maandag 27 december 2010

Het poesje met de zwavelstokjes

Begin dit jaar interviewde ik makelaar Mike Dijksma
voor een bedrijfsblad.
Sinds enige tijd volgen wij elkaar op Twitter.
Vlak voor de feestdagen ontspon zich de volgende dialoog...

Mike:
Gevonden op mn oprit, zwaar onderkoeld katje, sheba blauw maar nu bedolven onder sneeuw #jaguar http://yfrog.com/hs1s7ij
[Check die link s.v.p. nog ff niet, beste lezer; heb ik nl. in eerste instantie ook niet gedaan.]

@Hollandmakler
Aaaaaaach, een onderkoeld katje... en dat zo vlak voor Kerst! Het katje met de zwavelstokjes.
Goed dat jullie elkaar troffen!

@Coornstra
Het arme beestje heeft speciaal nog wintersokjes aangekregen, maar nog geen beweging in te krijgen..
Fijne kerstdagen Margaretha!
...De kalkoen ligt inmiddels gekneveld met vleugels op z´n rug en een appel in z´n strot in de oven, wel vol met Remy Martin XO #eervoleinde

@Hollandmakler
De kalkoen is dus niet meer te redden, maar hoe vaart het arme poesje met de zwavelstokjes..?
(Durf het amper te vragen...)

@Coornstra
Ligt nu in kunstmatige coma te wachten op het voorjaar heheh

(vervolg via Direct Messages)
- Serieus, kunstmatige coma? Of is dat een eufemisme voor “doodgegaan”?
Wij zijn thuis allemaal kattengek, de interesse is oprecht.

- Sorry.. Ik hoop niet dat je je echt zorgen maakte om een katje.. Het ging om m'n blauwe jaguar.. staat in die eerste tweet zelfs met foto ;)

- Aha, vandaar die speciale wintersokjes! Ik snapte de Duitse diergeneeskunde al niet.
Heb een ander referentiekader, met een Opel Astra en 10 katten.

- Ghe Ghe 10 katten en dan nog plek voor 1 meer! Dan zijn jullie echte liefhebbers!
Alvast fijne jaarwisseling gewenst!

- Is het ok dat ik onze dialoog op mijn blog zet, desgewenst met link?
Vond het misverstand wel humor... Fijne jaarwisseling!

- Haha je doet maar! Was inderdaad grappig, had dus ook echt niet door dat jij dacht dat het om een poesje ging! Succes

dinsdag 21 december 2010

Noodkreet van Yoba!

N.B. Onderstaande tekst is niet van mijn hand.
Maar ik ken Yoba-Gambia als één van die efficiënte, kleinschalige projecten die steun verdienen, zeker in een tijd waarin het nieuwe kabinet wil bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking.
Vandaar dat ik hiervoor graag jullie aandacht vraag.

Kort gezegd: Yoba verkeert in nood vanwege een forse huurverhoging.
Vóór 5 januari 2011 moet er zo'n 2300 euro op tafel komen..
M.C.
 

"Graag waren we deze brief begonnen met goede berichten, uitdagende plannen, beste wensen en hartelijke dank voor al uw steun en hulp in de afgelopen maanden.
Goede berichten hebben we zeker. De plannen voor 2011 zijn in volle voorbereiding. Voor het nieuwe jaar wensen wij al onze dierbaren het allerbeste. Onze dankbaarheid blijft groot, zeker voor de getrouwe maandsponsors die ons nu al meer dan een jaar steunen.
Overigens zijn we opnieuw op zoek naar sponsors die één of meer van onze jongens voor 1 jaar of langer willen steunen. Zie hiervoor de info op onze - vernieuwde - website Yoba-Gambia.

Helaas. Intussen worden wij plots geconfronteerd met zeer ernstig nieuws. De gevolgen daarvan zijn desastreus voor de Yoba-workshop, het Yoba-project en de toekomst van onze jongens en het meisje Awa. Van het ene op het andere moment staan wij aan de rand van een onbekende afgrond.

Zopas hebben wij gehoord dat de verhuurder van het terrein waar onze workshop is gevestigd, de huurprijs voor 2011 heeft verhoogd met 150 %.
Het hele bedrag moet vooraf betaald worden, op 5 januari 2011.
Wij hebben minder dan 3 weken de tijd om het geld bijeen te krijgen.

Sinds 2006 huurt Omar dit stukje grond van een oude man. In de beginjaren wilde niemand het terrein hebben, maar intussen heeft de Manjai Road zich ontwikkeld tot een gewilde locatie waar banken en kantoren zich vestigen. Onze timmermanswerkplaats is een vreemde eend in de bijt geworden.

Twee jaar geleden kreeg de verhuurder een ongeluk waardoor hij erg verzwakt is. Omar en hij hadden altijd een goed contact, maar nu dringen de kinderen van de man er telkens op aan dat hij meer en meer geld vraagt voor de kavel.
In Gambia bestaat nauwelijks huurbescherming, je mag een huurder niet zomaar ergens uitzetten en dat is het dan. De huur mag wèl ongelimiteerd verhoogd worden, en het volledige bedrag voor één jaar moet aan het begin van dat jaar worden betaald.

Wij hebben een terrein op het nieuwe industriegebied in Tanji en we zouden graag zo snel als mogelijk de hele workshop verhuizen, het liefst vandaag nog. Maar dat is onmogelijk.

Op het nieuwe terrein is nog niets, er zijn geen voorzieningen, geen onderdak, en er is geen omheining. Een stevig hek is een absolute noodzaak om de machines en ook de materialen die we in de afgelopen jaren met zoveel moeite vergaard hebben veilig op te kunnen slaan. Op onze nieuw ingerichte website http://www.yoba-gambia.nl/ vindt u meer informatie over de plannen en de begroting.

Omar heeft overwogen om de hele workshop te sluiten, de machines ergens op te slaan (waar in ‘s hemelsnaam?) en alle jongens weg te sturen.
Helaas – of gelukkig - is dit evenmin een optie voor ons. Wij kunnen niet stoppen. De jongens kunnen en willen wij niet in de steek laten. Zij hebben zich altijd ingezet, en ze rekenen op ons. En waar zouden ze naartoe moeten ?
De machines zijn geankerd in beton en nauwelijks te verwijderen. De kapitaalvernietiging zou enorm zijn, en sommige machines moeten nog worden afbetaald.


Wij komen tot de conclusie dat we geen andere keus hebben dan door te gaan.
Dit betekent dat wij tussen nu en 5 januari 2011 meer dan 2300 euro aan fondsen moeten binnenhalen: (huur workshop = 1800 euro, levensonderhoud jongens = 500 euro)

Zonder uw snelle hulp redden wij het niet.
We vragen iedereen uit ons netwerk, iedereen die het project een warm hart toedraagt om twee extra steentjes bij te dragen en de workshop te redden.
Daar stellen wij ook iets tegenover.
Sinds kort zijn wij begonnen met de productie en verkoop van de Unieke Remanufactured Vintage Yoba-Gambia Sjaal.
Jannie maakt deze sjaals van verschillende stukken stof, in verrassende en unieke samenstelling. Elke sjaal is anders. Elke sjaal is mooi. Elke sjaal is een klein kunstwerkje in patroon en kleur. Wie Jannie kent en weet wat zij met stoffen, patronen en kleuren kan, weet ook dat alleen de allermooiste combinaties goed genoeg zijn.
(Wie Jannie kent, weet ook dat zij zoiets nooit zelf zou opschrijven, dat heeft iemand anders dus voor haar gedaan, n.l. Suuz).

Voor elke donatie van 50 euro kunt u desgewenst één Unieke Remanufactured Sjaal aanvragen. Elke donatie van 100 euro geeft recht op drie Unieke Remanufactured Sjaals.
U kunt kiezen uit sjaals voor dames of heren. Verder blijft het een verrassing wat u ontvangt, want elke sjaal is uniek en de voorraad stofjes die gebruikt wordt wisselt per dag.


Speciaal voor de feestdagen heeft Yoba-Gambia de Verrassingsbon ontworpen. Sjaals die vòòr het einde van het jaar besteld worden, zullen in januari worden geleverd. Met de Verrassingsbon heeft u dan toch een leuk kado voor onder de boom, een dubbele verrassing!

Het contrast tussen onze grimmige, urgente problemen en onze kleurige sjaals kan niet groter zijn.
Toch putten wij hoop uit onze vrolijke producten, onze creativiteit en onze vrienden die belangeloos stofjes leveren en sjaals verspreiden binnen hun families, kennissenkring en zakelijk netwerk.

Doe mee en maak blij! Stuur deze mail door aan iedereen in uw netwerk die iets voor Yoba zou kunnen en willen betekenen.

Wij horen graag van u. We zijn blij met uw belangstelling en met uw hulp.

We zijn te bereiken via Jannie Eisen, telefoon 038 - 465 68 49
Bankrekening Rabobank Zwolle 11.57.82.613

Als u vragen heeft, opmerkingen, ideeën of een plannetje, als u sjaals nodig heeft voor de zangvereniging, de familiereünie of het kerstpakket, neem contact met ons op!

Hartelijke groet,
Jannie Eisen en Omar Jallow"

zaterdag 18 december 2010

Wereldprijs voor waterram


“We kunnen ontwikkelingsgeld effeciënter besteden”

Achthonderd genomineerden, twaalf finalisten en één winnaar. Ontwikkelingswerker Auke Idzenga won op 4 december de BBC World Challenge Award. Begonnen als experiment op de Filippijnen, heeft zijn ‘rampomp-installatie’ al 117 bergdorpen van drinkwater voorzien.

door Margaretha Coornstra

ELBURG - De allereerste inspiratie kreeg Auke Idzenga (48) tijdens zijn opleiding in Zwolle. “Daar draaiden ze in het waterlab een rampomp van beton. Een primitief ding, maar dat idee: water omhoog brengen, vond ik zó onvoorstelbaar..!” Zijn ‘Filipijnse’ versie is verbluffend van eenvoud. Cruciale onderdelen: een deurscharnier en een klep, gemaakt van een oude autoband. De installatie werkt op waterkracht, zonder elektriciteit of brandstof, en pompt het schone bronwater 150 meter omhoog naar de bergdorpen.

