donderdag 30 oktober 2003

De eredienst van het woord

Moeilijk, protestant, crime passionel. Dat is in een notedop wat de gemiddelde lezer over Gerrit Achterberg weet. Af en toe zie je dichtregels van hem boven een rouwadvertentie. ‘Voorbij de laatste stad’ is zo’n zinsnede die iedereen wel kent. Maar wat voor mens ging er nu eigenlijk schuil achter al die ondoorgrondelijke woordconstructies?


Theatergroep Flint - sinds 1979 doende om via toegankelijk muziektheater Nederlandstalige literatuur en poëzie aan de man te brengen - pretendeert niet een pasklaar antwoord te geven. Wel wil de productie ‘De dichter is een koe’ het publiek iets dichter bij Achterberg brengen dan de doorsnee leraar Nederlands indertijd is gelukt. Met als resultaat het portret van een gespleten mens: de “gekwelde woordmagiër” versus “de onhandige sukkel die zich geen raad wist met vrouwen”. Hoewel de voorstelling primair een hommage is aan Achterbergs dichterschap, heeft Flint de onthutsende realiteit niet willen verbloemen.

“Alleen crime passionel geloof ik niet, dat is me te romantisch,” meent artistiek leider Felix Strategier. “Dat maken de mensen er van, want het past bij het beeld van de getourmenteerde schrijver. Maar Achterberg was gewoon gek, op sommige momenten. Op de middelbare school hield hij zich al druk bezig met vriendinnetjes; niet zoals op die leeftijd gebruikelijk is, met een beetje onderzoek en zo, maar echt agressief, op een zieke manier. Toen liep ie al met revolvers te zwaaien.”

De moord op zijn hospita in 1937 leidde tot opname in het Rijksasyl voor Psychopathen in Avereest, waar de bundel ‘Eiland der Ziel’ ontstond.
Strategier: “Uiteraard heeft Achterberg ook gekoketteerd met het feit dat ie vastzat. Kijk, het kenmerk van een psychopaat is een gebrek aan gewetenswroeging. En Achterberg had er geen spijt van. “Ik heb er toch vijf mooie gedichten over geschreven”, dat was alles. Totaal gewetenloos. Hij wilde er trouwens nooit over praten. Hij zei dat ie er niet bij was, dat het een ander was die dat deed. Misschien is dat zo, je weet het niet. Als je een zieke lever hebt, dan kun je in zo’n lichaam kijken en iets doen. Maar een zieke geest - zelfs psychiaters weten zich daar geen raad mee, omdat je dat nooit bloot kunt leggen. Het blijft gissen en zoeken.”

‘De dichter is een koe’ speelt zich af in literair café ‘Eiland der Ziel’, waar 25 gedichten van Achterberg worden gezongen. Sommige heeft componist Paul Brenen getoonzet volgens de klassieke, met name polyfone traditie, andere als rechtlijnige popsongs.
Strategier: “Nou ja, geen popsongs zoals je die op de radio hoort. Je moet eerder denken aan het idioom van een simpele driekwartsmaat met een tekst van Achterberg er overheen. Er zitten ook een paar blues-achtige nummers tussen. Niet als knieval, maar ik wil graag dat ook jonge mensen zich bij ons thuis voelen. En ik vind wel dat de muziek iets toevoegt. Je kan een gedicht van Achterberg lezen, lezen en nog eens lezen en dan snap je nog niet waar dat hele beeldhouwwerk van taal over gaat. Je kan ook naar de voorstelling gaan en daar iets van opsteken.”

Als motto koos Flint het gedicht Misgeboorte, dat begint met “Van poëzie bezeten, / door demonen besprongen...” Een rake zelftypering, volgens Felix Strategier.

“Het was Achterbergs levensopdracht: om met woorden te spelen en daar gedichten van te maken. Zoals Ichtyologie, toen er in de jaren dertig die vis werd gevonden, die ‘coelacanth’. Nee, dat is geen epateren met moeilijke termen, dat ziet u verkeerd. Hij gebruikte dat omdat ie het een prachtig woord vond en er iets mee wilde. Hij verbaasde zich meer zuiver taalkundig dan wetenschappelijk, bijvoorbeeld hoe zo’n vis daar duizenden jaren heeft overleefd zonder te evolueren. Zijn ijver stond louter in de eredienst van het woord, zal ik maar zeggen. Dat is begonnen toen ie als kind in de gereformeerde kerk zat en overspoeld werd door al die grote woorden vol hel en verdoemenis die van de kansel denderden. Dat vond ie overdonderend mooi. De kiem voor het literaire aspect van z’n leven is in de kerk gelegd.”


“Hij was meer in de schoonheid van de taal geïnteresseerd dan in iets anders. Als ie met een paar vrienden een tocht door Frankrijk maakte, schreef ie de kilometerstanden op en allerlei namen van dorpjes die hij gewoon mooi vond klinken. Dingen die wij normaal vinden waren voor hem iets bijzonders. Zo bleef hij zich verbazen over een achteruitkijkspiegel, niet zozeer over het woord als wel het feit dat je in zo’n spiegel naar voren en tegelijk achteruit kijkt.”

“Hij was natuurlijk een zieke man, met zware psychopathische symptomen. Maar dat weten de meeste mensen niet. Daar kwam ik ook pas achter toen ik voor deze voorstelling biografieën ging lezen. Dat hij weliswaar een magistraal dichter was en een woordkunstenaar van ongekende orde, maar tegelijk werd geteisterd door die obsessies. Ja, dat is raar als je dat ineens ontdekt.”

“Maar dan komt er een belangrijk punt: hoe ga je daarmee om? Mag je nog wel van zo’n geniaal dichter houden als je weet wat ie gedaan heeft? Nou ja, ik vind dus van wel. Het kunstenaarschap van een artiest moet je niet verwarren met z’n persoonlijke leven. Als Achterberg kon dichten was ie gelukkig en zodra z’n andere ik de overhand nam, ging ie rare dingen doen.”

“Uiteraard is het op geen enkele manier ooit goed te praten dat iemand een ander vermoordt. Maar kijk je naar de oorlog in Irak, dan gaat het over tientallen, honderden doden. En dat wordt dan wél weer geaxxepteerd, omdat het een of ander hoger doel dient of zo. Dan moet je je ook afvragen: hoe kunnen we het pikken dat een leger ons opleidt om andere mensen te doden? Want dat is toch eigenlijk ook bizar. Nee, dit heeft niks meer met Achterberg te maken. Maar wel met: hoe kijk je tegen de dingen aan, waar beoordeel je mensen op?”

(i.o.v. Wegener Media, 2003)