zaterdag 8 augustus 2015

Italië in Flevoland

zie www.travellinginbaroque.com
Flevoland maakt zich op voor de achtste editie van ‘Travelling in Baroque’. Het klassieke muziekfestival, in 2008 opgericht door het Apollo Ensemble, heeft ditmaal Italië als thema.

door Margaretha Coornstra


De vrolijke landkaart op de website alleen al geeft me een warm gevoel: zeven Fiatjes 500, verspreid over de Flevopolder. Prompt denk ik aan mijn lieve opa Hidde die, als machinist bij een baggerbedrijf, niet alleen meehielp om de provincie Flevoland boven water te krijgen, maar van het salaris ook een gloednieuwe Fiat 500 kocht. Waarmee hij meteen dwars door de Alpen richting Italië knorde, want hij wilde zo graag eens zien waar die autootjes nou eigenlijk gemaakt werden.
Maar op 7, 8 en 9 augustus hoeven we niet over de Alpen om Italië te beleven. Het vlakke polderland en zijn rechtlijnige, functionele architectuur volstaan als uitvalsbasis voor een avontuurlijke rondreis. En de mentale route daarvan kronkelt vele honderden kilometers voorbij de grenzen van Flevoland. Je hoeft je slechts te verplaatsen van de ene concertlocatie naar de andere. Per fiets, per auto of – op zaterdag 8 augustus – per touringcar, voor een ‘Zomerreis door de Noordoostpolder’ met muziekrecensent Rudolf Nammensma als reisleider.

Op Urk vindt dan zelfs een nationale première plaats: twee in 1990 ontdekte duetten voor viool en fagot van Niccolò Paganini, uit te voeren door violiste Daphne Oltheten en fagottist Thomas Oltheten. Een prikkelende paradox: juist in het oude Kerkje aan de Zee, op dat zo calvinistische ex-eilandje, klinkt muziek van de zwartharige Italiaanse ‘duivel’. Want Paganini was niet alleen uitzonderlijk virtuoos, hij cultiveerde ook zorgvuldig zijn excentrieke, ja morbide imago; zo placht hij zich regelmatig wit te schminken en ’s nachts op kerkhoven tussen de graven te spelen.
Nog een pikant detail bij dit Urker concert is de viool: anno 1691 in Amsterdam gebouwd door Willem van der Sijde en in de vorige eeuw een tijdlang eigendom van de jonge prinses Juliana, die zo’n vijftien jaar lang vioolles kreeg. Overigens valt het nog niet mee om Paganini te spelen op een authentiek instrument, weet zakelijk leider en klavecinist Marion Boshuizen: “Vroeger hadden die violen amper genoeg ruimte voor wat hij allemaal aan techniek verlangde.”

Ietwat spijtig constateert ze dat er geen echte Italiaanse opera in het programma zit. Hoewel, in Zeewolde wordt een mini-operaatje opgevoerd: ‘La Ninfa’, De Nimf. Geconstrueerd door The Scroll Ensemble; jonge specialisten in oude muziek, die zich vooral toeleggen op improvisatie en speelse presentatie. Diezelfde middag onthullen zij ook de werking van een mysterieuze, zeventiende eeuwse ‘muziekmachine’, waarmee het publiek ter plekke een nieuw muziekstuk mag componeren.

