekende landgenoot Aram Khachaturian. Die twee laatsten gelden als de grondleggers van de Armeense klassieke muziek en wegbereiders voor de componist Arno Babadjanian (1921-1983), die toonaangevend is voor de Armeense muziek van de 20ste eeuw.

Eerlijk is eerlijk: deze reeks namen zal niet elke lezer meteen een kreet van herkenning doen slaken. Maar veel vijftigplussers, die in de jaren zeventig op tv The Onedin Line volgden, zullen toch onbewust vertrouwd zijn met tenminste één werk van Khachaturian: het Adagio uit zijn ballet ‘Spartacus’. Dat orkestwerk werd namelijk gebruikt als herkenningstune voor deze populaire dramaserie.
Verder speelt Melikyan composities van Willy Weiner (1955), een Amerikaans-Armeens-Joods violist, zanger en componist, wiens familie ook een gedeeltelijk Nederlandse achtergrond heeft; zo woonden de Weiners 13 jaar in Schiedam.
En, als hart onder de riem voor de aspirant-bezoeker die nog aarzelt bij zoveel onbekende namen: Melikyans veelzijdige programma bevat ook werk van vertrouwde componisten als J.S. Bach, D. Scarlatti, Tsjaikowski en Dmitri Sjostakowitsj.


Pianorecital

Op vrijdag17 april speelt de Armeense pianist Hayk Melikyan op de historische Müller-vleugel in Huis Schouwenburg. Aanvang 20.00 uur. Kaarten à € 15,– zijn verkrijgbaar via www.geelvinck.nl  (iDeal ) of via www.landgoedhuisschouwenburg.nl. Dit concert heeft geen winstoogmerk; de opbrengst gaat naar het restauratiefonds van de Sweelinck Collectie.

(i.o.v. Wegener Media, 14-04-2015)

zondag 12 april 2015

Voorbereiding van ‘The Passion’ van Elburg



Op 18 februari begint de Lijdenstijd. Opnieuw organiseert de Protestantse Gemeente ’t Harde een eigen versie van ‘The Passion’ binnen de gemeente Elburg.


Jezus en de discipelen gaan naar binnen voor het Laatste Avondmaal. Voorgrond: regisseuse Inge Mulder.


door Margaretha Coornstra
ELBURG – Het is een bijzondere avond, want straks wordt de scène van het Laatste Avondmaal gefilmd. Daarvoor is in het restaurant een bovenzaal gereserveerd en de tafel gedekt; precies zoals de evangelist Marcus dat beschreef. Maar eerst moeten de Passion-spelers nog even buiten wachten. Binnen in ‘t Olde Regthuys is de LOE namelijk nog bezig met een live interview. Dus kleumen ze in het donker bijeen onder de warme terraslamp, zoals Petrus zich destijds bij het vuur moet hebben gewarmd voordat hij Jezus verloochende.
Dit jaar is de crew verrijkt met deelnemers vanuit andere kerken. Sommige komen zelfs uit Zwolle of Nunspeet. Verder is de filmlocatie is uitgebreid; zo zijn er bijvoorbeeld enkele scènes opgenomen in de illustere tuin van ‘Ampie’s Berg’ in Doornspijk. En begon de kruisweg vorig jaar nog bij de Begraafplaats ’t Harde, ditmaal kunnen belangstellenden zich verzamelen bij de haven van Elburg. Van daar loopt de stoet met het kruis naar de Maranathakerk in ’t Harde, waar een Passion-viering wordt gehouden.

De filmscènes, bedoeld om tijdens de Passionviering te vertonen, worden ditmaal ook langer. Een mooie, maar ook arbeidsintensieve klus voor regisseur Inge Mulder en cameraman Frans Sellies. “Vorig jaar moest het allemaal zo last minute,” blikt Inge Mulder terug. “Toen hebben we alle filmscènes in totaal twee uur opgenomen. Maar nu hebben Frans en ik hebben wel 20 uur gedaan over één scène van zes minuten. Gelukkig zitten hij en ik helemaal op één lijn. Ik ben ook echt laaiend enthousiast over wat ik tot dusver heb gezien aan beelden!'
Alle betrokkenen zijn vrijwilligers. Dit jaar is de commissie vroeg begonnen met het werven van menskracht, om alles grondig te kunnen voorbereiden. “Locaties bekijken, afstemmen met figuranten, na afloop monteren en finetunen…” somt Mulder op. “Laatst moesten we opnamen verschuiven, omdat er plotseling sneeuw lag op een locatie waar de vorige keer géén sneeuw lag.”
Ja, ze beseft dat sommige christenen moeite hebben met de uitbeelding van het Lijdensverhaal. “Maar wij doen dit juist vanuit ons geloof en met het allerdiepste respect voor Jezus,” betuigt ze hartstochtelijk. “ Alle deelnemers hebben een christelijke achtergrond. En al komen we uit verschillende kerken, we delen dezelfde eerbied. Vlak voor de opnamen bidden we samen, en na afloop danken we… Met dit project willen we juist het Lijdensverhaal aan iedereen vertellen. En het zou zo mooi zijn als we straks ook aan andersdenkenden duidelijk kunnen maken dat daar op Golgotha echt iets heel bijzonders is gebeurd.”