Zonder rampomp moeten bergbewoners het bronwater in jerrycans kilometers ver naar boven sjouwen. “Wie dat zelf niet kan, moet ervoor betalen. Een bejaarde mevrouw vertelde dat ze daarom van de berg naar het stadje was verhuisd. Zodra ze hoorde dat wij in haar dorp een rampomp gingen plaatsen, kwam ze terug.”
Idzenga en zijn collega’s zijn zelf ook verrast hoeveel zo’n pomp teweegbrengt. “Kinderen kunnen langer naar school, doordat ze niet uren met jerrycans hoeven te sjouwen. Ze worden ook gezonder: minder diarree, minder huidproblemen.  Je ziet veel huidziekten in streken waar weinig water is. In de bergen kun je je normaal gesproken zelden wassen. Als kinderen ’s middags bezweet en vuilgespeeld thuiskomen, mogen ze zich niet afspoelen, want dat beetje water is nodig om eten te koken. Dus gaan ze ongewassen naar bed en de volgende ochtend zo weer naar school.”

Inmiddels woont Auke zo’n twintig jaar op de Filipijnen. Getrouwd met een Filipijnse en vader van vier kinderen, spreekt en denkt hij in het dialect van het eiland Negros. “Tja, dat is ontwikkelingswerk; een kwestie van lange adem. En dan lokaal, in het ritme van de omgeving. De mensen moeten gaan voelen dat het hún pomp is. Ze moeten hem zelf kunnen bouwen en onderhouden.” Technologie-overdracht is de sleutel, benadrukt hij: “Als de hulpmiddelen lokaal geproduceerd worden, creëer je werkgelegenheid en is het veel goedkoper.”

Idzenga noemt het “schandalig en kortzichtig” dat het kabinet wil bezuinigen op ontwikkelingshulp. “Al moeten we wel stevig nadenken over de aanpak. We kunnen het geld efficiënter besteden, aan zaken waarvan het nut al bewezen is. Nu gaat er te veel geld op aan salarissen van consultants zoals je ook in het bedrijfsleven ziet, en aan korte-termijn-projecten. Het oude ontwikkelingsdenken is terug: ‘Wij zullen ze daar wel gauw even laten zien hoe het moet’. Maar zo werkt het niet.”

i.o.v. de Stentor, 8 december 2010
Informatie: AIDFI

maandag 22 november 2010

"Je hoeft je hier niet te schamen”

Het is er sprookjesachtig. Verscholen in de lentegroene bossen rond Apeldoorn ligt het witte ‘Woldhuis’ met zijn vrolijk geschilderde luiken. Binnen heeft de Jugendstil krachtig toegeslagen, een handje geholpen door eigentijdse ontwerpers. Dofgouden wandpanelen met elegante bladmotieven, enorme Gustav Klimtposters met echte lovertjes, sierlijke poorten met bloemrijk scherfjesmozaïek.
Al jaren vormt deze romantische ambiance het decor voor de therapeutische vakantieweken van de Stichting Kind & Brandwond.

Een doe-vakantie als therapie

door Margaretha Coornstra

“Sorry, ik heb iemand van Hart van Nederland aan de telefoon. Kijk alvast rustig rond, maar stel nog geen vragen,” waarschuwt Robert-Jan de Nooijer. Als coördinator van deze Tienerweek is hij afhoudend jegens bezoekers. Ter bescherming van de kinderen, die volgens hem vaak ‘schuw en teruggetrokken’ arriveren, bang als ze zijn om aangestaard te worden.
Maar veel meer dan de after-party van een kinderfeestje valt er eigenlijk niet te zien. Een handjevol jeugd zit na te kletsen op het terras, bij een stel mallotig uitgedoste volwassenen: de Mediclowns hebben zojuist hun lachworkshop gegeven. Anderen slenteren over het met rhododendrons omzoomde gazon. Her en der zweven ballonsculptuurtjes over het gras, een enkele drijft eenzaam in een opblaasbadje. De sfeer is kalm, vriendelijk, verzadigd.
Totdat een staflid in een ouderwetse autoclaxon knijpt. Het snerpend geluid attendeert iedereen op de boodschap: “Jongens, we gaan effe een foto maken!” Eén jongetje loopt wat sip en alleen van de groep weg. Meteen schiet een begeleider hem aan: “Ben jij al getekend? Nee? Nou, dan maar gauw naar binnen en zorg dat je mooi op de plaat komt!” Want binnen zit een sneltekenaar, die flatteuze caricaturen maakt.

Kamp
Robert-Jan de Nooijer was al jaren bij de vrijwillige brandweer in Vlissingen, toen hij zich ‘na een incident’ begon af te vragen hoe het verder ging met kinderen die brandwonden opliepen. Zo kwam hij als vrijwilliger bij de Stichting Kind & Brandwond. Inmiddels organiseert De Nooijer, samen met mede-coördinator Maarten Holtus en een groep gespecialiseerde stafleden, de jaarlijkse Tienervakantieweek.

Op de website is nog sprake van ‘kamp’. “Maar,” zegt De Nooijer, “dat woord heb ik naar het hiernamaals verwezen, want het heeft iets dwingends. En geen kind komt hier met tegenzin. Wel met angst voor het onbekende. Vaak is het eerste dat ze vragen: ‘Waar heb jij je littekens?’ De meesten gaan zelden naar het zwembad, omdat je daar uit de kleren moet. Maar hier lopen allemaal mensen met littekens rond, inclusief stafleden.”

Wie ooit ernstig verbrand is, popelt waarschijnlijk niet om aan te schuiven bij een kampvuur of een barbecue..?
“Tja, en dat doen we hier dus tóch,” zegt De Nooijer. “Natuurlijk forceren we niks. Maar we zeggen wel: ‘Joh, probeer om er even bij te komen zitten!’”
Trouwens, niet alle brandwondpatiënten raken psychisch getraumatiseerd, voegt hij eraan toe: “Er zijn ook kinderen die door het leven dansen en vrolijk in bikini rondspringen. Die nodig ik dan toch uit, vanwege hun voorbeeldfunctie.”


Zwanique en Nick (allebei 14) blijken twee goed uitziende tieners; Nick met trendy geblondeerd stekeltjeshaar, Zwanique met mysterieus donkere oogschaduw.  Schijnbaar ontspannen vertellen ze hun voorgeschiedenis.
Het verhaal van Nick blijkt de klassieke tragedie: schoolfeest, barbecue, spiritus. Nick’s vader zag het gebeuren en hielp mee om Nick over de grond te rollen en de vlammen te doven.  Nick: “Het akeligste van die avond vond ik nog de wanhoop van mijn moeder, die juist aankwam op het moment dat ik in de ambulance werd getild. Ze begon heel hard te schreeuwen, want ik zag er natuurlijk niet uit. Ik vond het zo erg voor haar.”

Zwanique was door de harde klap van een auto-ongeluk niet bij bewustzijn toen ze als 9-jarige haar brandwonden opliep. “Van anderen weet ik dat mijn moeder me, samen met één van de omstanders, uit de brandende auto heeft gesleurd. In het ziekenhuis hebben ze me twee dagen in slaap gehouden. Pas nu komen er soms flitsen van herinnering terug, in dromen en zo.”

Beiden hebben grondige plastische chirurgie ondergaan. Aan Nick valt in eerste instantie niks te zien. Zwanique’s gezicht was voor driekwart verbrand, maar de ene helft lijkt merendeels gaaf. “Dat mag ook wel, na 39 operaties,” reageert ze quasi-luchtig, maar met een vleugje cynisme. “Al lopen er hier rond die nog veel vaker zijn geopereerd, hoor.”
Dit is Nick’s tweede Tienerweek, Zwanique doet nu voor de vijfde keer mee. “Ik vind ‘lotgenoten’ zo’n overdreven woord, maar je kunt hier wel goed met elkaar praten. En je hoeft je niet te schamen. Normaal loop ik altijd aan iemands rechterkant, zodat mensen mijn linkergezichtshelft niet zien. Maar hier heeft iedereen littekens.”
En hoe staan ze nu tegenover vuur?
“Ik heb nooit meer gebarbecued,” zegt Nick gedecideerd. “Niet omdat ik niet durf, maar het haalt gewoon teveel omhoog.” Zwanique: “Als ik een kampvuur zie, denk ik automatisch aan het ongeluk terug, ja. Maar ik ga er wel bij zitten.”

Politie 
Halverwege de week wordt het gezelschap opgeschrikt door een onthutsende boodschap: er ligt een lijk in het bos! De politie Noord- en Oost Gelderland treedt onmiddellijk handelend op: tentje er overheen, plaats delict afzetten met plastic lint. Passerende wandelaars worden ongerust: “O, mogen we hier wel langs..?” Snel buurtonderzoek levert een dadersignalement op. En wie schetst de collectieve verbijstering als de compositietekening gelijkenis vertoont met Maarten Holtus, notabene een geliefd staflid? Maar de sterke arm is onverbiddelijk: Holtus wordt hardhandig in de boeien geslagen. De kinderen krijgen steriele witte pakken aan en moeten mee de tent in, om het dode lichaam te identificeren - dat gelukkig een pop blijkt.

Oudere tieners hadden het al door. “Natuurlijk laten ze kinderen geen lijk met steekwonden identificeren,” lacht Nick achteraf. Zwanique: “Maar het werd allemaal prachtig nagespeeld.”
Had zo’n levensecht moordonderzoek ook traumatisch kunnen uitpakken?
Nee, zegt Maarten Holtus resoluut: “Deze kinderen hébben immers al een trauma. Maar ze vonden het wel spannend, ze gingen ook heel serieus en gewetensvol op alle vragen in. Alleen toen ik werd afgevoerd, dat was wel even heftig.”

Op het programma staan weer heel andere dingen dan vorig jaar, constateert Nick. Een make-upmiddagje voor de dames, lasergamen voor de heren, een Life & Cooking-dag met een taartworkshop in een professionele bakkerij... En inderdaad: ook het kampvuur ontbreekt niet. Sterker nog, Nick sprokkelt eigenhandig hout bij elkaar om even later plaats te nemen bij het vuur.

