donderdag 7 september 2006

Hitte in Gelderse bossen

De extreem warme julimaand werd niet alleen mensen teveel van het goede. Ook de natuur zuchtte en steunde onder de hittegolf. Tal van diersoorten, van bij tot haas tot hert, zagen het vege lijf ernstig bedreigd.
Volgens Hans Tjoonk, opzichter bij stichting Het Geldersch Landschap en Geldersche Kasteelen, zullen bos, heide en hun bewoners nog langere tijd kampen met de gevolgen van de droogte. Want ook de bruuske weersomslag met herfstige plensbuien heeft maar beperkte compensatie kunnen leveren: “Als je een schop in de grond steekt, dan blijkt die na zo’n vijftien tot twintig centimeter nog steeds gortdroog.”



VELUWE – Zelfs in de bijenkasten op de hei heerste ontreddering over de droogte. Bijen hebben vocht nodig om de nectar in honing te kunnen omzetten. En dat een konijn geen water hoeft is ook een fabeltje.
Hans Tjoonk: “Je kunt zeggen: er zit vocht in het gras. Maar bij teveel zon wordt dat hooi. Nu eten hazen en konijnen nog andere planten waar meer vocht in zit. Maar de wilde zwijnen zie je interen. En dan vallen de eikels dit jaar ook nog vroeger dan anders, doordat de bomen geen water genoeg hebben.”

Als opzichter is Hans Tjoonk belast met het dagelijks beheer van de Noordoost Veluwe. Maar voor bestudering van details trekt Het Geldersch Landschap externe medewerkers aan die zich verdiepen in bijvoorbeeld paddestoelen, egels en vogelsoorten. Tjoonk: “Voor ieder beestje hebben we wel een specialist.”

Zijn zorg om de wilde zwijnen lijkt haaks te staan op een ander aspect van faunabeheer: het afschieten van overtollig wild. Hans Tjoonk beseft hoe gevoelig dit ligt.
“Maar het heeft te maken met de draagkracht van een terrein. Je kunt per leefgebied maar een x aantal wilde zwijnen hebben zonder dat die risico lopen op ziekte, stress en voedseltekort. Bovendien krijg je problemen met de verkeersveiligheid. Wij zeggen vaak: er sterven meer zwijnen door de bumper dan door de kogel.”

Elk voorjaar worden de zwijnen geteld. Blijkt hun aantal te groot, dan verleent men ontheffing voor afschot. “Dat gebeurt onder onze regie, door mensen die bevoegd en opgeleid zijn,” benadrukt Hans Tjoonk. Het ‘aanspreken’ of inschatten van een individueel zwijn vergt kennis: “Je moet zorgvuldig kijken hoe het dier eraan toe is, zodat je in plaats van een oude, zieke zeug niet een gezond mannetje omlegt.”

Nog zo’n kant aan het beheer die niet altijd wordt begrepen: “Mensen verwijten ons wel dat we dood hout laten liggen”, zegt Tjoonk. “Maar dat is weer van belang voor spechten en insecten. En er groeien allerlei zwammen op. Uiteindelijk vergaat zo’n dode stam dan toch en voegt weer mineralen toe aan de bodem.”

 
i.o.v. Wegener Media, 2006