vrijdag 10 september 2010

Moslima in de Bible Belt

Shokrya is geboren en getogen in Kandahar – inderdaad, ‘in Taliban-stad’, zoals ze zelf met een zuurzoet lachje opmerkt. Binnen het liberale moslimgezin waarin ze bezig was op te groeien mochten haar oudere zussen een hoge opleiding volgen. Helaas: aan het begin van haar puberteit kwamen de Taliban aan de macht. En het was voor ditzelfde onbuigzame regime dat zij, haar echtgenoot en hun vier kleine kinderen naderhand naar Nederland vluchtten.

Inmiddels woont ze alweer jaren in een dorp op de Noord-Veluwe. En, bevalt dat?
Ja en nee.
Ja, want haar kinderen doen het hier uitstekend. Haar oudste zoon studeert technologie aan de Leidse universiteit, haar oudste dochter volgt een juridische opleiding in Zwolle.
Haar beide jongste kinderen bezoeken protestants-christelijke scholen, tot Shokrya’s grote tevredenheid: “Ik vind het mooi dat ze gewoon met hun klasgenoten meebidden en uit de Bijbel lezen. Geen enkel probleem.”

Wat ze moeilijker vindt, zijn de vooroordelen waar ze regelmatig tegenaan loopt. “Mensen denk vaak dat we uit een heel rare cultuur komen, omdat we moslim zijn. Ja, ik ben moslim,” zegt ze fel, “maar ik ben geen strénge moslim! Als je naast de Koran óók de Bijbel leest - wat ik gedaan heb - dan zie je dat christenen en moslims eigenlijk heel dicht bij elkaar staan.”

Toch signaleert ze vormen van discriminatie. Zo moet haar  man, werkzaam bij een groot energiebedrijf, van collega’s nogal eens flauwe grappen over de islam aanhoren. Maar wat haar meer stoort, is dat de Nederlandse politie zich drukker lijkt te maken over de raddraaiers onder bijvoorbeeld Marokkaanse jeugd dan om die van autochtone komaf.
Shokrya: “Wanneer je als Nederlander de politie belt met een klacht dat Marokkaanse jongeren je schutting vernielen, dan komen ze meteen. Maar zodra wij als allochtonen dezelfde klacht hebben over Nederlandse jongeren, dan worden ons eerst allerlei vragen gesteld, de politie schrijft een uitgebreid proces-verbaal en vervolgens hoor je nooit meer iets.”

Meteen wil ze haar uitspraken nadrukkelijk nuanceren: “Niet alle mensen in Nederland zijn zo. Giny [vrijwilliger bij Vluchtelingenwerk, MC] is altijd heel aardig voor me. Ik zie haar als mijn tweede moeder. Als ik het moeilijk heb, kan ik bij haar mijn verhaal kwijt.”.

Naar de moskee gaan zij en haar gezin  zelden. “Bidden kun je thuis ook. Maar het geloof is wel heel belangrijk voor mij.”
Shokrya herinnert zich maar al te goed de tijd dat ook in Afghanistan christenen en moslims vreedzaam naast elkaar leefden en ongedwongen communiceerden. “Maar tegenwoordig vraagt iedereen elkaar eerst: “Ben jij christen? Ben jij moslim?” En dan word je louter op je godsdienst beoordeeld.”


(i.o.v. Wegener Media, 2007, maar opnieuw actueel...)

maandag 6 september 2010

Het 'abstract realisme' van Nelleke Ponsteen

De mens is haar favoriete onderwerp. Menselijke emotie, oogopslag, lichaamstaal – dat is wat Nelleke Ponsteen fascineert. “Zoals jij me nu bijvoorbeeld aankijkt, wat doet dat met mij? Is dit aandacht, belangstelling..? Zulke momenten wil ik schilderen. De essentie van iemands blik vangen, dat vind ik heftig, dat ontroert me. Vooral de mimiek van kinderen. Die zijn nog zo primair, zo natuurlijk.”