Hiphop
Op de vijfde dag verschijnen er gastdocenten van het Zwolse bureau Xplosief, voor een workshop rap en streetdance. De loungekamer lijkt aanvankelijk op een schoollokaal: kinderen zitten braaf aan tafel, knagen op hun pen en denken na over een persoonlijke raptekst. De stemming is ingetogen, afgezien van een loodzware hiphop-beat die non-stop doordendert. De onwrikbare cadans moet de dichtregels in vier maten helpen persen.

Nick en Zwanique kiezen streetdance. Met pakweg vijftien deelnemers staan ze in het zaaltje, lekker baggy gekleed, onder een ingenieus gedrapeerd baldakijn dat ooit een parachute was. Enkele tieners stralen al de nodige streetdance-ervaring uit. “Heb je een eigen stijl, voeg die dan gerust toe,” zegt docente Diana Bentho tegen hen. En even later: “Zijn er mensen met knieblessures? Oké, doe dan even voorzichtig bij deze beweging...” Binnen een kwartier ontwikkelt zich de choreografie op een mix van Joe Budden, Justin Timberlake en consorten. Diana vuurt de dansers aan: “Niks slow motion! Ik snap dat het vrijdag is, maar hup, knállen!” en juicht even later: “Jaháá..! Wowww, strak hè?”

“Het was leuk,” vindt Zwanique na afloop. Nick glimlacht toegeeflijk, maar eigenlijk heeft hij niet zoveel met muziek en dans: “Doe mij maar voetbal.” Toch was het al met al weer ‘een bijzonder geslaagde week’, stelt hij tevreden vast.. “Schrijf maar in de krant dat de mensen die dit organiseren veel respect verdienen!” Zwanique: “Ja, het was echt super.”


Kind & Brandwond
In Nederland belanden jaarlijks ongeveer vierduizend brandwondpatiënten in het ziekenhuis. Van alle slachtoffers van verbranding, behandeld bij Spoedeisende Hulp, is twintig procent jonger dan vijf jaar.
In 1990 werd vanuit het Brandwondencentrum Beverwijk de Stichting Kind & Brandwond opgericht. Dit initiatief groeide uit tot een landelijke organisatie.
De stichting heeft meegewerkt aan een kindvriendelijker ziekenhuisverblijf voor brandwondpatiëntjes; met meer spelmogelijkheden, maar ook met het ‘Kiwanishuis’ voor ouders, zodat die zo dicht mogelijk bij hun opgenomen kind kunnen blijven. Verder biedt Kind & Brandwond de kinder-, tiener- of jongerenvakantieweken aan.
Onderzoek toont aan dat deze intensieve ‘doe-vakanties’ een hoge therapeutische meerwaarde hebben.
Zie
stichting Kind en Brandwond

(i.o.v. Wegener Media, 2010)

dinsdag 19 oktober 2010

99

Op de netwerksite LinkedIn.com plaatste iemand uit de groep Religiejournalistiek het volgende bericht:

99-jarige begint aan studie
de Stentor, 18 oktober 2010 | 21:00

GUWAHATI (ANP) - Aan de universiteit van de Indiase stad Guwahati heeft de 99-jarige Bholaram Das zich ingeschreven als student.
Hij is van plan te promoveren op de verspreiding van een bepaalde stroming binnen het hindoeïsme.
Volgens Das is er "geen leeftijdsgrens voor het verwerven van kennis''. Hij ging 39 jaar geleden met pensioen als rechter.
Das kijkt naar eigen zeggen terug op een vervuld leven, met vijf zoons, een dochter, tien kleinkinderen en één achterkleinkind.


Opa Hidde met achterkleindochter

In eerste instantie las ik in de kop een hint om onmiddellijk bewonderend te reageren: tjonge, wat een krasse ouwe baas! Of meer beleefde woorden van die strekking.
Nou, die bewondering voel ik ook wel. Alleen al zijn citaat - "geen leeftijdsgrens voor het verwerven van kennis" - onderschrijf ik graag, vooropgesteld natuurlijk dat het brein (nog) functioneert zoals je je dat zou wensen.

Maar verder denk ik vooral: wat mooi voor meneer Das dat hij zich deze studie kan permitteren, zowel qua gezondheid als vooropleiding en financiën. Voor iemand van zijn generatie en zijn cultuur (het Indiase hindoeïsme met zijn kastenstelsel en de vaak hardvochtige kijk op karma) spreekt dat immers allerminst vanzelf.

Trouwens, ook in Nederland dreigen universitaire studies weer te worden voorbehouden aan de sociaal-ecomonische bovenklasse.
En dat vind ik een beangstigende gedachte.
Mijn overgrootvader Auke (de vader van mijn oma) was machinist op een zuivelfabriek en tevens uitvinder, zonder daar overigens die term voor te gebruiken. Hij speelde het klaar om in zijn schaarse vrije tijd - want let wel, hij moest elke dag om vier uur 's ochtends zijn bed uit en kwam pas om een uur of acht 's avonds weer thuis! - aan de keukentafel een verbetering in de machines uit te dokteren die meneer de directeur heel goed kon gebruiken; hij werd zelfs voor een weekje naar een fabriek in Duitsland gestuurd, om de mensen aldaar te instrueren bij het toepassen van zijn uitvinding.

Zijn dochter, mijn oma Grietje, leerde op school dermate goed en graag, dat diezelfde fabrieksdirecteur erop aandrong dat overopa dit slimme kind naar de hbs zou sturen. Helaas, dat ging niet. Want dan moest ze 'helemaal' naar Wolvega (zo'n twintig kilometer verderop) en dat was financieel natuurlijk niet haalbaar. En, voor alle duidelijkheid: hoe gecharmeerd de directeur ook was van Grietjes intellect, hij bood niet aan om bij te springen.

Ook Grietjes latere echtgenoot, mijn opa Hidde, was een scherpzinnige en gedisciplineerde jongeman die waarschijnlijk zielsgraag een bèta-studie willen doen, maar opnieuw: dat zat er niet in voor kinderen van arme Friese boeren.
Waarmee ik overigens niet wil zeggen dat hij zijn bestemming zou hebben gemist. Opa Hidde was een wijze, bescheiden en gewetensvolle man met een subtiele humor. Naast een harde werker is hij een uitmuntend echtgenoot, vader, opa, vriend en collega geworden, en daarmee een fraai voorbeeld van ''een vervuld leven", om met meneer Das te spreken. Opa's portret prijkt dan ook in een marmeren art décolijst op de piano, en af en toe branden we daar een kaarsje of wierookstaafje bij.
Maar wat hoop ik vurig dat mijn eventuele kleinkinderen de luxe zullen hebben om de studie te kiezen die aansluit bij hun ideaal. En mochten ze toch liever de fabriek in willen - petje af! Zolang ze maar zelf hun weldoordachte keuzes kunnen maken.

Enfin, zomaar wat associaties naar aanleiding van ene krantenberichtje...
Tot slot wens ik meneer Das uit Guwahati veel succes met zijn dissertatie. Want zo te lezen is hij zich wel bewust van zijn voorrechten. En zulke mensen gun ik het van harte.

dinsdag 5 oktober 2010

Spannend boek over autisme

Auteur Sigrid Landman publiceert haar eerste roman

Driemaal was Sigrid Landman op tv, tweemaal op radio. Haar aangrijpend egodocument Moederen met autisme (2009) vond weerklank bij diverse omroepen. Een interview met Andries Knevel en een reportage in Hart van Nederland werden aanleiding voor een Kruispunt-aflevering over autisme.
“Die tv-optredens vond ik doodeng,” bekent Sigrid, “maar ja, je voelt je natuurlijk wel vereerd.” Bovendien diende de media-aandacht haar missie: inzicht bieden in de belevingswereld van mensen met autisme.

Voor haar nieuwe boek schakelde Sigrid Landman (pseudoniem) over op fictie. Toch borduurt de roman Wegens familieomstandigheden gesloten voort op hetzelfde thema: de moeizame communicatie van autistische mensen met de ‘gewone’ wereld.
“Ik wilde vooral een spannend verhaal schrijven, maar dan met een autistische hoofdpersoon. Daarvoor gebruikte ik wel autobiografische elementen. Zoals de passages waarin ze op school wordt gepest. Want ik wil de lezer toch een boodschap meegeven: wat is autisme en wat doet het met iemand?”



Sigrid mag ervaringsdeskundig heten: haar man en dochter hebben allebei klassiek autisme. En haar eigen vermeende postnatale depressie bleek bij nadere diagnostiek terug te voeren op het syndroom van Asperger, een aan autisme verwante stoornis.
In Moederen met autisme brengt Sigrid moedig verslag uit van haar bizarre waandenkbeelden over de zo innig gewenste baby. Bijvoorbeeld haar aanvechting om het meisje uit pure liefde ‘naar de hemel te sturen’ door het in badje te verdrinken. “Dit laatste detail heb ik uitgewerkt in mijn roman, maar die moeder gaat nog een stapje verder: zij probeert het ook écht. Gelukkig wordt het kind bijtijds gered en uit huis geplaatst.”

Op zaterdag  2 oktober werd Wegens familieomstandigheden gesloten gepresenteerd in  boekhandel Marsman in ’t Harde, compleet met signeersessie. Net als Moederen met autisme is de roman uitgegeven door Schrijverij Mooi Mens te Elst.
“We werken heel prettig samen,” zegt Sigrid. “Redactrice Renate Diks heeft zelf ook een autistische zoon. Inmiddels geven zij en ik regelmatig lezingen over het leven met autisme.”
Wordt Sigrid  het onderwerp nog niet moe? “Nou, het is soms heel heftig. Maar tussendoor moest ik nog een luchtig jubileumboekje schrijven over een zwemclub. En ik hou van zwemmen, dus daar werd ik weer vrolijk van.” Dat de romanpersonages zo dicht bij haarzelf staan, was trouwens ook een praktische keuze: “Want ja, een belangrijk kenmerk van autisme is het gebrek aan inlevingsvermogen. En daar moet je bij fictie erg mee uitkijken. De verschillende karakters moeten wel geloofwaardig blijven.”



vrijdag 10 september 2010

Moslima in de Bible Belt

Shokrya is geboren en getogen in Kandahar – inderdaad, ‘in Taliban-stad’, zoals ze zelf met een zuurzoet lachje opmerkt. Binnen het liberale moslimgezin waarin ze bezig was op te groeien mochten haar oudere zussen een hoge opleiding volgen. Helaas: aan het begin van haar puberteit kwamen de Taliban aan de macht. En het was voor ditzelfde onbuigzame regime dat zij, haar echtgenoot en hun vier kleine kinderen naderhand naar Nederland vluchtten.