Alle locaties zijn met zorg uitgekozen, beklemtoont Boshuizen. “Voor ieder concert hebben we een passende ruimte gezocht. Bezoekers moeten niet alleen comfortabel kunnen zitten, maar de zaal moet ook de juiste akoestiek hebben. Dat laatste is tevens de reden dat we geen openluchtfestival zijn.”
Opmerkelijk waren de locaties van twee ‘kick-offs’ op 15 en 16 mei: de Waalse Kerk in Amsterdam en de Paleiskerk in Den Haag. Daarmee werd het specifieke polderfestival alvast uitdrukkelijk in de Randstad aangekondigd. En wel om twee redenen, licht Boshuizen toe. Eén daarvan was een tegemoetkoming aan de Randstedelingen die de provincie vaak als ‘te ver weg’ ervaren. “Zo´n mooie programmering, wat jammer toch dat je voor die concerten alleen in Flevoland terechtkunt…!” luidde een veelgehoorde verzuchting. “Maar bovendien lijken veel andere Randstedelingen niet eens te beseffen dat er ook in de rest van Nederland wel degelijk aan cultuur wordt gedaan, ” zegt Marion Boshuizen lachend. “Dus we wilden ze even laten weten dat hier in de polder echt iets héél moois gebeurt!”


Travelling in Baroque: Italië. Flevoland, 7-9 augustus.
www.travellinginbaroque.com

i.o.v. de Stentor, 6-8-2015

Muzikale 'veldslag' in Gelderland

De NJO Muziekzomer breekt weer aan! Ook dit jaar brengt een internationaal gezelschap van jong toptalent maar liefst 75 uiteenlopende muziekevenementen, op markante Gelderse locaties.

door Margaretha Coornstra

Woeste orkestmuziek begeleidt de beelden: zwarte jochies met kalasjnikovs, brandende huizen, bulderende chinooks langs het zwerk. Ziehier enkele flitsen uit Strange News’, een muzikale documentaire die ontstond uit authentieke gesprekken met kindsoldaten uit Congo en Uganda. De Noorse componist Rolf Wallin en de Vlaamse regisseur Josse De Pauw componeerden uit hun beeld- en geluidsmateriaal een multimediale voorstelling voor orkest en spreekstem. Op 11 mei 2007 vond de première plaats in Oslo, met het Oslo Philhamonic Orchestra en de Ugandese acteur Arthur Kisenyi. Maar op 14 augustus 2015 komt deze bijzondere voorstelling nota bene naar Veluvine in Nunspeet. Hoe knus en veilig dat ook moge klinken, de dramatische impact zal er niet minder om zijn. Opnieuw speelt Kisenyi de hoofdrol, omringd door jonge musici van het NJO Sinfonietta.

“We hebben in 2014 en 2015 twee wereldoorlogen herdacht,” zegt artistiek coördinator Wim Vos, “en dat bracht mij op het idee om dit jaar het thema ‘strijd’ als rode draad te kiezen.” Daarbinnen past niet alleen het relaas van de kindsoldaten, maar ook ‘Ein Heldenleben’ van Richard Strauss, waarin een veldslag wordt uitgebeeld. Of het Tweede Pianotrio van Sjostakovitsj, waarin de componist slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog herdenkt. En natuurlijk ‘Een avond met Kurt Weill’ in het Arnhemse Luxortheater, dat met zijn jugendstil-interieur de cabareteske sfeer van het Berlijn tijdens het interbellum ademt. Vos: “De teksten van Bertold Brecht gaan weliswaar over de toenmalige crisis en de opmaat naar de Tweede Wereldoorlog, maar ze zullen opnieuw verrassend actueel blijken.”

Toch is het in deze Muziekzomer niet allemaal strijd wat de klok slaat. Zo is er ook ‘De Pianosalon’ op kasteel De Vanenburg bij Putten. Of de happening in de ‘Kathedraal’ van Radio Kootwijk, het voormalig zendstation dat in 1923 midden op de heide verrees en al jaren een geliefde locatie is voor de NJO Muziekzomer. In al zijn grauwheid, met sobere doch mysterieuze reliëfs in art nouveau-stijl en een rechthoekig koelbassin voor de ingang, heeft de betonnen kolos een ongenaakbare, ja onheilspellende uitstraling. Tegelijk hangt er binnen een heel bijzondere akoestiek. Een uitgelezen plek dus om te experimenteren met klank en ruimte, zoals componist Giovanni Gabrieli in de zestiende eeuw deed en diens collega Wolfgang Rihm (1952) in de twintigste.