Haar Godin siert het affiche van De Ring in Epe: een zachtrode vrouwenfiguur, het gezicht in extase opgeheven naar een diepblauwe hemel. Vanaf 5 augustus toont de gemeente Epe haar ‘kerncollectie’, een strenge bloemlezing uit talloze kunstaankopen die in de loop der jaren zijn gedaan.
Nelleke  is blij dat ze één van de uitverkorenen blijkt: “Tuurlijk streef ik naar kwalitatief goed werk. Maar als je daar dan ook werkelijk op wordt geselecteerd, is dat toch weer een stukje bevestiging.”

Mail Art
Nelleke Ponsteen studeerde Vrije Kunst aan de Hogeschool voor de Kunsten te Arnhem. Dat vrijheidsaspect zie je terug in haar experimenten met gemengde technieken. Zoals de ‘Moonings’: potlood- en penseeltekeningen gemaakt bij maanlicht. Of de Pop Art-collages met ‘objets trouvés’ , waarin echte popjes (zowel barbies als antiquarische celluloid-exemplaren) een hoofdrol spelen.
Ook doet ze al jarenlang aan ‘mail art’, door met collega’s beplakte en beschilderde enveloppen uit te wisselen. Nee, ze is niet bang dat die kunstwerkjes onderweg zoekraken: “Op het postkantoor zijn ze vaak zó bezorgd dat ze de postzegel niet eens durven afstempelen, kijk maar..!”

Kip!
Van 9 augustus tot eind oktober exposeert ze in het MFC Aperloo in haar woonplaats ’t Harde, een tamelijk nieuw en nuchter ogend gebouw.
Kip! heet de zeefdruk die Nelleke Ponsteen MFC heeft geschonken. “Met een uitroepteken, ja. Soms houd ik van uitroeptekentjes, ik word er vrolijk van.” Ook de kip zelf kijkt guitig om het hoekje. Nelleke won er ooit een prijs mee tijdens een Atelierroute Noordwest-Veluwe. De koddig gestileerde vogel is bedoeld als aanmoediging, in de hoop dat het MFC geleidelijk een eigen kunstcollectie zal opbouwen.

Want eerlijk is eerlijk: posters, prijsbekers en prikborden konden niet verhelen dat de gloednieuwe ruimtes nog wat kaal oogden, bijna kil zelfs. Terwijl de strakke lijnen en smetteloze wanden dit gebouw tot een schappelijke galerie maken.
“Oudere panden hebben vaak al sfeer van zichzelf,” meent Nelleke. “Maar dit is een nog jong gebouw, waar mensen allerlei verschillende dingen komen doen. En ik vind het leuk om hier te hangen en gezien te worden. Om zo aan zo’n ‘gemeenschapshuis’ - want dat woord vind ik er gevoelsmatig meer bij horen dan MFC– ook even mijn eigen kleur toe te voegen.”




‘Portretten’ noemt ze de doeken die daar hangen, want ze wil vooral de identiteit van haar modellen recht doen.  Haar acrylschilderijen op doek zoomen gewoontegetrouw op stemming en expressie. Zoals een babyhandje, waaruit behoefte aan geborgenheid spreekt. Of een oma met kleinkind in de tuin. Een moegespeelde peuter met grote slaapogen. En het monnikenwerk van de uit paarse stippen opgebouwde, pluizig aandoende teddybeer.

Frivool
"Ik bedenk vooraf welke kleur bij iemand past: hoe levendig moet het worden, of hoe koel? Zo vond ik de vrouw hier te ernstig worden; dat paste niet bij haar frivole stijl, dus heb ik haar tegen een bloemetjesdessin gezet. En deze jongen is rossig. Om dat extra te laten uitkomen, heb ik zijn ogen even blauw gemaakt als de achtergrond.”
Hoe zou Nelleke Ponsteen zelf de stijl van haar portretten omschrijven?
“Tja, ‘geabstraheerd realisme’ is geen officiële term, maar die dekt wel het beste de lading. Ik verander de kleuren, laat dingen weg; eigenlijk blijven er gewoon kleurvlakken over. En toch maakt je oog daar een realistisch portret van.”


