zaterdag 26 april 2014

De werelden van Avi Avital



 Op de cd-cover springt hij een gat in de lucht. Letterlijk. De Israëlische mandolinist Avi Avital laat geen twijfel bestaan over zijn opgetogenheid. Zijn tweede album ‘Between Worlds’ is meer dan een bloemlezing alleen. Het is ook een reisverslag, van de zoektocht naar zijn identiteit.
cover Between Worlds

Tekst: Margaretha Coornstra


‘Mando-mandoline in Nicosia…’ luidt de gevreesde maar onvermijdelijk associatie. Of ‘Jo met de banjo en Lien met de mandolien’. Deze onsterfelijke regels van de Zangeres Zonder Naam en Jasperina de Jong zeggen het al: de mandoline geniet vooral faam als volksinstrument. Als begeleider van verliefde Cyprioten. Als moreelversterkend attribuut voor socialistische meisjeswandelclubs uit de jaren dertig. En oké – in 1990 natuurlijk als dé sfeerschepper in R.E.M.’s monumentale wereldhit ‘Losing My Religion’. Dat dan weer wel.
Ook Avi Avital (Be’er Sheva, 1978) kwam via een amateurorkestje in aanraking met de mandoline. Gelukkig voor de toen 8-jarige Avi had dit een hoog niveau, ze speelden zelfs Vivaldi.
Want jazeker, de mandoline werd in de 17e eeuw wel degelijk ontwikkeld als instrument voor de ‘serieuze’ muziek. Zelfs de grote meester Antonio Stradivarius bouwde mandolines. En toch, op Vivaldi na hebben maar weinig klassieke componisten de mandoline met een waardige solopartij bedacht. Viool en cello: ja. Mandoline: nee, sorry. “Op een of andere manier is de mandoline in de vergetelheid geraakt,” verzucht Avi Avital. “Ze heeft ook nooit echt de grote concertzalen bereikt.”


Dat hierin verandering lijkt te komen, danken we waarschijnlijk mede aan hemzelf. Zo inspireerde hij de componist Avner Dorman (1975) tot een mandolineconcert. Maar ook zijn debuut-cd met Bach-muziek (en daarom simpelweg ‘Bach’ geheten) deed in 2012 enig stof opwaaien. Met de Kammerakademie Potsdam voerde Avital de Konzerte BWV 1052R, BWV 1056R en BWV 1041 uit, waarvoor Bach zelf klavecimbel en viool in gedachten had. Onbevreesd maar nauwgezet had Avital de soli bewerkt voor mandoline: “Want Bach’s muziek is zó krachtig, dat ze voor mij buiten elke begrenzing van instrumenten treedt.”
Nu ben je als klassiek mandolinist al gauw op transcripties aangewezen. Het originele repertoire is immers beperkt. Maar de kwaliteit van arrangementen én solist maakte dat meerdere recensenten Avital aanprezen als degene die het pad zou effenen voor de mandoline als klassiek solo-instrument.


Niettemin staat Avitals tweede album ‘Between Worlds’ vooral in het teken van folklore. De Kammerakademie Potsdam is opnieuw van de partij, maar nu in de Roemeense Volksdansen van Béla Bartók en ‘Miniaturen’ van de Georgische componist Sulkhan Tsintsadze (1925-1991). De overeenkomst met ‘Bach’ is dat Avital zich niet alleen als een groot virtuoos profileert, maar ook als een kundig arrangeur.
Toegegeven: de tinkelende tremolo’s klinken bij Bartók toch iets meer vanzelfsprekend dan in de bekende ‘Aria (Cantilena)’ van Heitor Villa-Lobos, waar ze soms een beetje gaan kriebelen. En zo natuurlijk als de mandoline zich staande houdt binnen Piazzolla’s ‘Fuga y Misteria’, zo intens verlang je soms naar de snauwende slagen op een gitaar bij de ‘Siete Canciones Populares Españolas’ van De Falla. Al verlenen de bevende tokkelklanken wel weer een lief en luchtig sentiment aan de elegie ‘Asturiana’; ze zwakken de oneindige droefheid af tot zachte weemoed.

“De Roemeense Volksdansen en de Siete Canciones hebben een vergelijkbare ontstaansgeschiedenis”, constateert Avital. “Bartók en De Falla deden allebei veldonderzoek en bezochten kleine afgelegen dorpjes, op zoek naar eeuwenoude volksmelodieën. Daarvan veranderden ze niet de melodie zelf, maar voegden wel hun eigen harmoniek en begeleiding toe. Maar wat ik nu op deze cd probeer, is om juist een stapje terug te doen. Om de sfeer vanuit de concertzaal weer iets dichter naar de volksmuziek te brengen.”

