vrijdag 10 januari 2014

Een dag uit het leven van meester Geert


'Eentonig wordt het nooit’

Schoolplaat 'Vrienden der duisternis' (Koekkoek)

 
door Margaretha Coornstra


“Tegen acht uur ben ik op school. Laptop opstarten, rooster bekijken... En dan maar hopen dat er nog tijd is voor een kop koffie koffie.”
Sinds 1980 werkt Geert Hartholt (52) als leerkracht op basisschool ’t Mozaïek in Vaassen. “Met veel plezier. Eén keer heb ik ergens anders gesolliciteerd. Maar toen ik eenmaal weg kon, dacht ik opeens: och jongen, je hebt het hier toch ook goed?”

Een rijzige en gedistingeerde verschijning. Zilvergrijs gecentimeterd haar, zilveren kruisje om de hals. Binnen vijf minuten besef je: Geert Hartholt heeft geen moeite met orde houden. Tieners bejegenen hem ongedwongen, joviaal zelfs, maar er is geen twijfel wie hier de leiding heeft.

Al veertien jaar staat Geert voor groep 8, zijn favoriete leeftijdscategorie. “Het lesgeven verandert in begeleiden. Je hebt ook een intensiever contact met de ouders. Die oudergesprekken vind ik zelfs één van de leukste kanten van mijn vak. Jazeker, ik blijf de schoolverlaters volgen. Prachtig toch, als je na twee jaar ontdekt: hé, ik heb toen havo geadviseerd en dat is er ook uitgekomen!”

’t Mozaïek zit midden in een Muziek & Dans-project. Klein en fragiel troont gastjuf Annemieke in een wijde kring bovenbouwers, elk een djembé tussen de knieën geklemd. Zo’n Afrikaanse trom heeft verschillende tonen, demonstreert ze, afhankelijk van hoe en waar je op het vel slaat. Prompt klinken verwoede pogingen om haar gedecideerde helderheid te benaderen. Door alle geroffel en geroezemoes heen worden instructies naar beste kunnen opgevolgd. Met als bekroning een strak en luidkeels gezongen ‘We will, we will ROCK YOU!', geaccentueerd met striemende trommelslagen. ‘Gedisciplineerd’ is het woord dat in je opkomt, al is de sfeer daar tegelijk te speels voor.

Talent 

‘Een school vol talent’ noemt ’t Mozaïek zich. Richtlijn is Gardner’s theorie van de meervoudige intelligentie. Kort samengevat: er zijn zeven soorten slimheid. Wie moeite heeft met lezen, kan sociaal heel begaafd zijn. Wie sociaal onhandig is, kan artistiek uitblinken. En wie niet kunstzinnig is, kan een benijdenswaardig rekentalent zijn.

Vanzelfsprekend moet er een bepaald eindniveau worden bereikt, stelt Geert Hartholt. “Maar we willen vooral dat het kind hier een leuke tijd heeft, doordat het niet alleen op zijn cogniteve kant, maar op ál zijn talenten wordt aangesproken. Een meisje dat niet sterk is in rekenen, bleek bijvoorbeeld tijdens de dansles één van de besten.”

Pauze. In de koffiekamer schuift een collega aan die om gezondheidsredenen een poos uit de running is. Desondanks loopt hij graag even binnen voor een praatje.

Ook onderling benutten leerkrachten elkaars individuele talenten, zo blijkt. “Eerlijk gezegd: zet mij niet voor groep 3,” bekent Geert. ”Dat duurt wel een paar jaar voordat ik dat weer in de vingers heb.” Juf Anita mijmert: “Eigenlijk zou ik héél graag nog eens Engels geven...” Meester Roelof ‘s expertise ligt bij geschiedenis. Met gym heeft hij minder affiniteit. Geert: “Terwijl ik dat juist erg leuk vind. Dus gaf Roelof een tijdlang mijn groep geschiedenis en ik gaf zijn groep gym. Dat werkte perfect.”