(i.o.v. Wegener Media, 2010)

"Schoonheid kun je niet afschaffen"

Het begon met een onnozel krentenbloesemtakje in een fles. Zo op het oog een lief amateurschilderijtje boven het dressoir, niet meer en niet minder. Maar het raakte beeldend kunstenaar Jan van Rijsewijk tot in het diepst van zijn ziel.
"Ik dacht: nou, er zijn maar héél weinig mensen die zo'n takje niet verpesten..! Die de schoonheid en de waarachtigheid ervan kunnen waarnemen en er ook nog in slagen om dat op het canvas over te brengen. Wat ik zag was puur talent zonder vakmanschap."


Hendrika Anna Doedijns ziet het levenslicht in Leeuwarden op 28 december 1942. Als klein kind al voelt Anna zich aangetrokken tot alles wat naar beeldende kunst ruikt. "De geur van verf, ja zelfs al van kleurpotloden in de boekwinkel was voor mij iets bijzonders," beseft ze achteraf. "Ik voelde wel dat die te maken had met iets wat ik heel graag zou willen doen."


Verdrukking
Helaas: tegen de verdrukking in opgegroeid binnen een moeilijk functionerend eenoudergezin in het naoorlogse Leeuwarden, ziet ze geen kans om een kunstvakopleiding te verwezenlijken. Wel valt het menigeen op hoe aardig ze als vijftien-, zestienjarig meisje kan tekenen. Op verzoek van vriendinnen schildert Anna heidelandschapjes en stillevens. Daar blijft het bij.
Aan het eind van haar jeugd treedt ze in het huwelijk met de man die men geschikt voor haar acht. Het goede nieuws uit deze periode is dat ze moeder wordt van drie dochters: Grieteke, Arendtje en Nynke.


Puur talent zonder vakmanschap. Maar met dat vakmanschap zit het inmiddels ook wel goed.
Nee, een reguliere academie is er nooit aan te pas gekomen. Toch beschouwt Anna zichzelf evenmin als autodidact: "Ik ben niet autodidact, ik ben gevormd. Door met liefde te kijken, maar ook door te doen, te doen en nog eens te doen. En natuurlijk door Jan's aanwijzingen ter harte te nemen. Het perspectief moet kloppen, dat soort dingen."

Aquatint
Carel Jan van Rijsewijk, geboren op 10 september 1954 te Dieren, is voornamelijk actief als graficus. In de loop der jaren heeft hij de aquatint-etstechniek tot zijn specialisme gemaakt. Anders dan bij de lijnets levert het aquatint-procedé uniforme tonen op, die qua intensiteit kunnen verschillen. Zodoende is het mogelijk met nuances te werken. Lange tijd legt Jan zich toe op het vereeuwigen van historische stadsgezichten in de traditie van de oude meesters, waarbij met name de 17de eeuwse aquatint-expert Herkules Seghers hem tot voorbeeld dient.

Behalve een begenadigd collega herkent Jan van Rijsewijk in Anna Doedijns ook de liefde van zijn leven. En vice versa. Wie Jan zegt, zegt Anna. Vakbroeders weten ze zich, soulmates.
Jan: "Van meet af aan zijn we elkaar tot steun en criticus geweest. Het is een fifty-fifty rolverdeling. Zij corrigeert mij en ik corrigeer haar."
Anna: "Zonder Jan was ik nooit zo uit de verf gekomen. We vullen elkaar aan. En we hebben geleerd elkaars kritiek te accepteren, omdat we weten dat we allebei het beste voor de ander willen."

Vanaf 1978 wonen en werken ze samen. Eerst in het Friese Follega, daarna op hun schip dat ze "Herkules Seghers" dopen. Een voormalige marine-barkas, omgebouwd tot woning annex atelier, compleet met etspers.
Van 1983 tot 1995 trekken Anna en Jan met hun "Herkules" door Nederland. Ze hebben zich tot taak gesteld om de laatste pittoreske stadsgezichten vast te leggen. Een omvangrijk project, dat in 1985 en 1986 al exclusieve series etsen oplevert.

Al doende maakt Anna zich de grafische technieken snel eigen. Jan: "Dat is ook een opleiding, hoor. Twaalf jaar oefenen! Op de academie maak je één etsplaatje: kijk, zo moet dat.Wij hebben er zeshonderd gemaakt. En van meet af aan is het een fifty-fifty rolverdeling geweest. Van veel etsen zou ik niet precies meer kunnen zeggen of Anna die nu gemaakt heeft of ikzelf."