Erg ingenomen is hij met de betrokkenheid van de Argentijns-Israëlische klezmer-klarinettist Giora Feidman (1936). Mogelijk is diens naam niet bij het overgrote publiek bekend, maar zijn spel des te meer: Feidman tekende in 1993 voor de klarinetsoli in ‘Schindler’s List’. Geboren in Buenos Aires als zoon van Joodse vluchtelingen, stamt hij uit een familie van klezmermuzikanten. Op de cd speelt hij de klezmer-improvisatie ‘Freilach Ron’, een compositie van zijn echtgenote Ora Bat Chaim (1935). “Giora Feidman is voor mij een heel dierbare vriend en mentor,” benadrukt Avital, “Ik ben zó blij dat hij meespeelt!”
Maar ach, dat laatste geldt natuurlijk voor de hele cast. Ook accordeonist Richard Gallano wordt aangeduid als “één van mijn grote helden”. En de samenwerking met harpiste Catrin Finch pakte eveneens positief uit. “Van ‘Hen Ferchetan’, een volksliedje uit Wales, hadden we alleen de melodie en de akkoorden. In de studio zijn Catrin en ik daarmee eigenlijk maar zo’n beetje aan het improviseren geslagen… Een paar tracks op dit album hebben we dus op dezelfde manier benaderd als je met echte volksmuziek en jazz zou doen.”

In de promotievideo van Deutsche Grammophon vertelt Avital dat het ‘een heel persoonlijk album’ is geworden. Wat bedoelt hij daarmee?
“Nou, om te beginnen zit achter elk nummer een persoonlijk verhaal. Maar vooral is het een artistieke neerslag van mijn eigen geschiedenis, mijn eigen levenspad. Het concept van ‘Between Worlds’ is dat ik speel met de definities van klassieke muziek en volksmuziek. Telkens weer heb ik mezelf afgevraagd wat nu precies mijn identiteit is als musicus. Waar liggen de grenzen tussen klassiek, jazz en folk? En waar sta ik? Het uiteindelijke antwoord luidt: ik sta er tussenin. In de kern is het allemaal muziek. Of je nu jazz in Carnegie Hall speelt of Bach in een jazzcafé.”


Grote verrassing op dit album zijn de ‘Miniaturen’ van Sulkhan Tsintsadze, oorspronkelijk geschreven voor strijkkwartet. Avital reageert geestdriftig: ‘Ah ja, Tsintsadze was inderdaad een ongelofelijke componist! Ook achter die keuze zit een verhaal. Twee jaar geleden maakte ik een reis naar Georgië, voor een samenwerking met de Georgisch-Israëlische componist Josef Bardanashvili. Maar ik vond het daarginds zo fantastisch, dat ik na de optredens besloot om nog een paar dagen te blijven. Ik wilde namelijk iets meer opsteken van die oude Georgische cultuur die zó rijkgenuanceerd is: in taalkundig, cultureel en mentaal opzicht…. Tijdens mijn verblijf in Tbilisi heb ik allerlei kunstenaars ontmoet. En één van mijn meest indrukwekkende belevenissen was een repetitie van het Nationaal Ballet, dat juist een productie met volksdansen instudeerde. Op dat moment werd ik intens gegrepen door de Georgische volksmuziek. En viavia ontdekte ik dus ook dit strijkkwartet van Tsintsadze, ‘Miniaturen’, dat hij baseerde op volksmelodieën.”


Opmerkelijk in de arrangementen voor ‘Between Worlds’ is hoe goed de mandoline met name in de Slavische muziek doet. Zowel bij Dvořák als in de beroemde Csardás van Monti klinkt het instrument beurtelings naar cymbalon en balalaika…
Avital schiet in de lach: “Ja, precies! Van oorsprong is de mandoline een klassiek instrument, maar toch kennen de meeste mensen het vooral van de volksmuziek. En als je Russische volksmuziek op de mandoline speelt, dan klinkt het als een balalaika, in Griekse muziek klinkt het als een bousouki, en in Turkse muziek als een bağlama…  Eigenlijk heeft elke cultuur wel een instrument dat op de mandoline lijkt!”

Avi Avital: ‘Between Worlds’. Deutsche Grammophon 00289 479 1069
www.aviavital.com




 © Margaretha Coornstra i.o.v. Luister, maart 2014

dinsdag 22 april 2014

‘Donorkinderen’ ontmoeten elkaar in Zwolle



Op 16 februari was een pub in Zwolle de locatie voor een bijzondere ontmoeting.
Op initiatief van de Stichting Donorkind kwam een groep ‘donorkinderen’ bij elkaar om ervaringen uit te wisselen.


door Margaretha Coornstra


“Van adoptiefkinderen is het inmiddels geaccepteerd dat ze op zoek willen naar hun biologische roots. Voor donorkinderen spreekt dat nog steeds niet vanzelf,” zegt Ties van der Meer, voorzitter van de Stichting Donorkind. Hij doelt op mensen die werden verwekt via Kunstmatige Inseminatie met Donorsperma (KID), ook wel Donorinseminatie genoemd (DI).
Op 16 februari hield de stichting haar vierde ontmoetingsdag voor deze groep.
Van der Meer: “Het blijkt opluchtend om eindelijk hardop van gedachten te kunnen wisselen. Vaak is de KID als verzwegen als een gezinsgeheim. Voor sommigen is het de eerste keer dat ze een ander donorkind zien.”