Wim Vos: “Gabrieli gebruikte in Venetië twee balkons van de San Marco Basiliek om een soort stereo-effect te creëren. In Radio Kootwijk wordt dat straks nog extra spannend doordat de afstand daar nog groter is; de balkons in de San Marco stonden dichter bij elkaar.”
Pikant is ook het contrast tussen de rijke vroeg-barok en de grimmige eenvoud van het voormalig zendstation, meent Vos: “Je krijgt maar zelden de kans om Gabrieli op zo’n plek te horen.” Maar ook het wrange idioom van Rihm’s  ‘Klangbeschreibung II’ (voor vier vrouwenstemmen, vijf koperblazers en zes slagwerkers, op een gedicht van Nietzsche) past volgens Vos prachtig bij de ambiance.

De rijke Muziekzomer-programmering ontstond goeddeels uit ideeën vanuit de studenten zelf, voegt hij eraan toe. En dat zijn er ditmaal vele: “Onze Summer Academy trok zo’n 250 jonge musici, uit echt álle windstreken! En natuurlijk is ons doel om cursisten voor te bereiden op de beroepspraktijk. Maar we willen hen daarbij ook de kans bieden om zoveel mogelijk hun eigen idealen te verwezenlijken.”


NJO Muziekzomer. 31 juli t/m 14 augustus. Apeldoorn, Ermelo, Nunspeet, Putten, Radio Kootwijk, Wilp en Zutphen. www.njo.nl

i.o.v. de Stentor, 31-7-2015

Nachtlied in de Hortus

Interview met Maarten van Veen

Vier botanische tuinen doen eind deze maand weer dienst als podium voor klassieke concerten. Het Hortus Festival, met het Hortus Ensemble als vaste kern van musici, beijvert zich al twaalf jaar voor de historische uitvoeringspraktijk van negentiende eeuwse muziek.

Tekst: Margaretha Coornstra

Midden in de zomerse natuur en toch beschut tegen een mogelijke regenbui. Omringd door uitheemse flora ben je getuige van de invallende schemering… Mooier decor kun je je bijna niet wensen.
“De sfeer is salonesk te noemen,” vindt pianist en dirigent Maarten van Veen, tevens artistiek leider van het Hortus Festival. “Het is ook allemaal heel direct: publiek en uitvoerenden zitten vlakbij elkaar, op dezelfde vloer, zonder de verhoging van een podium. Ook in sociaal opzicht is iedereen heel benaderbaar. Na afloop knopen luisteraars en musici een gesprekje aan met het glas in de hand.”

Theatraal
‘Nachtlied’ heet deze twaalfde festivaleditie. Dat woord zal muziekliefhebbers vertrouwd in de oren klinken. Maar niet alleen composities van Schumann (opus 108) en van Reger (opus 138) heten zo. Ook van de roman van musicoloog en auteur Bas van Putten (Arbeiderspers, 2009) draagt die titel. En het is aan dit boek dat het Hortus Festival 2015 in eerste instantie zijn motto ontleent, vertelt Maarten van Veen.
Van Puttens boek verhaalt in een gedragen stijl over een negentiende eeuws componist, Richard Hauch. Hij reist ’s nachts per postkoets van Praag naar Wenen. Zijn gewaarwordingen – de sterren aan de nachtelijke hemel, met daaronder het Midden-Europese landschap uit die tijd – geven aanleiding tot overpeinzingen, waarbij muzikale associaties een voorname rol spelen.
De roman is losjes gebaseerd op de geschiedenis van Robert Schumann, die tijdens het Hortus Festival trouwens min of meer aanwezig zal zijn. Niet alleen in zijn muziek, maar ook in de levende gedaante van Vincent Bijlo.
Van Veen: “We hebben altijd een theatraal programma erbij, om de beleving van die negentiende eeuw dichterbij te halen. Zo hadden we vorig jaar hadden we een theatraal concert over Liszt en bij die gelegenheid kwam ik Vincent Bijlo tegen. Nu zocht ik vooral nog naar ‘een stem’, zal ik maar zeggen. En al pratend merkte ik: Vincent heeft precies de goeie stem! Daarnaast heeft hij een achtergrond met veel muziek en literatuur. Dus hij gaat straks in de huid van Robert Schumann kruipen.”

