vrijdag 11 februari 2011

Concertcafé 2

KLASSIEKE MUZIEK: Concertcafé
Pieter Wispelwey (cello) & Roeland Kooijmans (interview)
Odeon Zwolle, 6/2/2011
door Margaretha Coornstra

“Zullen we eerst praten, of gaan we eerst spelen?” vraagt presentator Roeland Kooijmans. “Spelen!” brult iemand vanuit het publiek.
Aldus geschiedt. Pieter Wispelwey posteert zich met de cello op het houten verhoginkje, vlijt de strijkstok tegen de snaren en jawel: daar verheft de cello zijn warme, menselijk-hese stem. Tweemaal een behoedzaam pizzicato met een vervreemdend glissando, gevolgd door een diepglanzende, volmaakte gevormde frase: de Dialogo uit de Sonate van Ligeti.

Nee, Pieter Wispelwey heeft voor dit Concertcafé geen pianist meegebracht; Paolo Giacometti zal een paar dagen later pas meekomen, voor een echt recital.
En grappig dat mijn eerste associatie bij zijn Ligeti-fragment die met menselijke zang was. Want een groot deel van dit gesprek gaat over zingen, wat Pieter eigenlijk nog liever had gedaan dan cellospelen; daar komt het zowat op neer. “Een avond met liederen van Schubert en Brahms, daar gaat niks boven.”
Maar ja, vanaf zijn tweede jaar hoorde hij vader telkens repeteren met zijn amateurstrijkkwartet. “En oom Piet speelde daarin cello. En die cello, dat wás het.”
En die is het nog steeds, daar niet van. Met de Cellosuites van Bach doet hij immers hetzelfde als een zanger met een lied: “Een lied is, net als zo’n  Suite-deel, een universumpje van een paar minuten, waarbinnen alles mogelijk is.”

Verbaal blijkt Pieter Wispelwey bijna net zo behendig en bezielend als op de cello. Voor complexe gevoelens vindt hij simpele bewoordingen. Met meeslepende geestdrift belijdt hij zijn mateloze bewondering voor zanger Dietrich Fischer-Dieskau en choreograaf Jirí Kylián. De illustratie van zijn betoog – twee YouTube-filmpjes op het projectiescherm, te weten een weergaloze interpetatie van Schulze's Auf der Bruck en een compilatie uit de Black & White Ballets – zijn heerlijk om te zien, maar als bewijsmateriaal overbodig: we geloven Pieter op zijn woord.
Hoe hij in New York zat te huilen bij het zien van Kyliáns balletten: Schokkend, om iets te zien dat nog mooier is dan muziek. Dat Kylián daar in feite op gelijke hoogte met Mozart staat. En dat het menselijk lichaam zo’n geweldig expressief instrument kan zijn..!” Of de eerste keer dat hij Fischer-Dieskau live zag: “Een hele grote vent komt quasi-bescheiden van opzij het podium oplopen, met een klein pianistje achter zich aan.”

Laat Wispelwey tussendoor nog wat spelen (een Bourrée uit de Cellosuites van Bach, een Lamento uit de Eerste Cellosuite van Britten), de nadruk ligt vandaag op het praten. Met, opmerkelijk genoeg, na afloop tóch het begeesterde gevoel dat ook na een goed concert blijft hangen.

(i.o.v. de Stentor)

dinsdag 8 februari 2011

De kleine wereld

De wereld is klein. En het Noord-Veluwse kunstwereldje is wel héél klein.
Toch kom je elkaar soms decennialang niet tegen, weet je zelfs niet van elkaars bestaan af.
Ben ik nota bene opgegroeid op kasteel Zwaluwenburg  bij ’t Harde, waar mijn moeder al sinds 1976 een galerie runt. Kunstenaars uit alle windstreken komen daar exposeren. Er ontstaan vriendschappen, mijn moeder krijgt in 1981 zelfs een relatie met één van de exposanten: Amsterdammer Freek van den Berg (1918-2000), die ik weldra mijn stiefpa zal noemen en die om mijn moeder in 1985 naar de Veluwe verhuist.
Maar wie we tot dusver niet leerden kennen (hoewel ze met haar echtgenoot meermalen anoniem de galerie bezocht, ja zelfs ooit een lezing in het atelier van mijn stiefpa Freek bijwoonde!) is kunstenares Nel van Dokkum-Koen. Die hemelsbreed slechts enkele honderden meters van mijn huis verwijderd woont - en dat al 43 jaar.