Inmiddels woont ze alweer jaren in een dorp op de Noord-Veluwe. En, bevalt dat?
Ja en nee.
Ja, want haar kinderen doen het hier uitstekend. Haar oudste zoon studeert technologie aan de Leidse universiteit, haar oudste dochter volgt een juridische opleiding in Zwolle.
Haar beide jongste kinderen bezoeken protestants-christelijke scholen, tot Shokrya’s grote tevredenheid: “Ik vind het mooi dat ze gewoon met hun klasgenoten meebidden en uit de Bijbel lezen. Geen enkel probleem.”

Wat ze moeilijker vindt, zijn de vooroordelen waar ze regelmatig tegenaan loopt. “Mensen denk vaak dat we uit een heel rare cultuur komen, omdat we moslim zijn. Ja, ik ben moslim,” zegt ze fel, “maar ik ben geen strénge moslim! Als je naast de Koran óók de Bijbel leest - wat ik gedaan heb - dan zie je dat christenen en moslims eigenlijk heel dicht bij elkaar staan.”

Toch signaleert ze vormen van discriminatie. Zo moet haar  man, werkzaam bij een groot energiebedrijf, van collega’s nogal eens flauwe grappen over de islam aanhoren. Maar wat haar meer stoort, is dat de Nederlandse politie zich drukker lijkt te maken over de raddraaiers onder bijvoorbeeld Marokkaanse jeugd dan om die van autochtone komaf.
Shokrya: “Wanneer je als Nederlander de politie belt met een klacht dat Marokkaanse jongeren je schutting vernielen, dan komen ze meteen. Maar zodra wij als allochtonen dezelfde klacht hebben over Nederlandse jongeren, dan worden ons eerst allerlei vragen gesteld, de politie schrijft een uitgebreid proces-verbaal en vervolgens hoor je nooit meer iets.”

Meteen wil ze haar uitspraken nadrukkelijk nuanceren: “Niet alle mensen in Nederland zijn zo. Giny [vrijwilliger bij Vluchtelingenwerk, MC] is altijd heel aardig voor me. Ik zie haar als mijn tweede moeder. Als ik het moeilijk heb, kan ik bij haar mijn verhaal kwijt.”.

Naar de moskee gaan zij en haar gezin  zelden. “Bidden kun je thuis ook. Maar het geloof is wel heel belangrijk voor mij.”
Shokrya herinnert zich maar al te goed de tijd dat ook in Afghanistan christenen en moslims vreedzaam naast elkaar leefden en ongedwongen communiceerden. “Maar tegenwoordig vraagt iedereen elkaar eerst: “Ben jij christen? Ben jij moslim?” En dan word je louter op je godsdienst beoordeeld.”


(i.o.v. Wegener Media, 2007, maar opnieuw actueel...)

maandag 6 september 2010

Het 'abstract realisme' van Nelleke Ponsteen

De mens is haar favoriete onderwerp. Menselijke emotie, oogopslag, lichaamstaal – dat is wat Nelleke Ponsteen fascineert. “Zoals jij me nu bijvoorbeeld aankijkt, wat doet dat met mij? Is dit aandacht, belangstelling..? Zulke momenten wil ik schilderen. De essentie van iemands blik vangen, dat vind ik heftig, dat ontroert me. Vooral de mimiek van kinderen. Die zijn nog zo primair, zo natuurlijk.”

Haar Godin siert het affiche van De Ring in Epe: een zachtrode vrouwenfiguur, het gezicht in extase opgeheven naar een diepblauwe hemel. Vanaf 5 augustus toont de gemeente Epe haar ‘kerncollectie’, een strenge bloemlezing uit talloze kunstaankopen die in de loop der jaren zijn gedaan.
Nelleke  is blij dat ze één van de uitverkorenen blijkt: “Tuurlijk streef ik naar kwalitatief goed werk. Maar als je daar dan ook werkelijk op wordt geselecteerd, is dat toch weer een stukje bevestiging.”

Mail Art
Nelleke Ponsteen studeerde Vrije Kunst aan de Hogeschool voor de Kunsten te Arnhem. Dat vrijheidsaspect zie je terug in haar experimenten met gemengde technieken. Zoals de ‘Moonings’: potlood- en penseeltekeningen gemaakt bij maanlicht. Of de Pop Art-collages met ‘objets trouvés’ , waarin echte popjes (zowel barbies als antiquarische celluloid-exemplaren) een hoofdrol spelen.
Ook doet ze al jarenlang aan ‘mail art’, door met collega’s beplakte en beschilderde enveloppen uit te wisselen. Nee, ze is niet bang dat die kunstwerkjes onderweg zoekraken: “Op het postkantoor zijn ze vaak zó bezorgd dat ze de postzegel niet eens durven afstempelen, kijk maar..!”

Kip!
Van 9 augustus tot eind oktober exposeert ze in het MFC Aperloo in haar woonplaats ’t Harde, een tamelijk nieuw en nuchter ogend gebouw.
Kip! heet de zeefdruk die Nelleke Ponsteen MFC heeft geschonken. “Met een uitroepteken, ja. Soms houd ik van uitroeptekentjes, ik word er vrolijk van.” Ook de kip zelf kijkt guitig om het hoekje. Nelleke won er ooit een prijs mee tijdens een Atelierroute Noordwest-Veluwe. De koddig gestileerde vogel is bedoeld als aanmoediging, in de hoop dat het MFC geleidelijk een eigen kunstcollectie zal opbouwen.

Want eerlijk is eerlijk: posters, prijsbekers en prikborden konden niet verhelen dat de gloednieuwe ruimtes nog wat kaal oogden, bijna kil zelfs. Terwijl de strakke lijnen en smetteloze wanden dit gebouw tot een schappelijke galerie maken.
“Oudere panden hebben vaak al sfeer van zichzelf,” meent Nelleke. “Maar dit is een nog jong gebouw, waar mensen allerlei verschillende dingen komen doen. En ik vind het leuk om hier te hangen en gezien te worden. Om zo aan zo’n ‘gemeenschapshuis’ - want dat woord vind ik er gevoelsmatig meer bij horen dan MFC– ook even mijn eigen kleur toe te voegen.”




‘Portretten’ noemt ze de doeken die daar hangen, want ze wil vooral de identiteit van haar modellen recht doen.  Haar acrylschilderijen op doek zoomen gewoontegetrouw op stemming en expressie. Zoals een babyhandje, waaruit behoefte aan geborgenheid spreekt. Of een oma met kleinkind in de tuin. Een moegespeelde peuter met grote slaapogen. En het monnikenwerk van de uit paarse stippen opgebouwde, pluizig aandoende teddybeer.

Frivool
"Ik bedenk vooraf welke kleur bij iemand past: hoe levendig moet het worden, of hoe koel? Zo vond ik de vrouw hier te ernstig worden; dat paste niet bij haar frivole stijl, dus heb ik haar tegen een bloemetjesdessin gezet. En deze jongen is rossig. Om dat extra te laten uitkomen, heb ik zijn ogen even blauw gemaakt als de achtergrond.”
Hoe zou Nelleke Ponsteen zelf de stijl van haar portretten omschrijven?
“Tja, ‘geabstraheerd realisme’ is geen officiële term, maar die dekt wel het beste de lading. Ik verander de kleuren, laat dingen weg; eigenlijk blijven er gewoon kleurvlakken over. En toch maakt je oog daar een realistisch portret van.”


(i.o.v. Wegener Media, 2010)

"Schoonheid kun je niet afschaffen"

Het begon met een onnozel krentenbloesemtakje in een fles. Zo op het oog een lief amateurschilderijtje boven het dressoir, niet meer en niet minder. Maar het raakte beeldend kunstenaar Jan van Rijsewijk tot in het diepst van zijn ziel.
"Ik dacht: nou, er zijn maar héél weinig mensen die zo'n takje niet verpesten..! Die de schoonheid en de waarachtigheid ervan kunnen waarnemen en er ook nog in slagen om dat op het canvas over te brengen. Wat ik zag was puur talent zonder vakmanschap."


Hendrika Anna Doedijns ziet het levenslicht in Leeuwarden op 28 december 1942. Als klein kind al voelt Anna zich aangetrokken tot alles wat naar beeldende kunst ruikt. "De geur van verf, ja zelfs al van kleurpotloden in de boekwinkel was voor mij iets bijzonders," beseft ze achteraf. "Ik voelde wel dat die te maken had met iets wat ik heel graag zou willen doen."


Verdrukking
Helaas: tegen de verdrukking in opgegroeid binnen een moeilijk functionerend eenoudergezin in het naoorlogse Leeuwarden, ziet ze geen kans om een kunstvakopleiding te verwezenlijken. Wel valt het menigeen op hoe aardig ze als vijftien-, zestienjarig meisje kan tekenen. Op verzoek van vriendinnen schildert Anna heidelandschapjes en stillevens. Daar blijft het bij.
Aan het eind van haar jeugd treedt ze in het huwelijk met de man die men geschikt voor haar acht. Het goede nieuws uit deze periode is dat ze moeder wordt van drie dochters: Grieteke, Arendtje en Nynke.


Puur talent zonder vakmanschap. Maar met dat vakmanschap zit het inmiddels ook wel goed.
Nee, een reguliere academie is er nooit aan te pas gekomen. Toch beschouwt Anna zichzelf evenmin als autodidact: "Ik ben niet autodidact, ik ben gevormd. Door met liefde te kijken, maar ook door te doen, te doen en nog eens te doen. En natuurlijk door Jan's aanwijzingen ter harte te nemen. Het perspectief moet kloppen, dat soort dingen."