Begin je eenmaal te associëren over het thema ‘nacht’ in de muziek, dan schiet je van alles te binnen. ‘Verklärte Nacht’ van Arnold Schönberg is ook zo’n titel die voor de hand ligt. Dit symfonische gedicht wordt uitgevoerd door zes strijkers van het Doelen Ensemble. Van Veen: “Zij zullen dan meteen iets vertellen over het gelijknamig gedicht van Richard Dehmel, en hoe het zit met de laatromantische taal van de jonge Schönberg.” 
Het Hortus Ensemble zelf brengt het Concert voor piano, viool en strijkkwartet opus 21 van Chausson. Nee, geen specifieke nachtmuziek. Maar wel een stuk dat relatief weinig wordt gespeeld. En daarmee past het binnen de formule van het Hortus Festival: “We proberen ook stukken uit te voeren die nog niet eerder zijn uitgevoerd, en waarvan je dus nog geen voorgeprogrammeerd klankbeeld hebt.”

Platenindustrie
Want sinds de opkomst van de platenindustrie, die vooral vanaf de jaren vijftig een hoge vlucht nam, zijn onze oren gewend geraakt aan vastgelegde interpretaties die bijna heilig zijn geworden. “Op die manier komt Beethoven vaak in een soort vitrine terecht. Achter glas, want je mag er niet aankomen… Vaak denken pianisten dat er maar één manier is om het goed te doen. De platenmaatschappij heeft daar ook bewust voor gekozen: ‘We’re going to make a recording, we’re not going to perform’. Je maakt een product.”
Maar, zo bepleit Van Veen, juist Beethoven en Schumann zijn componisten die vanuit de improvisatie hebben geschreven. “Daarom denk ik weleens: datgene wat ze opschreven, is ook maar één versie… En de hoeveelste versie? Neem nu Chopin: hoeveel versies van die Nocturnes zal hij hebben gemaakt? Kun je dus eigenlijk wel spreken van zoiets als een ‘Urtext’, of is dat onzin? Dat is wat ik als musicus voortdurend doe: twijfelen, vragen stellen.”

Vanuit die attitude heeft Hortus Ensemble de afgelopen jaren een historische uitvoeringspraktijk opgebouwd voor de periode 1800-1950. “Want juist de muziek uit die periode is nog nauwelijks onder de loep genomen. Mensen als Philippe Herreweghe en Frans Brüggen deden onderzoek naar de uitvoeringspraktijk tot circa 1810, maar vanaf dat moment zie je een hiaat. Eigenlijk gaat men er stilzwijgend van uit dat sinds Beethoven alle muziek net zo werd gespeeld als we dat vandaag doen. Maar dat was natuurlijk niet zo, want de instrumenten klonken heel anders. Het was ook een van de belangrijkste periodes voor de instrumentenbouw. Beethoven had in 1803 de eerste Érard-fortepiano in huis waarop hij echt al flink wat volume kon maken, maar de techniek ontwikkelde zich sindsdien snel.”