Fabrieksmatig
In 1986 komt Anna Doedijns in contact met een galeriehoudster uit Düsseldorf, die zich weldra opwerpt als persoonlijk manager. Ze is verrukt van Anna's bloemstillevens en heeft daarvoor een uitgebreide klantenkring. Op haar aandringen vervaardigt Anna uitsluitend kleine schilderijtjes op koper, van 13 x 18 of hooguit 20 x 30 centimeter.
Anna: "Auf Kupfer malen, dat was je van het. Volgens haar gaf het koper een meerwaarde aan het product. En mij leek het wel een uitdaging, ik wilde het graag leren. Alleen, doordat je gebonden bent aan kleine formaten moet je ook heel fijn schilderen. Grof schilderwerk op koper is niet gepast."
"Het is een techniek waarvan Pieter Brueghel de Oude al gebruik maakte," licht Jan van Rijsewijk toe. "Schilders trokken indertijd de steden langs met kleine drieluikjes om hun werk te tonen. Maar houten paneeltjes gingen kromtrekken en barsten."
Anna: "Ik moet zeggen: op linnen kun je lichtvoetiger aan de slag. Op koper schildert het zwaarder, net alsof dat de olieverf wat meer aanzuigt."

Vijftien jaar lang exposeert  Anna elk voorjaar en najaar op de beurs in Frankfurt. En schildert gestaag door, zo'n twintig à dertig bloemstilleventjes per jaar. De liefde blijft, maar het enthousiasme verdwijnt. Anna voelt de hete adem van de routine in haar nek. En diep in haar hart staat de steeds fabrieksmatiger aanpak haar tegen. Zodra de opdrachtgeefster het tempo nog wil opvoeren, neemt Anna een kloek besluit. Ze stopt ermee.
"Ik dacht: En nou ga ik doen wat ik altijd zo graag heb gewild: ik ga eens groot schilderen. En dat was heerlijk, een openbaring! Alsof ik los kwam uit een keurslijf. Al die tijd had ik me letterlijk en figuurlijk klein laten houden."
De overschakeling op grote doeken betekent zowel ambachtelijk als inhoudelijk een radicale ommekeer. Niet alleen schildert Anna Doedijns nu in technisch opzicht comfortabeler, met haar meer dan levensgrote bloemen maakt ze ook een statement.

Credo
"Ik zoek naar de waarheid. Naar het wezenlijke van de natuur waar iedereen aan voorbij loopt," luidt haar credo. Toch resulteren deze waarheidsliefde en haar oog voor detail niet in een fotografische weergave. Anna Doedijns is geen fijnschilder zoals een Henk Helmantel. Haar lossere toets en subjectieve natuurbeleving passen beter in filosofie van de Romantiek. Want ze neemt niet alleen waar, ze accentueert, interpreteert en communiceert.

"Het zoeken naar de grote lijn, waarbij de kennis van de details toch nuttig en nodig blijft", zo formuleert ze haar benadering."Vergroot het uit en laat het zien, dat is mijn devies. Zodat de mensen zeggen: 'Oooh... zit dat zó? Ik wist niet dat een klaproos...' En het dan ook echt móói weergeven, met liefde en respect voor het onderwerp zelf, dat daar zo stilletjes staat te bloeien en niks moet en niks verlangt. De mensen attent maken op de ongelofelijke schoonheid ervan."

Tijdgeest
Anna Doedijns koppelt haar intieme, 19de eeuwse verteltrant aan een eigentijdse extraversie waarmee ze nederige kleinoden van reusachtige afmetingen voorziet. Het is deze paradox die de haar stillevens onalledaags maakt.
Dat opblazen van zulke bloemafbeeldingen, dat heb ik nooit eerder gezien", zegt Jan. "Ja, wel in moderne stijlen. Maar niet zó, met behoud van de natuurlijke essentie."
Explicieter dan Anna zelf ziet hij hierin een reactie op de tijdgeest: "Een protest tegen alle vervlakking en flauwekul, tegen de waanzin van al die mensen die alsmaar achter hypotheekjes aanrennen. Gewoon een klein bloemetje plukken en dat heel groot neerzetten: jongens, kom even tot jezelf en kijk dáár nou eens naar! Ach, de Romantiek is nooit echt weggeweest. En zeker nu heeft de mens het broodnodig. Schoonheid kun je niet afschaffen."