Aquatint
Carel Jan van Rijsewijk, geboren op 10 september 1954 te Dieren, is voornamelijk actief als graficus. In de loop der jaren heeft hij de aquatint-etstechniek tot zijn specialisme gemaakt. Anders dan bij de lijnets levert het aquatint-procedé uniforme tonen op, die qua intensiteit kunnen verschillen. Zodoende is het mogelijk met nuances te werken. Lange tijd legt Jan zich toe op het vereeuwigen van historische stadsgezichten in de traditie van de oude meesters, waarbij met name de 17de eeuwse aquatint-expert Herkules Seghers hem tot voorbeeld dient.

Behalve een begenadigd collega herkent Jan van Rijsewijk in Anna Doedijns ook de liefde van zijn leven. En vice versa. Wie Jan zegt, zegt Anna. Vakbroeders weten ze zich, soulmates.
Jan: "Van meet af aan zijn we elkaar tot steun en criticus geweest. Het is een fifty-fifty rolverdeling. Zij corrigeert mij en ik corrigeer haar."
Anna: "Zonder Jan was ik nooit zo uit de verf gekomen. We vullen elkaar aan. En we hebben geleerd elkaars kritiek te accepteren, omdat we weten dat we allebei het beste voor de ander willen."

Vanaf 1978 wonen en werken ze samen. Eerst in het Friese Follega, daarna op hun schip dat ze "Herkules Seghers" dopen. Een voormalige marine-barkas, omgebouwd tot woning annex atelier, compleet met etspers.
Van 1983 tot 1995 trekken Anna en Jan met hun "Herkules" door Nederland. Ze hebben zich tot taak gesteld om de laatste pittoreske stadsgezichten vast te leggen. Een omvangrijk project, dat in 1985 en 1986 al exclusieve series etsen oplevert.

Al doende maakt Anna zich de grafische technieken snel eigen. Jan: "Dat is ook een opleiding, hoor. Twaalf jaar oefenen! Op de academie maak je één etsplaatje: kijk, zo moet dat.Wij hebben er zeshonderd gemaakt. En van meet af aan is het een fifty-fifty rolverdeling geweest. Van veel etsen zou ik niet precies meer kunnen zeggen of Anna die nu gemaakt heeft of ikzelf."

Fabrieksmatig
In 1986 komt Anna Doedijns in contact met een galeriehoudster uit Düsseldorf, die zich weldra opwerpt als persoonlijk manager. Ze is verrukt van Anna's bloemstillevens en heeft daarvoor een uitgebreide klantenkring. Op haar aandringen vervaardigt Anna uitsluitend kleine schilderijtjes op koper, van 13 x 18 of hooguit 20 x 30 centimeter.
Anna: "Auf Kupfer malen, dat was je van het. Volgens haar gaf het koper een meerwaarde aan het product. En mij leek het wel een uitdaging, ik wilde het graag leren. Alleen, doordat je gebonden bent aan kleine formaten moet je ook heel fijn schilderen. Grof schilderwerk op koper is niet gepast."
"Het is een techniek waarvan Pieter Brueghel de Oude al gebruik maakte," licht Jan van Rijsewijk toe. "Schilders trokken indertijd de steden langs met kleine drieluikjes om hun werk te tonen. Maar houten paneeltjes gingen kromtrekken en barsten."
Anna: "Ik moet zeggen: op linnen kun je lichtvoetiger aan de slag. Op koper schildert het zwaarder, net alsof dat de olieverf wat meer aanzuigt."

Vijftien jaar lang exposeert  Anna elk voorjaar en najaar op de beurs in Frankfurt. En schildert gestaag door, zo'n twintig à dertig bloemstilleventjes per jaar. De liefde blijft, maar het enthousiasme verdwijnt. Anna voelt de hete adem van de routine in haar nek. En diep in haar hart staat de steeds fabrieksmatiger aanpak haar tegen. Zodra de opdrachtgeefster het tempo nog wil opvoeren, neemt Anna een kloek besluit. Ze stopt ermee.
"Ik dacht: En nou ga ik doen wat ik altijd zo graag heb gewild: ik ga eens groot schilderen. En dat was heerlijk, een openbaring! Alsof ik los kwam uit een keurslijf. Al die tijd had ik me letterlijk en figuurlijk klein laten houden."
De overschakeling op grote doeken betekent zowel ambachtelijk als inhoudelijk een radicale ommekeer. Niet alleen schildert Anna Doedijns nu in technisch opzicht comfortabeler, met haar meer dan levensgrote bloemen maakt ze ook een statement.

Credo
"Ik zoek naar de waarheid. Naar het wezenlijke van de natuur waar iedereen aan voorbij loopt," luidt haar credo. Toch resulteren deze waarheidsliefde en haar oog voor detail niet in een fotografische weergave. Anna Doedijns is geen fijnschilder zoals een Henk Helmantel. Haar lossere toets en subjectieve natuurbeleving passen beter in filosofie van de Romantiek. Want ze neemt niet alleen waar, ze accentueert, interpreteert en communiceert.

"Het zoeken naar de grote lijn, waarbij de kennis van de details toch nuttig en nodig blijft", zo formuleert ze haar benadering."Vergroot het uit en laat het zien, dat is mijn devies. Zodat de mensen zeggen: 'Oooh... zit dat zó? Ik wist niet dat een klaproos...' En het dan ook echt móói weergeven, met liefde en respect voor het onderwerp zelf, dat daar zo stilletjes staat te bloeien en niks moet en niks verlangt. De mensen attent maken op de ongelofelijke schoonheid ervan."

Tijdgeest
Anna Doedijns koppelt haar intieme, 19de eeuwse verteltrant aan een eigentijdse extraversie waarmee ze nederige kleinoden van reusachtige afmetingen voorziet. Het is deze paradox die de haar stillevens onalledaags maakt.
Dat opblazen van zulke bloemafbeeldingen, dat heb ik nooit eerder gezien", zegt Jan. "Ja, wel in moderne stijlen. Maar niet zó, met behoud van de natuurlijke essentie."
Explicieter dan Anna zelf ziet hij hierin een reactie op de tijdgeest: "Een protest tegen alle vervlakking en flauwekul, tegen de waanzin van al die mensen die alsmaar achter hypotheekjes aanrennen. Gewoon een klein bloemetje plukken en dat heel groot neerzetten: jongens, kom even tot jezelf en kijk dáár nou eens naar! Ach, de Romantiek is nooit echt weggeweest. En zeker nu heeft de mens het broodnodig. Schoonheid kun je niet afschaffen."

 

(particuliere opdracht, 2001)

zondag 5 september 2010

Verwennerij voor 'gekwetste vrouwen'

OLDEBROEK – Ze timmert al enkele maanden stevig aan de weg en haar idee krijgt steeds concreter vorm: Thermen WellBeing Veluwe. Een wellnesscentrum voor vrouwen die de openbare sauna mijden, omdat die stap (nog) te groot is.
Het was even zoeken naar een niet-stigmatiserende aanduiding, maar inmiddels praat Astrid Kesler over ‘gekwetste vrouwen’. Hun kwetsuur kan pijnlijk zichtbaar zijn, zoals na verbranding of amputatie. En pijnlijk ónzichtbaar, zoals bij spierreuma of depressiviteit.

Het idee ontsproot aan de Verwendagen binnen Astrid’s massagepraktijk. “Nee, nog niks ‘gekwetste vrouwen’; gewoon overstresste dames. Maar ze hadden wel allemaal een verhaal, anders waren ze niet gekomen.”
Uit zulke verhalen, haar eigen vaardigheden én eigen levenservaring distilleerde Astrid het unieke concept: betaalbare wellness in besloten kring.

Als voorbeeld noemt ze een uitgeputte kankerpatiënte die zich tot niets in staat voelt, maar toch graag met haar dochters een dagje wil ontspannen en bijkletsen. Thermen WellBeing richt zich volledig naar de klant, met een breed aanbod: sauna, hamam (een Turkse behandeling met kleipakkingen en scrubben), massage, reiki.
Astrid: “Als iemand tijdens een massage begint te huilen, zal een commercieel centrum zeggen: Sorry meid, je tijd is om. Begrijpelijk. Maar dankzij de kleinschaligheid kan ik daar anders mee omgaan.”

Lotgenotenclubs
Nee, ze mikt niet op lotgenotencontact. “Een potentiële moeilijkheid bij lotgenotenclubs is dat iedereen zich op een ander punt in het proces bevindt. Wie net de diagnose borstkanker heeft gekregen en nog vol hoop is, zit niet te wachten op verhalen over mislukte borstreconstructies. Oké, als je hier met vier stoma-meiden in de sauna ervaringen wilt uitwisselen – welkom! Maar Thermen WellBeing is niet therapeutisch, niet medisch, niks. Het gaat juist om die vanzelfsprekendheid, om gewoon kunnen doen wat je wilt. ”

Privacy en laagdrempeligheid zijn sleutelwoorden. Maar hoe non-profit wordt Thermen WellBeing?
“Nou, mijn accountant noemt de tarieven ‘een bijdrage in de kosten’. Ja, ik wil hiermee graag mijn brood gaan verdienen. En nee, ik word er niet rijk van.”
Vandaar ook, erkent Astrid volmondig, dat ze meer sponsoren zoekt. Dankzij individuele donateurs zijn de eerste tienduizend euro’s al binnen.

Dankbaar vertelt ze over de medewerking van een castingbureau, dat vier actrices regelde voor een internetcommercial. “Een componist gaat gratis nieuwe muziek schrijven, want die moet immers rechtenvrij zijn.” Uiteraard figureren in de commercial geen gefotoshopte nimfen, maar échte vrouwen. Van verschillende leeftijden, met diverse fysieke problemen: overgewicht door hormoonpillen, een mega-litteken, psoriasis, een stoma.