Vriendschap

Terug in de klas is het tijd voor het dagelijks Bijbelverhaal: de vriendschap tussen Jezus en Petrus. “Wat is het kenmerk van een goeie vriend?” vraagt Geert. “Dat je hem kunt vertrouwen,” zegt Luuk. Geert: “Precies! Dat je hem dingen kunt vertellen die misschien zelfs je ouders niet weten. Maar Jezus is beduveld door z’n beste vriend. Wie van jullie heeft zoiets ook wel eens meegemaakt?” Douwe steekt aarzelend zijn vinger op: “Maar eh... ik zeg liever niet door wie,want dat vind ik een beetje lullig.”


Ondanks de protestants-christelijke signatuur trekt de school diverse gezindten aan, inclusief islam. Geert: “De Bijbel blijft onze leidraad. En we vieren ook alle christelijke feesten. Maar wie ben ik om mijn persoonlijke overtuiging op te dringen? Tuurlijk gebeurt het regelmatig dat een kind zegt: “Dit geloof ik niet.’ Dan zeg ik: ‘Oké, wat geloof jij dan? En waarom?’ Dat is het mooie van de bovenbouw: je kunt met elkaar van gedachten wisselen. Wie niet van discussie houdt, moet niet voor groep 8 gaan staan. Want ze zijn heel wat meer mans dan toen ík elf was.”

Na de godsdienstles rijst de vraag: gaan we rekenen of wordt het Engels? “Doe maar Engels,” vindt de groep. Tijdens de conversatie-oefening deinzen enkelen schroomvallig terug voor de werkwoordsvormen. Geert stelt ze gerust: “Jongens, taal begint met woordenschat hè? Als een Turkse meneer zegt: 'Ik koud hebben' dan snap ik ‘m wel. Dus als jij zegt: ‘I twelve years old’ snappen de Engelsen jou ook wel.”

Werkdruk

Na schooltijd wachten er nog de nodige klussen: correctiewerk, het voorbereiden van de volgende schooldag. Al dan niet aangevuld met een teamvergadering, een studiemiddag of een spreekavond voor de ouders. Als leerkracht van groep 8 doet Geert bovendien het voortgezet onderwijs-traject: hij bezoekt open dagen, formuleert individuele adviezen.

De taak van de leerkracht is in 25 jaar sterk veranderd. “De werkdruk is verzwaard. Meer administratieve rompslomp, ja. Maar ook de leerlingen zijn veranderd,” zegt Geert. “Al was het maar doordat er minder kinderen worden doorgeschoven naar het speciaal onderwijs. Oké, je moet flexibel zijn. Maar het is wel eens improviseren, hoor. Tegelijk is dat de charme van het vak. Eentonig wordt het nooit.”


© Margaretha Coornstra, i.o.v. Wegener Media (onderwijsspecial), 2009

donderdag 9 januari 2014

Open dialoog na ‘medische missers’

‘Medische missers’: die term is nauw verbonden met leed, een muur van zwijgen en jarenlange verbittering. Sinds kort is er een werkgroep die dialoog, erkenning en begeleiding nastreeft. Monique Roosink uit Zwolle is een van de oprichters.

door Margaretha Coornstra

ZWOLLE - Devy wist dat hij niet oud zou worden. Zelf hoopte hij op ongeveer 25 jaar. Op zijn veertiende besloot hij om zijn lichaam na overlijden ter beschikking te stellen aan de wetenschap. Zo wilde hij iets bijdragen aan een remedie tegen zijn ziekte: Fanconi-anemie, een zeldzame vorm van bloedarmoede. Vier jaar later stierf Devy; voortijdig, als gevolg van medische nalatigheid.
Moeder Monique Roosink zocht naar manieren om zin te geven aan zijn lijdensweg. Uitgebreid overleg met gelijkgestemden resulteerde eind 2013 in de Werkgroep Medische Missers (WMM): een team van medische, juridische en ervaringsdeskundigen, dat zich beijvert voor openheid en dialoog tussen zorgverlener en gedupeerde(n).


Devy
Devy wordt in 1989, na een zwangerschap van 32 weken, in het UMC Groningen geboren. Een piepkleine, maar schijnbaar gezonde baby. Zorgen van moeder Monique – zelf doktersassistente – over zijn trage groei worden eerst weggewuifd. Als hij anderhalf is, wordt hij geopereerd aan een hartafwijking. Met tweeëneenhalf jaar krijgt hij de diagnose Fanconi-anemie. In de jaren daarna volgen twee beenmergtransplantaties. Intussen maakt hij er het beste van.