The Passion 2015
Op 28 maart start de kruisweg om 18.00 uur bij de Elburger haven en eindigt bij de Maranathakerk in ’t Harde. Daar begint om 20.00 uur een Passion-viering. Voor wie niet kan/wil meelopen, rijden er gratis pendelbusjes. Informatie: Marlou Lokhorst-Ketelaar (PR), passiontharde@gmail.com. Zie ook www.passiontharde.nl

‘Lutherse’ zwaantjes in het Agnietenklooster



door Margaretha Coornstra


ELBURG – De lege Kloostertuin bij het Museum Elburg biedt een sneue aanblik. Het miezert, en daarom is het gezelschap uitgeweken naar het Museumcafé. Onder de bakstenen gewelven van het voormalig Agnietenklooster geurt het naar versgebakken brood. Bij het kaarslicht van de lantaarns tuigen tientallen kinderen hun palmpaasstokken op. Ouders knippen repen crêpepapier in eigeel, biggetjesroze en fuchsiapaars voor de kleintjes, die de kleurige stroken om de stokken wikkelen. Twee paashazen van menselijke afmetingen gaan rond met dienbladen vol paaseitjes.
 
Her en der liggen de buxustakjes om in de broodzwaantjes te prikken. Ook steken kinderen pastelkleurige schuimpjes en spekkies op cocktailprikkers en doorboren daarmee het zwanenlijf. Rowan (3) heeft zijn stok al vrij snel af. Maar een ernstige kijkende, volwassen man knutselt langdurig en geconcentreerd aan een strooien krans rondom het kruis, ingenieus versierd met levensgrote kuikens en eieren. Daaraan komt een kaartje te hangen met de naam van een 8-jarige. Straks komt een jury beoordelen wie de mooiste palmpaasstok heeft gemaakt.
 
Waarom hebben palmpaasstokken meestal een kruisvorm? Zeycan (8): “Dan blijft het brood er beter op vastzitten!” Sanne (ook 8) deelt haar mening: die liggende balk dient als steun. Maar wat ís Palmpasen nou precies? Sanne: “Dan vieren we dat de Here Jezus is opgestaan. Want Hij was eerst aan het kruis gestorven.” Aha, misschien heeft die kruisvorm daar ook mee te maken? “Ja, ook dat,” beaamt ze.
Sanne heeft het bijna goed, maar eigenlijk herinnert Palmpasen ons aan de zogeheten Intocht in Jeruzalem, vertellen de jeugdige vrijwilligsters Alice, José en Lisanne. Vijf dagen voor de kruisiging kreeg Jezus daar nog een koninklijk onthaal: “Mensen legden kleden op straat waar de ezel overheen kon lopen en ze zwaaiden met palmtakken.”
 
Dat broodzwaantje is trouwens ook bijzonder. Doorgaans heeft zo’n palmpaasbrood de vorm van een haan: symbool van de zonsopgang, net als de weerhaan op een kerktoren. Zo niet in Elburg. Museumdirecteur Annemarie van Hout heeft de herkomst nagevraagd: “Dat zwaantje is overgewaaid uit Kampen. De Lutherse kerk daar heeft geen haan, maar een zwaan op de torenspits! De witte zwaan is namelijk het attribuut van Luther, als een symbool van reinheid.”
Ja, het is opmerkelijk dat een vooral reformatorische gemeente als Elburg deze traditie blijft huldigen, bevestigt Van Hout. “Maar de religieuze component is ook deels verdwenen. Het is meer een volksgebruik geworden.”



(i.o.v. de Stentor, maart 2015)

'Juist in een hospice wordt geleefd’



Hospice Willem Holtrop bestaat 12, 5 jaar. En ‘jubileum’ blijkt geen ongepaste term. Ook in een hospice kennen ze feestelijke momenten.



door Margaretha Coornstra


ERMELO - “Wat is het hier mooi…!” is mijn eerste gedachte wanneer ik de parkeerplaats oprijd. De villa met haar idyllische bostuin doet denken aan een luxe kuuroord. Het hospice is vernoemd naar huisarts Willem Holtrop uit Ermelo, die zich indertijd sterk maakte voor de oprichting. “Zodra het gebouw klaar was, heeft hij hier eerst zelf een nacht gelogeerd,” vertelt bestuurslid Coen de Blieck. “Proefslapen,” lacht verpleegkundige Jolanda van Steinvoorn.
Zo’n reactie typeert de communicatie in dit huis: licht en soepel. Dit in tegenstelling tot de ‘loden deken’ die volgens De Blieck meestal over mantelzorgers heen ligt, op het moment van aanmelding: “Die mantelzorgers zijn vaak oververmoeid. Veel bewoners komen hier eigenlijk te laat binnen.”
 