Terechtwijzend
Laatst kreeg Astrid Kesler een terechtwijzend telefoontje van iemand die het principe van een besloten setting verwierp: mensen met littekens moesten genoeg zelfwaardering opbrengen om juist wél naar de openbare sauna te gaan!
“Toen dacht ik: Lieve schat, je redeneert mooi, maar zo werkt het niet. Mijn klanten moeten helemaal niks. Ik heb geen bedoeling met iemand, iemand heeft een bedoeling met zichzelf. En als ik ergens in dat individuele proces van nut kan zijn, ben ik al blij.”




Sponsoring
Het idee van Astrid Kesler – betaalbare privé-wellness, voor vrouwen met een voorgeschiedenis, waardoor zij zich liever niet ‘blootgeven’ in openbare sauna’s – is notarieel vastgelegd. De gloednieuwe WellBeing Foundation is van zins om tien Thermen WellBeing-centra in Nederland te realiseren. Als eerste zal Thermen WellBeing Veluwe medio 2011 open gaan. En hoewel Kesler zich hiermee exclusief op vrouwen richt, is in de Foundation-statuten sprake van ‘mensen’. Zo opperde iemand al het idee om iets vergelijkbaars voor kinderen te gaan doen.
De gemeente is akkoord met de plannen. Een volgend cruciaal punt vormen naamsbekendheid en fondsenwerving. Zeven ‘WellBeing Ladies’, allemaal doelgroep-dames, verzorgen promotieactiviteiten. In de Commissie van Aanbeveling zitten actrice Isa Hoes, presentatrice Mariska Hulscher en Corinne de Haas van Viva La Donna, een stichting die zich inzet voor vrouwen die ooit de diagnose kanker kregen.
Verschillende bedrijven leverden al gratis diensten aan Thermen WellBeing: een saunabouwer bood sauna’s aan, een castingbureau werkte mee aan de internetcommercial, een interieurontwerper maakte tekeningen, een copywriter leverde persberichten.
Verder wil de WellBeing Foundation benefietfeesten organiseren. De eerste happening staat gepland voor het najaar. Landgoed ‘Zonnestraal’ in Hilversum zal het decor vormen van een sprankelende glamour-party.


(i.o.v. Wegener Media, 2010)

‘Fledermaus’ bruist als appelcider

‘Die Fledermaus’ (Joh. Strauss jr.). Orkest v/h Oosten & Consensus Vocalis o.l.v. Jan Willem de Vriend.

Hitsige heren, slimme dames, knus gehuichel, kolderieke misverstanden en dit alles overgoten met veel champagne. Ziehier de hoofdingrediënten van Die Fledermaus.
Stond librettist Richard Genée indertijd een satire op de Weense jetset voor ogen, regisseuse Elsina Jansen mikt op een fleurige klucht. Natuurlijk in hedendaagse kostuums, want dat wordt al decennialang als vernieuwend gezien. Zo krijgt Rosalinde (Claudia Patacca) de uitstraling van Ma Flodder en ontbreken aan de dienstmeisjesoutfit van Adele nog net de konijnenoortjes. De gesproken tekst is een Nederlandse hertaling, de gezongen tekst gelukkig niet.

Operette mag dan onder de lichte muze vallen, de briljante Fledermaus-melodieën - hoe comfortabel ze ook in het gehoor liggen - zijn zangtechnisch loodzwaar. Niet de hele cast lijkt op deze taak berekend. Ook in de solo-ensembles treedt soms een zekere slordigheid aan het licht.

Vocale uitblinkers zijn coloratuursopraan Ilse Eerens (Adele), die de veelbezongen champagne laat bruisen op je trommelvlies, en de elegant gevooisde André Post (Alfred). Ook Jolanta Nicolai (de androgyne Prinz Orlovsky) flaneert met haar fraaie mezzosopraan en speelt haar rol met (bijna te) veel verve.

Qua acteerwerk spant gevangenisdirecteur Frank (Piotr Micinski) de kroon; waar hij ten tonele verschijnt, verandert de klucht in een volwassen komedie. Verderop levert Edwin Rutten als cipier Frosch weliswaar een verdienstelijke bijdrage, maar is toch te weinig cabaretier om de aandacht continu op spanning te houden.

Het Orkest van het Oosten zet de puntjes op de i in een gedegen, relatief rechttoe-rechtaan vertolking, daarmee het gemiddelde niveau op peil houdend. Per saldo is deze ‘Fledermaus’ vooral één brok onbekommerde leutigheid, fris en fruitig als appelcider, waarvan de uitvoerenden evenzeer genieten als het publiek.

(recensie i.o.v. de Stentor, januari 2010)

zondag 8 augustus 2010

Mogen homo's aan het Avondmaal?

Praktiserend katholiek én praktiserend homo –
het blijkt geen simpele combinatie.
De dorpspastoor die dit jaar een homoseksuele carnavalsprins verzocht
om af te zien van de Communie, ontketende landelijke discussie.
Ook in protestantse kerken geldt het delen van brood en beker, het ‘Heilig Avondmaal’, als een sacrament. De vraag rijst of praktiserende homoseksuelen daarbij wél mogen aanschuiven. Wat zeggen voorgangers op de Noord-Veluwe, deel van de Bible Belt, hierover?


“We moeten het wel genuanceerd houden, hè?” zegt dominee A. de Lange van de Hervormde Gemeente Oldebroek. De ‘kerk-en-homo’-kwestie is uit zijn context getild, vindt hij:
“Het Heilig Avondmaal is onlosmakelijk onderdeel van het samenleven als gemeente. Bij ons komt niemand zomaar even binnen om aan het Avondmaal te gaan.”
Inderdaad keurt hij gepraktiseerde homoseksualiteit af. “Wij verstaan de Bijbel wel zó dat God ons een homoseksuele leefwijze ontzegt. Maar ja, om dezelfde reden zijn we tegen vreemdgaan of ongehuwd samenwonen. Ook dan past het niet om aan het Avondmaal te gaan. Dus die afwijzing van homoseksualiteit wordt nogal gechargeerd gebracht.”
Eventuele uitsluiting berust in elk geval nooit op een seksuele voorkeur alléén, beklemtoont De Lange: “Als we praten over mensen met een homofiele geaardheid: natuurlijk willen wij die aanvaarden als broeder of zuster! En we zullen ook proberen om samen met hen te strijden tegen wat wij als zondig zien.”

Sommige collega’s reageren terughoudender. “Momenteel zijn we als gemeente onderling nog in gesprek over dit onderwerp,” mailt ds. Gert de Ruiter van de Vrije Evangelische Gemeente in Elburg. “Peroonlijk heb ik zo mijn gedachten, maar het lijkt me onverstandig om die nu al uit te spreken. Wel kan ik vertellen, dat onze gemeente veel waarde hecht aan het huwelijk, tussen man en vrouw. We zijn hier enthousiast over en verkondigen dit ook als Gods bedoeling.”

Van de Evangelische Gemeente “De Fontein”, die ik met dezelfde vraag aanschreef, heb ik tot op heden geen enkele reactie mogen vernemen.
Voorganger Jan Jaap Kanis van de Rafael Gemeenschap wil wel nader op het thema ingaan. “Maar dit onderwerp leent zich niet voor e-mail als communicatiemedium.” In plaats daarvan nodigt hij mij uit voor één van de zondags diensten, “om nader kennis te maken en uw vraag in een persoonlijk gesprek te stellen.”
Op zichzelf een mooi aanbod, ware het niet dat – zoals ik hem had geschreven – de deadline enkele dagen vóór die eerstvolgende zondag is gesteld.

Het Leger des Heils kent geen Avondmaal, maar wel "een geestelijke vorm van deelhebben aan Christus’ lijden en sterven", schrijft majoor Heleen Buitelaar. “Elke zondag klinkt de uitnodiging om te knielen aan de Heiligingstafel, ook wel Altaar genoemd. Daarvoor hoef je geen lid te zijn van ons kerkgenootschap, en even evenmin een bepaalde staat van christenzijn te hebben behaald.”

Ze is blij met dit gebruik van het Leger. “Het onderstreept mijn mening dat wij als voorgangers Gods genade verkondigen, in de belofte van Jezus dat eenieder die gelooft niet verloren zal gaan. Maar dat wij die genade verkóndigen, betekent nog niet dat wij mogen bepalen aan wíe God genade schenkt. Natuurlijk moeten er regels zijn, maar altijd ondergeschikt aan de intentie van de regel! Iedereen weet dat er openlijke ’zonden’ en heimelijke zonden zijn. Een voortdurende nadruk op openlijke ‘zonden’ vergroot de balk in de ogen van hen die splinters zien.”

Ook binnen de Pauluskerk te Wezep en de Maranathakerk in ’t Harde vormt een homoseksuele leefstijl geen beletsel om aan te schuiven.
“De Pauluskerkgemeente sluit niemand uit, omdat Jezus ook niemand uitsloot,” zegt ds. Hans van Ark resoluut. “Hij gebruikte Zijn maaltijden juist met tollenaars en zondaars. We delen het brood vanuit Gods genade. Iedereen die dat gelooft, is van harte welkom.”
Ds. Alexander Veerman: “Als Protestantse Gemeente ’t Harde willen we dat mensen bij ons op adem kunnen komen en zich thuisvoelen, ongeacht geaardheid of etnische achtergrond (Gal. 3, 28).” Dit geldt ook tijdens het Heilig Avondmaal: “Het is Christus zélf die uitnodigt; niet de gemeente, kerk of voorganger. Wie zich geroepen weet, is van harte welkom aan de Tafel van de Heer.”

(i.o.v. Wegener Media, 2010)

dinsdag 8 juni 2010

Herrie in de kerk



Restauratie of traditie? Die blijkbaar prangende vraag wordt opgeworpen in een column van  André Lascaris op NieuwWij.nl.
Ik citeer:

“...Restauratie is een poging ‘het verleden’ te herstellen. Die poging levert een gedroomd of zelfs verzonnen beeld van het verleden op, dat de toekomst blokkeert. Niet voor niets is onder vele restaurateurs het Latijn, een dode taal, populair. Restauratie loopt altijd uit op een mislukking,
want het verleden is voorgoed voorbij.”
En:
“Traditie is in gesprek gaan met andere manieren van beleven van het evangelie.
Een ritueel, een spirituele tekst, een manier van omgaan met elkaar spreekt ons aan. (...)
De traditie wordt pas echt traditie als je er zo mee om gaat
dat zij het heden verlevendigt en open maakt voor de toekomst.”