Nagalm
Op de website van Het Hortus festival vind je een essay dat Maarten van Veen schreef over de geschiedenis van de pianotechniek, vanaf de vroege fortepiano tot en met de Amerikaanse Steinway-vleugel. In dit betoog valt steeds de naam Érard. Niet alleen gold die firma als pionier in de pianotechniek, Érard was ook het favoriete merk van componisten als Brahms, Liszt, Wagner en Reger. Zij hadden allemaal een Érard-vleugel in hun werkkamer staan; Brahms en Wagner bedankten zelfs voor de gratis aangeboden Steinway-vleugels met de veel vollere, maar ook veel minder transparante klank waarin de veelal complexe harmoniek ondergesneeuwd raakte.
Volgens Van Veen kunnen we veel composities in dat licht ook beter begrijpen. “Dan kijk je al heel anders naar het vooroordeel dat Reger zulke ondoorzichtige en langdradige muziek zou hebben geschreven…! Ik zeg vaak tegen studenten: neem een muziekstuk mee, maakt niet uit welk, en kijk nou eens naar de allerlaatste maat. Als je die op een Steinway speelt, duurt de nagalm pakweg achttien seconden. Maar speel diezelfde slotmaat eens op een Érard, dan duurt die misschien negen seconden. Wat doe je vervolgens met die resterende negen seconden? Ga je gewoon zitten wachten? Kijk, dat bedoel ik: je kunt de geschiedenis van de instrumentenbouw niet wegdenken bij je interpretatie!”

Klavecimbel
Wat de negentiende eeuw betreft hebben we nog te weinig aandacht voor de instrumenten uit die tijd. Dat in dat opzicht de geschiedenis zich herhaalt, illustreert Maarten van Veen met een anekdote: “Het Parijse conservatorium heeft in de strenge winter van 1816 alle klavecimbels opgestookt als brandhout, om de leskamers te verwarmen. Want er stonden toch al overal nieuwe pianofortes van Pleyel en Érard in het gebouw, dus: hup, weg met die ouwe dingen…! Daarmee werd een tijdperk definitief afgesloten. Pas begin 1900 keerde de belangstelling voor die oude instrumenten terug, door mensen als Wanda Landowska. Geleidelijk werd op het conservatorium ook weer klavecimbel gedoceerd, zij het eerst als bijvak.”
Parallel hieraan zijn we nu beland bij de fase van eerherstel voor de historische instrumenten uit de negentiende eeuw. Tijd om ons te realiseren dat de componisten een ander mechaniek en een andere klankkleur in gedachten hadden. “Tijdens het Hortus Festival ga ik zelf Nocturnes van Chopin spelen, op piano’s van Érard en Pleyel. Daarvoor bestudeer ik oude opnamen van Busoni die Chopin speelt. Die opnamen zijn technisch natuurlijk slecht, maar wat mij interesseert is de timing op die oudere piano’s. Nee, als Hortus Ensemble pretenderen we niet dat wij de enig juiste interpretatie hebben uitgevonden Maar we bespelen wel consequent instrumenten uit die tijd en hebben daarop jaar in, jaar uit steeds meer verdieping bereikt.”


www.hortusfestival.nl
i.o.v. Luister, juli 2015

maandag 3 augustus 2015

Weelderige jubileumexpo van Gem Kingdom

Een primeur voor het CODA in Apeldoorn: de eerste museale presentatie van modesieradenlabel Gem Kingdom, dat 25 jaar bestaat.


CODA-poster met de poedel uit de promotie door Vijselaar & Sixma (1990)
door Margaretha Coornstra

‘Zilveren jubileum’, zelden was een beeldspraak passender. Gem Kingdom-ontwerpers Johanna Titselaar en Bernard Jongstra werken namelijk graag met sterling zilver: stevig en relatief goedkoop materiaal, zodat ze een brede doelgroep kunnen bereiken. Op deze jubileumexpositie overheerst dan ook de zilverglans.
Titselaar (1962) studeerde aan de kunstacademie in Arnhem; Jongstra (1960) kwam uit de muziekwereld. Het duo maakte eind jaren tachtig al sieraden die ze op braderieën en popfestivals verkochten. In 1990 startten ze definitief als Gem Kingdom, met een baanbrekende show in de Dordrechtse galerie Intermezzo. Als gimmick fungeerde een chique witte poedel met een extravagant, kleurrijk collier. De hond van weleer is teruggekeerd op de publiciteitsfoto’s van CODA. In de vitrine staat zelfs een levensgrote groene poedel, door bloemkunstenaar Andreas Verheijen opgebouwd uit ‘pompoenen’ van verschillende mossen.