 

(particuliere opdracht, 2001)

zondag 5 september 2010

Verwennerij voor 'gekwetste vrouwen'

OLDEBROEK – Ze timmert al enkele maanden stevig aan de weg en haar idee krijgt steeds concreter vorm: Thermen WellBeing Veluwe. Een wellnesscentrum voor vrouwen die de openbare sauna mijden, omdat die stap (nog) te groot is.
Het was even zoeken naar een niet-stigmatiserende aanduiding, maar inmiddels praat Astrid Kesler over ‘gekwetste vrouwen’. Hun kwetsuur kan pijnlijk zichtbaar zijn, zoals na verbranding of amputatie. En pijnlijk ónzichtbaar, zoals bij spierreuma of depressiviteit.

Het idee ontsproot aan de Verwendagen binnen Astrid’s massagepraktijk. “Nee, nog niks ‘gekwetste vrouwen’; gewoon overstresste dames. Maar ze hadden wel allemaal een verhaal, anders waren ze niet gekomen.”
Uit zulke verhalen, haar eigen vaardigheden én eigen levenservaring distilleerde Astrid het unieke concept: betaalbare wellness in besloten kring.

Als voorbeeld noemt ze een uitgeputte kankerpatiënte die zich tot niets in staat voelt, maar toch graag met haar dochters een dagje wil ontspannen en bijkletsen. Thermen WellBeing richt zich volledig naar de klant, met een breed aanbod: sauna, hamam (een Turkse behandeling met kleipakkingen en scrubben), massage, reiki.
Astrid: “Als iemand tijdens een massage begint te huilen, zal een commercieel centrum zeggen: Sorry meid, je tijd is om. Begrijpelijk. Maar dankzij de kleinschaligheid kan ik daar anders mee omgaan.”

Lotgenotenclubs
Nee, ze mikt niet op lotgenotencontact. “Een potentiële moeilijkheid bij lotgenotenclubs is dat iedereen zich op een ander punt in het proces bevindt. Wie net de diagnose borstkanker heeft gekregen en nog vol hoop is, zit niet te wachten op verhalen over mislukte borstreconstructies. Oké, als je hier met vier stoma-meiden in de sauna ervaringen wilt uitwisselen – welkom! Maar Thermen WellBeing is niet therapeutisch, niet medisch, niks. Het gaat juist om die vanzelfsprekendheid, om gewoon kunnen doen wat je wilt. ”

Privacy en laagdrempeligheid zijn sleutelwoorden. Maar hoe non-profit wordt Thermen WellBeing?
“Nou, mijn accountant noemt de tarieven ‘een bijdrage in de kosten’. Ja, ik wil hiermee graag mijn brood gaan verdienen. En nee, ik word er niet rijk van.”
Vandaar ook, erkent Astrid volmondig, dat ze meer sponsoren zoekt. Dankzij individuele donateurs zijn de eerste tienduizend euro’s al binnen.

Dankbaar vertelt ze over de medewerking van een castingbureau, dat vier actrices regelde voor een internetcommercial. “Een componist gaat gratis nieuwe muziek schrijven, want die moet immers rechtenvrij zijn.” Uiteraard figureren in de commercial geen gefotoshopte nimfen, maar échte vrouwen. Van verschillende leeftijden, met diverse fysieke problemen: overgewicht door hormoonpillen, een mega-litteken, psoriasis, een stoma.

Terechtwijzend
Laatst kreeg Astrid Kesler een terechtwijzend telefoontje van iemand die het principe van een besloten setting verwierp: mensen met littekens moesten genoeg zelfwaardering opbrengen om juist wél naar de openbare sauna te gaan!
“Toen dacht ik: Lieve schat, je redeneert mooi, maar zo werkt het niet. Mijn klanten moeten helemaal niks. Ik heb geen bedoeling met iemand, iemand heeft een bedoeling met zichzelf. En als ik ergens in dat individuele proces van nut kan zijn, ben ik al blij.”