Tja. Ligt het werkelijk zo zwart/wit als traditionele kleuren van de Dominicanenorde? Want ik ga natuurlijk wel voor traditie - maar wel graag mét ruimte voor het Latijn, waarover in deze column zo gramstorig wordt gedaan.
"Ik hoop begraven te worden in de huidige levende taal van de kerk, en die is bij ons het Nederlands van Oosterhuis en van andere dichters en zangers," zegt André Lascaris (cursivering van mij).

Nou, nou. Ik weet niet wie hij met "ons" bedoelt. De Dominicanen? Ik ben zelf nota bene al jaren lid van een Dominicaanse parochie. Maar ik hoop toch begraven te worden in het Latijn van het Requiem, gecombineerd met, vooruit, misschien wel een paar Oosterhuisteksten en/of een paar oude liederen uit de protestantse traditie, waar mijn wortels liggen.

Want het is immers niet altijd óf... óf. Niet: zij zien het fout, wij zien het lekker goed; hun hang naar oude riten is dom, onze hang naar vernieuwing is wijs; het Latijn is dood, leve Huub Oosterhuis.

Het Kerklatijn is voor mij geen dode geheimtaal, wel een oude, rituele taal - zoiets als het Kerkslavisch voor Oosters-orthodoxie, het Aramees voor het Jodendom of het Arabisch voor de Islam - waarvan de klanken zelf al evenveel zeggen als de hedendaagse vertaling.
Net zoals de Statenvertaling niet altijd even begrijpelijk of correct is, maar door eeuwenlange herhaling van bepaalde teksten een bepaalde magie in zich draagt en een emotie oproept die deze praktische bezwaren overstijgen.

Maar over praktisch gesproken: Latijn kan volgens mij ook juist een internationaal verbindende taal zijn, mits je de moeite neemt om mensen even de betekenis van veelgebruikte misteksten uit te leggen.

Overigens sta ik de laatste tijd wel versteld van de onverzoenlijke houding tussen beide katholieke stromingen; van het venijn in de polemieken, van de polarisatie binnen de katholieke kerk. Als ik die verhitte blogteksten soms lees...! Triest en treurig. Waar blijft dat openstaan voor elkaar, waarvan in deze column zo hoog wordt opgegeven? Ook de 'Acht-Meiers' zijn helaas niet altijd even rekkelijk...

”Ik denk dat mensen niet meer naar elkaar luisteren, dat daar een groot obstakel ligt,” zei een mevrouw die op LinkedIn meediscussieerde. Inderdaad mensen luisteren niet naar elkaar omdat ze geen geduld met elkaar hebben, en ten diepste ook niet met zichzelf; alleen het eigen gekrenkte ego lijkt te tellen. De brief aan de bisschoppen van mgr. Wim Eijk c.s. waarin hij zijn beklag doet over mgr. Gerard de Korte (zie Trouw, ) is van eenzelfde arrogantie en onverdraagzaamheid.

Natuurlijk, ik ken uit eigen waarneming de attitude die Lascaris vertegenwoordigt. En ik deel ook de teleurstelling van al die mensen die konden herademen na het Tweede Vaticaanse Concilie en nu alle verworven vrijheid weer zien verdwijnen.

Ik ken mgr. De Korte ook als een behoorlijk rechtzinnige broeder en ik was juist zo trots dat hij - als voormalige deken van Salland, "onze" Gerard - het publiekelijk voor sommige liederen opnam.

En dan die bitse en cerebrale brief uit Utrecht. Ook daar word ik verdrietig van. We hebben het hier niet over een bedrijf of over een kabinet, het gaat om een geloofsgemeenschap, verdorie! Waarbinnen de liefde centraal staat, of zou moeten staan! En ik vraag me af wat bisschop Eijk toch bezielt. Een paar maanden geleden die knullige tv-discussie met Jan Marijnissen over Godsbewijzen die hij claimde te kunnen aanvoeren. Niet dus.
Ik moest vóór de uitzending al denken aan mijn vroegere leraar Grieks, de reformatorische meneer Vrijmoeth (zijn nagedachtenis zij tot zegen), die in de klas ooit over zogenaamde Godsbewijzen sprak en glimlachend zei :”Och jongens, zulke discussies heeft God helemaal niet nodig...!” Dat zinnetje is me altijd bijgebleven en ervaar ik nog steeds als opluchtend.

En dan was er nog het gedoe rond Eijks verhuizing naar de ambtswoning van Simonis; ik ben er niet bij geweest, maar dat schijnt ook niet echt ontspannen te zijn verlopen. En het drama rondom het opgeheven Ariëns Convict, met de herrie over de huilbui van Nelly Stienstra...
En heb ik het nu mis of heeft Eijk nog steeds geen uitspraak gedaan over de affaire rond het seksueel misbruik? Nee, het was mgr. Simonis die zich voor de camera’s kwetsbaar opstelde. Die zich misschien bezondigde aan een onhandig bevonden citaat - “wir haben es nicht gewusst”’ - en vervolgens de volle laag kreeg, maar laten we wel wezen: hij zát er wel!

Was er nu maar even een hotline naar één van de apostelen, Paulus of Petrus, zodat die in een strenge brief vanuit den Hoge de rollebollende vechtersbazen zachtmoedig kon vermanen: "Kinderkens, dit zeg ik u: dat gij elkander liefhebt, zoals Christus u heeft liefgehad!" of woorden van dergelijke strekking...

donderdag 27 mei 2010

Elegant gestileerde maatschappijkritiek


Kameroperahuis: ‘Two Caravans’ (Guy Harries / Ace McCarron).
Regie: Ilonka van den Bercken. Odeon Zwolle, 20 mei.

Two Caravans,  een low-budget theaterproductie naar de roman van Marina Lewycka, is eigenlijk nog niet af. De drie kwartier durende voorstelling presenteert de eerste twaalf scènes van wat een echte volledige opera schijnt te gaan worden – aldus het begeleidend schrijven.
Bovendien is dit een zogeheten 'werkplaatsproductie', die jonge theatermakers de gelegenheid geeft ‘om het vak in de vingers te krijgen’, zoals muzikaal leider Steven Faber zegt.


Two Caravans behandelt de problematiek van illegale buitenlandse arbeiders. Uitbuiting, angst, broeierige erotiek, heimwee en solidariteit wisselen elkaar in rap tempo af.
Wat meteen opvalt is de gelukkige casting: alle personages lijken hun zangers op het lijf geschreven.
De Oekraïense Irina (sopraan Elise Caluwaerts) belandt als aardbeienplukster op een Engelse boerderij. Daar treft ze landgenoot Andriy (prachtrol van tenor Erik Slik!), type opgewekte goedhartige volksjongen, die van een eigen Ferrari droomt. Hans Voschezang leent zijn waardige bariton aan de andere aardbeienplukker, Emmanuel uit Malawi, die een brief aan zijn zus met welhaast priesterlijke allure voordraagt.
Sterk is ook mezzosopraan Elsbeth Gerritsen als de pragmatische Poolse opzichteres Yola. Bariton Vitali Rozynko speelt met vileine verve Irina’s ‘contactpersoon’ Vulk, die natuurlijk een ongekend foute man blijkt.

Componist Guy Harries bedient zich van licht verwijde tonaliteit, gelardeerd met folkloristische invloeden: gospel, een vleugje klezmer, een stukje milonga... Het kameleontisch ensemble met klarinet, accordeon, gitaar, contrabas en slagwerk wisselt moeiteloos van couleur locale. En hoewel Harries naar eigen zeggen primair vanuit de tekst heeft gecomponeerd, kwam hij toch uit bij melodieuze lijnen en een toegankelijke harmoniek.

Een dikke pluim verdient de vormgeving door Maria Noel Dourron, vol elegante vondsten: de multifunctionele fruitkisten, het gazen gordijn bezaaid met aardbeien, het ‘wajangspel’ dat subliem de nachtelijke vlucht per auto suggereert.
De enige gewelddadige scène krijgt een geestige stilering middels een stroboscoop en tableaux vivants. En toch, ondanks die verzachtende humor, komt de maatschappijkritische noot glashelder door.

vrijdag 30 april 2010

Recht op je eigen ruimte

Jordi is gek. Oké, niet echt onaardig, maar wel gek, vertelt de elfjarige Lara.  Hoezo gek? Nou ja, gewoon - iedereen is het erover eens dat ie gek is. Ondanks herhaalde waarschuwingen gaat ie telkens voetballen in het klaslokaal en trapt daarbij de bal zó hard omhoog dat er een paneel uit het gloednieuwe systeemplafond losschiet. Buiten heeft ie de brievenbus al gemold. Hij huilt ook om het minste geringste; als ie in de kring een keertje niet naast de juf mag zitten, begint ie te al te janken. En hij zit de hele dag te beatboxen, ook tijdens momenten dat er stil gewerkt wordt. Al worden de andere kinderen nóg zo kwaad, hij kan er niet mee stoppen. Ja, dat is eigenlijk wel erg sneu, geeft Lara meteen toe. Maar vooral lastig.

WSNS
We hebben het hier over de bovenbouwgroep van een jenaplanschool, een onderwijstype met relatief weinig prestatiedruk. De school trekt nogal wat zij-instromertjes aan die op de vorige school gepest werden of anderszins moeite hadden om hun draai te vinden.
Vaak gaat het dan om kinderen die twintig jaar geleden zouden zijn doorverwezen naar het speciaal onderwijs. Want ja, onder het kindvriendelijke motto "Weer Samen Naar School" (WSNS) heeft de overheid daar sinds de jaren ’90 verandering in gebracht. Het speciale onderwijs moest inkrimpen en reguliere scholen – inclusief hun ‘reguliere’ leerlingen - moesten zich aanpassen aan de ‘speciale’ leerling in plaats van vice versa. Nog steeds horen we van André Rouvoet en Sharon Dijksma dat we probleemgedrag van kinderen niet moeten medicaliseren, maar ons richten op wat ze allemaal wel kunnen.
Let wel, zegt de website van het Ministerie van OCS: “Lichamelijk, zintuiglijk of verstandelijk gehandicapte leerlingen en leerlingen met ernstige gedrags- of psychiatrische stoornissen zijn géén doelgroep van WSNS. Deze leerlingen kunnen naar een school voor speciaal onderwijs of” – en hier komt het – “met een leerlinggebonden financiering (het rugzakje) naar de reguliere basisschool.”