KID wordt vanaf de jaren ’50 toegepast bij echtparen van wie de man onvruchtbaar was en vanaf de jaren ’70 ook bij single vrouwen en lesbische paren. Tot 1990 waren donoren anoniem. Artsen adviseerden de ouders meestal om hun kind niets over de KID te vertellen. Ook toen wensouders vanaf 1990 konden kiezen tussen ‘A-donoren’ (die anoniem bleven) en ‘B-donoren’ (die bereid waren om zich later desgewenst bekend te maken), bleef het merendeel anoniem.
Pas in 2004 werd anoniem spermadonorschap in Nederland verboden − mede omdat veel nakomelingen identiteitsproblemen ondervinden, vergelijkbaar met de problematiek bij adoptiefkinderen.
Nog steeds is KID een beladen thema. “Wanneer je als donorkind aan anderen vertelt dat je een onbekende ‘donorvader’ hebt, krijg je vaak te horen: ‘Wat raar!’”, weet Van der Meer. “Nog zo’n standaardreactie is: ‘Vind je dat niet erg?’ Nee, wie van jongs af met dit besef opgroeit, vindt dat niet erg. Wel blijf je een stukje kennis over jezelf missen. En we zien dat de psychische last zwaarder wordt naarmate mensen het later te horen krijgen. Dan is het heel verwarrend als jij plotseling geen bloedverwant van je vader blijkt te zijn. Je idee van ‘familie’ klopt niet meer. Dan moet je je als het ware opnieuw een identiteit gaan vormen.”


Nel Koen / Moeder en kind, ets
Fiona
“Mijn zus en ik zijn van verschillende donoren. Daar hebben mijn ouders bewust voor gekozen. Zij redeneerden: als één donor misschien een erfelijk probleem heeft, zit ons andere kind daar tenminste niet mee.”
We noemen haar Fiona. Haar echte naam geeft ze liever niet prijs; de manier waarop ze is verwekt ziet ze als een privékwestie. Al weten haar beste vrienden het wel: “Mijn zus en ik zijn qua uiterlijk en karakter totaal verschillend. En dan wil je toch weleens aan een vertrouwd iemand uitleggen hoe dat komt.”
Zestien was Fiona toen ze ‘het’ van haar moeder hoorde. Haar vader was niet bij dat gesprek. “Ik denk dat het te moeilijk voor hem was. Mijn vader is nogal gesloten over dit soort onderwerpen.”
Fiona herinnert zich niet haar directe reactie, wel haar desillusie en onzekerheid. “Je papa is je papa, hè? Zo denk je als kind. En dan blijkt dat ineens toch anders te liggen…”
Rond haar twintigste benaderde ze de Veluwse kliniek waar ze was verwekt. “Maar ik kreeg te horen dat alle donorgegevens waren vernietigd, vanwege zijn privacy. Toen heb ik geprobeerd om erin te berusten. Maar toch bleef de vraag: wat was het voor iemand? Is hij bijvoorbeeld muzikaal, net als ik? De informatie die ik heb is heel summier: blauwe ogen, haarkleur, lichaamslengte. Geen bloedgroep, nee. Ook geen hobby’s of karaktertrekken.”
Via Stichting Donorkind liet Fiona enkele jaren geleden een DNA-profiel opstellen voor de FIOM-databank. “De kans dat ik een halfbroer of -zus ontmoet is groter dan dat ik de donor vind. Donoren krijgen soms wel 25 nakomelingen, of nog meer. Ja, het mooiste zou natuurlijk zijn dat ik erachter kom wie híj is...”
En dan? Behoedzaam: “Tja, dat hangt ook van die persoon af, hè? Of hij openstaat voor een ontmoeting. Zo niet, dan zou ik wel graag een foto willen, en iets meer informatie over zijn interesses. Ik wil me graag een beeld kunnen vormen waardoor ik bepaalde eigenschappen van mezelf beter kan plaatsen.”
De een worstelt meer met het ‘niet weten’ dan de ander, beseft Fiona. “Maar tegen donorkinderen die er erg mee zitten, zou ik willen zeggen: praat erover! Zoek iemand die je vertrouwt; schrijf je verhaal desnoods op, of maak een tekening… Maar onderkén je gevoelens en probeer ze te uiten. Op z’n minst tegenover jezelf!”

Stichting Donorkind
Uitgangspunt van de Stichting Donorkind is dat iedereen het recht heeft om te weten wie zijn/haar biologische ouders zijn.
Sinds 2010 werkt de stichting samen met de FIOM, die een speciale DNA-databank beheert. Tot dusver zijn er 12 matches met donoren en 56 matches tussen halfzussen en -broers.
Verder streeft Stichting Donorkind naar kennisverwerving en bespreekbaarheid van spermadonorschap. Zie www.donorkind.nl  en www.fiom.nl


© Margaretha Coornstra i.o.v. de Stentor,  14-02-2014