Het gaat mis nadat Devy in september 2007 achttien en dus meerderjarig is geworden. Bij de overdracht van kinder- naar volwassenenafdeling in het UMC Groningen blijkt de coördinerend arts langdurig ziek. Er is geen vervanger geregeld. Devy tobt dan al maanden met een lekkend voedingscatheter: de opening in zijn buik (voor het slangetje naar zijn maag) is te ruim. Begin december volgt een crisis: Devy heeft ernstige in- en uitwendige infecties, moet aldoor overgeven, heeft hevige buikpijn en hoge koorts. Na veel geharrewar wordt hij opgenomen in het UMC Groningen, zij het op de verkeerde afdeling. Daar blijft hij ruim een maand. De chirurg kan het lek in zijn buik niet hechten, want de huid is te zeer ontstoken. Het gaatje wordt opgevuld met vaseline.
 
Protocol
Die winter wordt één grote nachtmerrie voor Devy en Monique. Door gebrek aan regie werken diverse specialisten en zaalartsen langs elkaar heen. De communicatie is vaag en onvolledig. In haar 67 bladzijden tellende dagboek noteert Monique Roosink verpleegkundige slordigheden (foute medicatie klaargelegd, infuus verkeerd afgesteld), maar ook de terugkerende braakpartijen, de stank, de laxeerkuren en, zodra de buikpijn ondraaglijk wordt: de vreemde logica van éérst longfoto’s nemen, ‘want dat is protocol bij koorts’. Kritische vragen wekken irritatie: “Laat u dat maar aan de dokters over, die hebben ervoor gestudeerd.” Vanaf 3 februari ziet Monique bloed in Devy’s urine. Ondanks wanhopig aandringen door haarzelf én de verpleging komt er pas na vier dagen een arts kijken. Op 10 februari overlijdt Devy. Aan een blaasbloeding, volgens het obductierapport. Frappant genoeg wordt dit een jaar later veranderd: de doodsoorzaak blijkt plotseling ‘onbekend’.

Werkgroep
Volgens recent NIVEL-onderzoek overleden in 2011/2012 ongeveer 970 mensen als gevolg van ‘vermijdbare schade’ in ziekenhuizen. Monique Roosink: “Bedenk wel dat het hier alleen om gemelde én erkende schade gaat. Devy’s casus is bijvoorbeeld nooit erkend als medische fout. Ze zeiden wel: ‘De dokters hebben op hun donder gehad.’ Maar toen ik vroeg waaróm dan precies, werd dat afgedaan als ‘een interne aangelegenheid’. Dat kon ik niet accepteren; het ging immers over de dood van míjn kind!”
Natuurlijk begrijpt Roosink de angst voor imagoverlies en claims. “Maar geloof me, de meeste slachtoffers wíllen helemaal geen geld! Ze willen gewoon opheldering en excuses, zodat ze verder kunnen met hun leven.”
 

Cultuuromslag
De Werkgroep Medisch Missers zet in op transparantie, dialoog en begeleiding van de gedupeerden. Daarin onderscheidt ze zich van eerdere initiatieven rondom ‘onbedoelde gevolgen van medisch handelen’ zoals de zorgvuldige omschrijving luidt. Volgens Roosink stoelen veel acties vooral op woede. En woede, hoe invoelbaar ook, is een slechte raadgever. “Als WMM gaan wij bijvoorbeeld geen zwarte lijsten opstellen. We willen juist bruggen bouwen tussen slachtoffer en zorgverlener. Door openheid en een snellere dossierscreening – en dan zowel het medisch als verpleegkundig dossier! - kun je jarenlange juridische procedures voorkomen. Soms gaan er dingen fout. En vaak houden artsen elkaar dan de hand boven het hoofd. Maar toch, ‘fout gegaan’ is niet per se ‘fout gedaan’. En dan nog: ook een arts is niets menselijks vreemd. Daarom wil de WMM juist met arts en patiënt als ménsen om de tafel zitten. Ja, die openheid vergt een cultuuromslag. Maar de schuldvraag alleen brengt de slachtoffers niet verder. Wel een eerlijke uitleg, met vervolgens de vraag: wat kunnen we nu voor u betekenen?”


© Margaretha Coornstra i.o.v. de Stentor, 4 januari 2014