Hoe sympathiek dit moge klinken, op de verborgen agenda stond en staat natuurlijk vooral het financiële voordeel voor de overheid. Maar zowel voor de doelgroep zelf als voor hun 'doorsnee'-groepsgenoten, zijn de voordelen twijfelachtig.
Natuurlijk, de school mag, nee, móet zoveel mogelijk een afspiegeling zijn van de maatschappij. En handicaps maken daar ontegenzeglijk deel van uit. Het is daarom goed, zelfs wenselijk dat kinderen ook binnenschools elkaars beperkingen leren kennen en accepteren. Vakken als muziek, drama, handvaardigheid en gym lenen zich uitstekend voor plenaire lessen waarbij ieders talenten en gevoelige plekken aan het licht komen. Het is ook denkbaar dat sommige kinderen met bijvoorbeeld Down-syndroom prima invoegen binnen een reguliere groep, zeker in de onderbouw.

Tics
Maar ik ken ook andere voorbeelden. Zoals het tafelgroepje dat moeite heeft om de aandacht bij het eigen werk te houden, door de aanhoudende tics van de tienjarige jongen die ik hier boven als Jordi aanduidde. Jordi giet zijn tics in de artistieke vorm van beatboxen, wat in zijn geval wil zeggen: ritmisch tuffen. Niet plezierig voor de anderen, zeker niet wanneer die zich willen concentreren op lastige staartdelingen of werkwoordspelling. Regelmatig verzoeken ze Jordi dringend – eerst op joviale, maar al gauw op kribbige toon - om zich koest te houden. Helaas lijkt hij daaraan niet of hooguit één minuut te kunnen voldoen. Uit machteloosheid reageert hij tenslotte dwars en gooit er nog een schepje bovenop.

In ditzelfde tafelgroepje zit ook  Lara, een vriendelijk, onopvallend meisje dat goed kan leren. Lara is ‘een kind met wie niks mis is’, zou je kunnen zeggen, behalve dat ze wat verlegen is en meestal een afwachtende houding aanneemt.
Na enkele maanden van geduld oefenen heeft zelfs Lara het onophoudelijke beatboxen van Jordi schroomvallig aangekaart bij de juf. Juf erkende dat het beatboxen vervelend kon zijn, “maar ja,” zo legde ze uit: ”Jordi is nu eenmaal erg muzikaal” (let op de positieve relabeling) “en dat moet ie kwijt..!"

Mantel der liefde
Uit deze reactie blijkt een onuitgesproken norm dat alle andere negen- tot elfjarige groepsgenoten Jordi’s beatboxen met de mantel der liefde bedekken en zonder klagen doorwerken. Het zou  voor de juf natuurlijk ook  niet meevallen om Jordi’s tic’s  ronduit te benoemen als gedrag dat inderdaad afwijkend mag heten. En dan nog: hoe ga je er vervolgens mee om? Mag je iemand kwalijk nemen dat hij zijn gedrag niet onder controle heeft?
Hoe dan ook: de kennelijke verwachting van zoveel verdraagzaamheid en stressbestendigheid wekt bij kinderen als Lara schuldgevoelens op en bij sommige groepsgenoten zelfs antipathie jegens Jordi, terwijl hij – daarvan ben ik overtuigd - óók zijn stinkende best doet om zich zo 'normaal' mogelijk te presenteren.

Nu wordt op deze school bij mijn weten niet structureel gepest; het sociale klimaat steekt positief af bij de scholen in de omtrek. Maar zelfs jenaplankinderen is niets kinderlijks vreemd. Ook hier oordeelt men onderling vaak afwijzend over de buitenbeentjes met cognitieve en/of gedragsproblemen. En ik vrees dat die
buitenbeentjes dat haarscherp aanvoelen. Wat hun zelfbeeld ook al niet ten goede komt.

Brein
Leerkrachten en intern bgeleiders volgen allerlei (dure) cursussen over klassenmanagement, didactiek en begeleiding van kinderen met gedragsproblemen. Maar van de ‘doorsnee kinderen’, mag je blijkbaar zonder meer verlangen dat ze niet moeilijk doen over gedrag dat duidelijk wél moeilijkheden veroorzaakt.
Zowel tegenover de WSNS- c.q. de rugzakleerlingen als tegenover die andere lijkt dat niet eerlijk. Van alle ‘partijen’ wordt nu het uiterste gevergd.

Daarom was ik erg blij met het artikel van Ids Terpstra en Arga Paternotte ”Kind met ADHD heeft recht op een aparte klas” (Trouw, 27-10-09). Zij wijzen er nogmaals op dat juist de functies van het brein die het gedrag reguleren bij sommige kinderen later en trager ontwikkelen dan bij de meeste kinderen. Met name geldt dit voor kinderen met DSM IV-classificaties als ADHD, ADD, PDD-NOS et cetera. ‘Ontschuldigende’ termen voor een gedragspatroon dat kinderen vroeger de slechte reputatie van ongehoorzaam, slordig, dom, brutaal, driftig of ongemanierd opleverde.

Kinderpsychiaters weten nog niet hoe het komt dat bij bepaalde kinderen sommige functies veel later tot ontwikkeling komen dan bij andere. Wel dat die ontwikkeling veel zegt over het cognitieve functioneren, maar ook over impulsbeheersing, de sturing van het eigen gedrag en over communicatie met anderen. De ontwikkeling van de hersenen speelt kortom een cruciale rol in het sociale leven.

Medicijnen
 Veel van de WSNS-kinderen zullen beter tot hun recht komen wanneer ze weliswaar niet op een aparte school, maar wél in aparte groepen te zitten - totdat hun brein zich zover heeft ontwikkeld dat ze in de ‘reguliere’ groep kunnen meedraaien zonder ongewild de risee van het gezelschap te worden.
Nota bene: in de behandeling van ADHD pleegt men de medicatie in te stellen op de specifieke situatie van het kind in zijn eigen omgeving. Het is toch te gek dat kinderen vanwege een emancipatoire ingreep van overheidswege extra medicijnen zouden moeten slikken. Toch is dat wel wat gebeurt, getuigt een bloggende ouder:

“...Zowel ouder als kind lopen op de toppen van de tenen. Je wilt immers niet dat je kind niet meer naar “[i.c. de reguliere, MC] school kan. Wie Ritalin en dat soort middelen helemaal verkeerd vindt, moet zich realiseren hoe enorm een kind vaak onder druk staat, en daarmee ook de ouders.”
Dat alle kinderen weer samen naar school moeten, is op zichzelf een mooi idee. Maar gun alsjeblieft wel ieder kind zijn of haar eigen ruimte en tempo. Laat niet een zich zó verschillend ontwikkelende groep kinderen verplicht één klaslokaal en zelfs tafelgroepjes delen. Daarmee doe je kinderen, leerkrachten en ouders onrecht.


(De namen van de kinderen  zijn gefingeerd)

zondag 7 maart 2010

Concertcafé 1

Concertcafé: Charlotte Margiono (zang) & Frans Ehlhart (piano).
Presentatie: Roeland Kooijmans.
Odeon Zwolle, 7 februari 2010

Onlangs bedacht schouwburg Odeon het Concertcafé. Met als nobel streven om klassieke muziek vlotter te presenteren, met meer inbreng en bewegingsvrijheid voor het publiek. Gemoedelijke interviewtjes met de artiesten zouden een onconventioneel sfeertje scheppen.

Dat lukt gedeeltelijk. Want de term ‘café’ suggereert een ambiance met tafeltjes en, inderdaad, enige bewegingsvrijheid. Helaas blijkt die vrijheid voorbehouden aan de uitvoerders, die heen en weer sjouwen van het interviewerstafeltje naar de vleugel en vice versa. Maar het publiek, neergezet in rotten van vijftien, heeft als vanouds passief het luisteren.

De beoogde onconventionaliteit is wel in goede handen bij Charlotte Margiono en Frans Ehlhart. Ze hebben hun bijdragen dan ook lang niet allemaal even grondig voorbereid, want kunnen meestal blindvaren op routine. Margiono tuurt zelfs al zingend onbeschroomd op een lessenaar, wat wel ongedwongen staat maar het contact met de zaal niet ten goede komt.

Het overbekende Fauré-lied Après un Rêve krijgt een schitterende interpretatie, inclusief een paar spontane vergissinkjes in de tekst. Ook aardig is een stukje Ich wil Dir mein Herze schenken, vooral doordat Margiono (ooit afgestudeerd als blokfluitjuf) zowel de intro op sopraanblokfluit speelt als de eigenlijke aria zingt.

Hoofdmoot is Ehlharts liedcyclus Hierdie Reis, 23 getoonzette gedichten van de Zuid-Afrikaanse Ingrid Jonker. Haar tragische leven vormt de rode draad door dit deel van het programma.
De zwaargetraumatiseerde dichteres boetseerde verzen die schuren en schrijnen en de tere plekken in je ziel zoeken. Componist Ehlhart stelt zich hierin bescheiden op: wars van effectbejag plaatst hij de teksten soms in een jazzy, dan weer impressionistisch idioom. Vandaag horen we ongeveer de halve cyclus en echt waar: die programmablokken zijn zeer, zéér de moeite waard.

Minder geslaagd is de planning van dit samenzijn .Met als Leitmotiv bij het knusse gebabbel tussendoor: ‘Jongens, we moeten aan de tijd denken!’ Desondanks wordt een aantal nummers ‘geskipt’ (woordkeus van Margiono), en dan nóg loopt het programma een halfuur uit.

En tja, de afronding... Natuurlijk, De petomaan van Hans Dorrestijn is op zichzelf een hoogwaardig staaltje onderbroekenlol. Maar als hilarische uitsmijter en slechts één liedje verwijderd van de zelfdoding van Ingrid Jonker? Mwah.