Ja, het echtpaar Van Dokkum kent mijn moeder wel van gezicht: “Die mevrouw van de Zwaluwenburg, met dat lange haar – is dat jóuw moeder?” En mevrouw Van Dokkum kan zich het atelier van Freek ook nog levendig voor de geest halen. “Maar ach, ik ben altijd een beetje verlegen, ik heb me verder maar niet kenbaar gemaakt...”
Jammer, want Freek zou zielsgelukkig zou geweest met deze gelegenheid om weer eens een échte collega te spreken, in plaats van de zelfbewuste amateurs aan te horen die na een jaar schilderles hun groentensoep-aquarellen of, nog erger, geabstraheerde gevoelsexpressies in gemeentekantoren exposeren en vol zelfvertrouwen hun visitekaartjes uitdelen.

De kennismaking met mevrouw Van Dokkum (die ik voortaan respectvol als Nel zal aanduiden, dat schrijft wat makkelijker) dank ik aan een locale krant waarvoor ik wel eens een stukje schrijf. En aan de Commissie Vorming en Toerusting (CVT) van de Hardenese Maranathakerk, in de persoon van keramist/beeldhouwer Elt de Boer, die zich in een e-mail afvroeg of het leuk zou zijn om iets over de artistieke nevenfunctie van de kerk te schrijven..?
Deze Maranathakerk heeft namelijk iets met beeldende kunst. Naast icoonschildercursussen organiseert de CVT mini-exposities in het kerkgebouw aan de Dennenweg. Toonde afgelopen jaar de Edith Kamphuis hier haar felgekleurde schilderijen, dit jaar vond de PKN-gemeente Nel van Dokkum-Koen bereid een reeks werken in bruikleen te geven.

Vormen
Zowel in schilderijen als tekeningen en pastels valt, naast de krachtige en toch soepele lijnen, vooral het ingehouden kleurgebruik op.
 “Ja, ik werk graag met weinig kleuren op het palet,” beaamt Nel grif. “De tinten blijven dan mooier bij elkaar passen, je kijgt geen vuile kleuren. Maar ik denk dat ik ook meer op vormen gericht ben dan op kleuren, meer lineair.”
Nel Koen werd in 1934 geboren te Scheveningen. Op haar achtste verhuisde het gezin noodgedwongen naar Den Haag: “Tja, het was oorlog, Scheveningen moest leeg... Jazeker, ik kan me al dat gedoe en de nervositeit van mijn ouders nog wel voor de geest halen.”
Na haar middelbare schooltijd kwam ze in contact met de gerenommeerde kunstenaar Kees Andrea en raakte met hem bevriend. Het was Andrea die haar stimuleerde om naar de Vrije Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag te gaan, waar ze overigens vooral les kreeg van een andere grootheid: de flamboyante schilder Nol Kroes (1918-1978).
Na haar afstuderen had Nel naar eigen zeggen “hele goeie jaren” bij de Haagse Kunstkring, waar ze ook regelmatig exposeerde. “Ik dacht altijd dat ik nooit uit Den Haag weg zou willen,” zegt ze, “tot ik in aanraking kwam met iemand uit Zwolle.”
In 1967 kwam ze met echtgenoot Gradus in ’t Harde terecht. “Ik ben altijd erg dol op de bossen geweest, Zodra we besloten om naar de omgeving van Zwolle te verhuizen, wisten we ook meteen dat we dán op de Veluwe wilden wonen, en wel tegenover een bos.” Want ondanks haar Haagse achtergrond heeft Nel zich tegelijk altijd ‘een buitenmens’ gevoeld. “Mijn ouders kwamen allebei uit het Westland. In Den Haag woonden we ook vlakbij het Zuiderpark, zodat we wel veel konden wandelen.”