Sponsoring
Het idee van Astrid Kesler – betaalbare privé-wellness, voor vrouwen met een voorgeschiedenis, waardoor zij zich liever niet ‘blootgeven’ in openbare sauna’s – is notarieel vastgelegd. De gloednieuwe WellBeing Foundation is van zins om tien Thermen WellBeing-centra in Nederland te realiseren. Als eerste zal Thermen WellBeing Veluwe medio 2011 open gaan. En hoewel Kesler zich hiermee exclusief op vrouwen richt, is in de Foundation-statuten sprake van ‘mensen’. Zo opperde iemand al het idee om iets vergelijkbaars voor kinderen te gaan doen.
De gemeente is akkoord met de plannen. Een volgend cruciaal punt vormen naamsbekendheid en fondsenwerving. Zeven ‘WellBeing Ladies’, allemaal doelgroep-dames, verzorgen promotieactiviteiten. In de Commissie van Aanbeveling zitten actrice Isa Hoes, presentatrice Mariska Hulscher en Corinne de Haas van Viva La Donna, een stichting die zich inzet voor vrouwen die ooit de diagnose kanker kregen.
Verschillende bedrijven leverden al gratis diensten aan Thermen WellBeing: een saunabouwer bood sauna’s aan, een castingbureau werkte mee aan de internetcommercial, een interieurontwerper maakte tekeningen, een copywriter leverde persberichten.
Verder wil de WellBeing Foundation benefietfeesten organiseren. De eerste happening staat gepland voor het najaar. Landgoed ‘Zonnestraal’ in Hilversum zal het decor vormen van een sprankelende glamour-party.


(i.o.v. Wegener Media, 2010)

‘Fledermaus’ bruist als appelcider

‘Die Fledermaus’ (Joh. Strauss jr.). Orkest v/h Oosten & Consensus Vocalis o.l.v. Jan Willem de Vriend.

Hitsige heren, slimme dames, knus gehuichel, kolderieke misverstanden en dit alles overgoten met veel champagne. Ziehier de hoofdingrediënten van Die Fledermaus.
Stond librettist Richard Genée indertijd een satire op de Weense jetset voor ogen, regisseuse Elsina Jansen mikt op een fleurige klucht. Natuurlijk in hedendaagse kostuums, want dat wordt al decennialang als vernieuwend gezien. Zo krijgt Rosalinde (Claudia Patacca) de uitstraling van Ma Flodder en ontbreken aan de dienstmeisjesoutfit van Adele nog net de konijnenoortjes. De gesproken tekst is een Nederlandse hertaling, de gezongen tekst gelukkig niet.

Operette mag dan onder de lichte muze vallen, de briljante Fledermaus-melodieën - hoe comfortabel ze ook in het gehoor liggen - zijn zangtechnisch loodzwaar. Niet de hele cast lijkt op deze taak berekend. Ook in de solo-ensembles treedt soms een zekere slordigheid aan het licht.

Vocale uitblinkers zijn coloratuursopraan Ilse Eerens (Adele), die de veelbezongen champagne laat bruisen op je trommelvlies, en de elegant gevooisde André Post (Alfred). Ook Jolanta Nicolai (de androgyne Prinz Orlovsky) flaneert met haar fraaie mezzosopraan en speelt haar rol met (bijna te) veel verve.

Qua acteerwerk spant gevangenisdirecteur Frank (Piotr Micinski) de kroon; waar hij ten tonele verschijnt, verandert de klucht in een volwassen komedie. Verderop levert Edwin Rutten als cipier Frosch weliswaar een verdienstelijke bijdrage, maar is toch te weinig cabaretier om de aandacht continu op spanning te houden.

Het Orkest van het Oosten zet de puntjes op de i in een gedegen, relatief rechttoe-rechtaan vertolking, daarmee het gemiddelde niveau op peil houdend. Per saldo is deze ‘Fledermaus’ vooral één brok onbekommerde leutigheid, fris en fruitig als appelcider, waarvan de uitvoerenden evenzeer genieten als het publiek.

(recensie i.o.v. de Stentor, januari 2010)