Deze allereerste museale presentatie van Gem Kingdom volgt niet toevallig op een forse schenking van de BankGiro Loterij in februari 2015. Deze € 255.000 heeft CODA onder meer benut voor de aankoop van enkele Gem Kingdom-objecten. CODA koestert namelijk de ambitie om hét sieradenmuseum van Nederland te worden, aldus directeur Carin Reinders: “Wij willen ons collectiebeleid ook helemaal focussen op dat thema. Geen enkel ander museum heeft dat zo gedaan.” Behalve kunstenaarssieraden verzamelt CODA dus ook modesieraden. “En Gem Kingdom is het beste van twee werelden,” vindt Reinders. “Enerzijds is daar het eigen handschrift van de ontwerpers Johanna Titselaar en Bernard Jongstra. Anderzijds is er de vertaling van hun creativiteit naar sieraden die óók in oplage worden vervaardigd. Zo worden ze betaalbaar voor een grote groep.”

De toepassing van oude motieven geeft de collecties van Gem Kingdom iets vertrouwds. Het woord ‘vintage’ ligt je voor in de mond bij deze bonte mengeling van religieuze en heraldische symbolen, Bourbon-lelies, Delfts blauw, barokke motieven, Jugendstil en hippie-elementen. Daarbij heeft de manier van uitstalling een soort postmoderne kneuterigheid. Als standaarden gebruiken Titselaar en Jongstra bijvoorbeeld graag neogotische Mariabeelden, naar eigen zeggen een overblijfsel van hun katholieke opvoeding in Limburg. De Maria’s worden veelal getooid met een weelderige wirwar aan kettingen in diverse stijlen, waaraan amulet-achtige voorwerpen bungelen: slagtanden, ogen, medaillons, cameeën, kroontjes, vogelklauwtjes… Zeker dat laatste – het vogelklauwtje dat een bol omklemt – was blijkbaar een schot in de roos, gezien het feit dat je het zelfs in goedkope confectiewinkels kunt aantreffen.
“Hun sieraden gaan de hele wereld over, maar worden allemaal nog steeds met de hand gemaakt in hun Amsterdamse atelier,” vertelt pr-vrouw Myriam Hoebink bij de ‘Wall of Fame’. De reeks glamourfoto’s toont beroemde dragers als ‘onze’ Phil Bloom of Naomi Campbell. Ook voor de onlangs uitgebrachte speelfilm ‘Michiel de Ruyter’ ontwierp Gem Kingdom de sieraden.

Immens populair zijn de Baby Statues en Happy Baby-hangers van Gem Kingdom: vertederende (zij het soms wat spookachtige) peuterfiguurtjes, onmiskenbare nazaten bovendien van de Amerikaanse Kewpie-doll uit 1909. “Echte verzamelobjecten, vooral in Azië is dat een gekte,” weet Hoebink. CODA heeft een vorstelijke vitrineplaats ingeruimd voor een zwarte Baby Statue, pronkend met zwarte struisveren.
Frappant hoeveel indrukken een expositie kan opleveren die strikt genomen slechts één wand beslaat. Al nemen fotocollages een grote plaats in, enkele vitrines tonen ook ‘live’ de veelheid aan en eigenzinnige combi’s van materialen: parels en polyester, hout en goud, kristal en acryl, hoorn en porselein. De formule lijkt in wezen eenvoudig en de tomeloze versierdrift van Gem Kingdom schurkt schaamteloos tegen de kitsch aan. Maar dan wel kitsch in het kwadraat, of beter gezegd: verheven tot een dusdanig hoge macht, dat het de kitsch weer ontstijgt.


Te zien t/m 25 oktober, www.coda-apeldoorn.nl


(i.o.v. de Stentor, bijlage Uit&Thuis, 16 juli 2015)