Dierentuin
Dieren vormen een favoriet onderwerp. Nel en Gradus hebben dan ook ontelbare malen, bij weer en wind, allerlei dierentuinen gefrequenteerd. Zo nodig in warme outdoorkledij gehuld, maar steevast gewapend met schetsboek en potlood. Want ook Gradus blijkt een fervent tekenaar. “Daar ben ik zo’n tien jaar vóórdat we getrouwd zijn al mee begonnen. Ik heb nog een MO-acte tekenen gehaald en een cursus reclametekenen gedaan. Ja, gewoon voor de lol, hoor. Mooie letters maken en zo, dat vond ik leuk. Maar de échte kunstenaar is zij..!” wijst hij galant naar zijn vrouw.
“Ach, kunstenaar - maar wat is dan eigenlijk een kúnstenaar..?” werpt die filosofisch tegen. “Dat zit ‘m toch niet in een diploma?”

Vanwege gezondheidsproblemen heeft Nel een tijdlang minder kunnen werken dan ze wilde, maar nu probeert ze het tempo weer voorzichtig op te voeren. Momenteel richt ze ze vooral op het etsen. Jazeker, ambachtelijk vervaardigde etsen, afgedrukt met een eigen etspers die bediend wordt door echtgenoot Gradus van Dokkum. In haar kleine, bomvolle atelier staan de ingenieus bekraste etsplaten nonchalant uitgestald op de schappen.

Maestro Morandi
Een groot schilderij van een Russische balalaikaspeler in de woonkamer doet met zijn rookgrijzen en pruisisch blauwen qua sfeer vaag denken aan Chagall’s Fiddler on the Roof.
Maar het is de Italiaan Giorgio Morandi (1890 – 1956), grootmeester van eenvoud en intimiteit, die al sinds jaar en dag bovenaan Nels lijstje van bewonderde coryfeeën prijkt.
“Als studente heb ik hem zelfs ooit een brief gestuurd, waarin ik schreef: “U maakt de wereld zoals ik hem zie.” Achteraf begrijp ik daar niks van, ik sta er nu niet meer achter.” 
Maestro Morandi begreep het kennelijk wél, want niet alleen schreef hij terug, hij maakte zelfs een tekeningetje voor haar.
“Èn Van Gogh natuurlijk,” schiet haar dan te binnen, “die bewonder ik ook heel erg. Vooral vanwege zijn bewogenheid met de medemens.” Ja, op het eerste gezicht lijken ze tegengesteld, geeft ze toe: de kleurrijke, beweeglijke toets van Van Gogh tegenover de zachtgetinte ingetogenheid van Morandi. “Maar toch zie ik ook een overeenkomst. Van Gogh is ergens ook terughoudend, intiem... Hij wordt nooit schétterend.”
En als Nel een kunstenaar van de Veluwe moet noemen, dan denkt ze vooral aan de Nunspeter Chris ten Bruggen Kate (1920-2003), die zij en Gradus kenden van de Zwolse kunstenaarsvereniging Het Palet, en ik van zijn exposities op de Zwaluwenburg.  “Ik hield erg van zijn verstilde, sobere landschappen," zegt Nel, "en hij was ook een hartelijke man.” Ja, dat vonden wij thuis ook. Een extraverte man ook; vaak luidruchtig aanwezig in gezelschap, met het glas in de hand graag allerlei anecdotes debiterend en zijn zwak voor vrouwelijk schoon niet onder stoelen of banken stekend. Alleen op doek of aquarelpapier viel bij hem de bijna sacrale rust en schemering, die hij dus toch moet hebben gezocht. 

Na afloop van het gesprek wandel ik innig tevreden naar huis. Wat was het verfrissend om weer eens het jargon van stiepa Freek te hebben gehoord en echte, ouderwets-degelijk vervaardigde kunst te hebben gezien. Olieverf op doek, etsen van eigen pers. En eerlijke tekeningen, die in soepele grafietlijnen de rondingen zo aanstekelijk weergeven, dat je de op het papier neergevlijde kalfjes het liefst zou aaien.
Dus vandaag heb ik bij de Action en passant een schetsboek gekocht, Hoewel ik in geen jaren echt heb getekend. Maar misschien wil ik in een verloren ogenblik toch weer eens een poginkje wagen...  Gewoon voor de lol.