Zoals een meneer die langdurig was verzorgd door zijn kinderen. “Ze begonnen onderling te kibbelen over wie van hen het beste voor vader kon zorgen,” zegt Van Steinvoorn. “Maar hier bleek dat hun vader veel meer pijn leed dan hij al die tijd tegen zijn kinderen had gezegd. Hij wilde hen niet ongerust maken. Pas zodra hij hier was, kon hij weer terug in zijn vaderrol en zij in hun kinderrol.”
Coen de Blieck: “Onze medisch coördinator, Roelf Holtrop, zegt het altijd zo mooi: ‘houden van’ is niet hetzelfde als ‘zorgen voor’. Bovendien: hier kúnnen we gewoon meer doen, met gespecialiseerd medisch personeel. Je kunt mensen hun waardigheid weer teruggeven. Zo hebben sommige zieken ongeneeslijke wonden die naar gaan ruiken. Hun hele huis raakt doortrokken van die akelige nare lucht. Maar hier kunnen ze daar iets aan doen.”

Bij die waardigheid hoort ook regie over het eigen leven, benadrukt Van Steinvoorn. “Sommige bewoners willen ’s morgens graag uitslapen. Dat kán hier, je hoeft geen rekening te houden met de thuiszorg.”
Als bewoner kun je ook je eigen kamer inrichten met vertrouwde spullen: een lievelingsstoel, favoriete schilderijen. In overleg kan zelfs je huisdier bij je blijven. “Een mevrouw wilde alleen komen als haar kat mee mocht. Dus wij die kat verzorgen, en dat ging prima. De kat zelf lag rustig op haar voeteneind.”

Pijnbestrijding heeft een hoge prioriteit. Van Steinvoorn vertelt hoe ze een bewoonster de suggestie deed om wat morfine te nemen. “Zij reageerde afwerend: ‘Nee nee, stel dat ik verslaafd raak!’ ” De Blieck: “Het eeuwige misverstand: dat je aan morfine verslaafd zou raken. Goede voorlichting is zó belangrijk! Aan morfine raak je echt niet zomaar verslaafd.”
Hij signaleert meer vooroordelen rondom het verschijnsel hospice. “Mensen noemen het wel ‘een sterfhuis’. Maar geloof me, juist in een hospice wordt geleefd! Patiënten bloeien op, alleen al doordat we hier alle tijd hebben om hun medicatie zorgvuldig af te stellen. Thuis komt je huisarts misschien één keer per dag langs. Maar hier heb je 24-uurszorg.”


Alles is bespreekbaar in dit huis. Bijvoorbeeld het feit dat sommige mensen fysiek moeite hebben met sterven. Zoals de man wiens echtgenote bij hem waakte en verzuchtte: “Hij gáát maar niet…!” Van Steinvoorn: “Soms mag je dan bewust zeggen: ‘Ga maar.’ En soms gaat het makkelijker als jij er even niet bent...” De Blieck: “Ja, het is belangrijk dat nabestaanden dat weten, want die kunnen zich erg schuldig voelen. Hebben ze 48 uur aan iemands bed gezeten en juist in die vijf minuten dat ze naar de wc gaan, gebeurt het... Dat schuldgevoel is onnodig. Je ziet het heel vaak. Blijkbaar kunnen sommigen het leven dan beter loslaten.”

Wat als iemand wel opgenomen wil worden, maar het uiteindelijke sterven toch liever thuis doet? Van Steinvoorn. “Dat mag natuurlijk! Alleen heb ik het nooit meegemaakt. Bewoners raken hier gehecht, ze voelen zich thuis.” Coen de Blieck: “Daarom heette een hospice vroeger ook wel het bijna- thuis-huis”.
En laat ik, vanuit mijn religieuze opvoeding, nu altijd hebben gedacht dat die term sloeg op Thuis met een hoofdletter…? Jolanda van Steinvoorn lacht. “Dat ook. Sommige mensen zeggen zelfs: dit is het voorportaal van de hemel.”




Op 1 januari 2015 bestond Hospice Willem Holtrop officieel 12, 5 jaar. Begonnen met vijf ‘bedden’ biedt het nu ruimte voor zeven bewoners. Ook tijdelijke opname is mogelijk, bij wijze van respijtzorg. Het medisch personeel is gespecialiseerd in pijnbestrijding. Verder zijn er getrainde vrijwilligers van wie sommige, zoals Henny Meyer (foto) al vanaf de oprichting meedraaien. Hospice Willem Holtrop hanteert de Bijbel als uitgangspunt, maar staat open voor iedereen, ongeacht geloof, geaardheid of financiële situatie. Zie www.hospicewillemholtrop.nl

© Margaretha Coornstra i.o.v. de Stentor, december 2014