donderdag 4 december 2008

Tussen kunst en commercie

Onlangs dineerde ik bij een vriend in het Gooi. Ja, dineren is in dit geval echt een betere term dan gewoon warm eten. Want deze meneer laat in principe niets aan het toeval over en maakte dus veel werk van de maaltijd alsook van de ceremonie daaromtrent. In zijn  klinisch design-interieur domineert een steriele glazen eettafel. Maar o verrassing: wat ontdekte ik daar onder mijn strakbelijnde bordje? Een placemat met lieflijke. warngetinte bloemmotieven, gesigneerd: Rian Withaar.


De Withaars vormen een schildersdynastie. Als kleuter al zat Rian's vader Reint Withaar (1928) in het atelier van grootvader Berend te schilderen. Vanwege de oorlog en economische malaise was de kunstacademie geen optie. Wel kreeg Reint een degelijke teken- en schildersopleiding aan de hts. De technische basis en materiaalbeheersing blijven herkenbaar in zijn idyllische landschappen.

Was Berend Withaar vooral een fijnschilder, Reint beschikt over een meer losse, romantische toets. “Sommigen vinden het lijken op de Haagse School, maar die is me iets te somber. Ik ben een groot bewonderaar van de Impressionisten, maar ook van Van Gogh, en ook van Rembrandt. Als ik één karakteristiek moet noemen: het licht, dat komt in mijn werk steeds terug. Soms zie ik doeken waarvan ik denk: man, had daar nou es wat licht ingegooid!”

Ook Reints dochter Rian voelde al jong de drang om beeldend bezig te zijn. Zij genoot wel een kunstvakopleiding, aan onder meer de Deva te Almelo en de Rietveld in Amsterdam. Maar haar inspiratie en de basisvaardigheden kwamen uiteraard van vader Reint. Deels vertoont Rians oeuvre dezelfde blijmoedig-naturalistische aanpak. Maar ze maakt ook decoratieve, felgekleurde bloemmotieven en abstracter werk, met soms een kubistische inslag.

Reint: “Rian werkt veel voor uitgeverijen. En dan moet je van stijl kunnen wisselen.” Rian: “Al hangt het wel van mijn stemming af. Soms heb ik zin om heel pietluttig te schilderen, dan weer wil ik er lekker stevig met het paletmes tegenaan.”

De Withaars werken steevast in olieverf. “Tuurlijk,” zegt Rian, “daar kan geen ander materiaal tegenop, hè pa?” Reint: “Ja, acryl droogt te snel. In olieverf kun je een hele dag doorsmeren.”
De verf die ze gebruiken is vrijwel reukloos en milieuvriendelijk. Reint: “Wij werken alleen met materiaal van de hoogste kwaliteit, dat honderden jaren meegaat.”

venals haar vader zoekt Rian aansluiting bij het publiek. Dat houdt in dat haar motieven ook massaal op placemats en borduurpakketten terugkomen – iets waar prominenten als Corneille en Marjolein Bastin trouwens evenmin voor terugdeinsden.

“Commercieel? Als je een gezin hebt, moet je brood op de plank hebben,” zegt Reint resoluut. “En als je eenmaal binnen bent bij zo’n uitgeverij, nou, dan kun je de vlag uitsteken.”
Al vergt zo’n contract wel een ijzeren discipline, ook wat themakeuze betreft: “Als de opdrachtgever om witte bloemen vraagt, kan Rian niet met een rode roos aankomen.” Rian: “Maar och, ’s avonds ga ik weer lekker voor mezelf schilderen..!”

In november 2008 vierden de Withaars een dubbel jubileum: de vitaal ogende Reint werd in juli 80 jaar én Galerie Withaar zit alweer 30 jaar in de vesting. Menigeen herinnert zich vast nog wel hoe Reint in zijn galerie zat te schilderen, omstuwd door toeristen. “Mettertijd werd het zó druk, dat ik niet meer aan schilderen toekwam.”

Tegenwoordig woont en werkt hij in Apeldoorn. Rian runt samen met echtgenoot Jack Capteyn de galerie; Rian schildert en geeft workshops, Jack regelt de verkoop. Van originele doeken, maar ook van gesigneerde giclées. Reint: “Er zijn mensen die geen geld hebben voor een schilderij. Die moeten toch een fatsoenlijke reproductie kunnen kopen?”

dinsdag 2 december 2008

Op zoek naar de ware Mozart

Voor beschaafde mensen geldt Wolfgang Amadeus Mozart als muzikaal hoogtepunt van de Westerse cultuur. De ware devotie ten aanzien van het genie - dat volgens overlevering met een pennestreek een fraai uitgebalanceerde compositie noteerde - duldt geen andersdenkenden. Wee degene die weliswaar de perfectie erkent, maar daarbinnen slechts keurig aangeharkte paadjes in een classicistisch Weens park terughoort. “Ik hou niet van Mozart” lijkt wel een politiek incorrecte opmerking.

Peter Verduyn Lunel, solofluitist bij Het Gelders Orkest, oordeelt milder. “Het is nooit goed om iets te benaderen met de gedachte: ik moet hiervan houden. Vooral niets forceren, dat heeft geen zin. Maar ik denk wel dat je iets mist als je niet van Mozart houdt.”

Puur
Wat missen we dan? “De fijnzinnigheid waarmee hij stemmingen kan oproepen. Het klinkt allemaal zo simpel, maar er zitten zóveel lagen in. Als je een noot teveel zus of zo doet, klinkt het meteen pathetisch. Terwijl Mozart zo puur kán zijn. Een loopje van vier nootjes dat bij een andere componist banaal klinkt, krijgt in de context waar hij het plaatst opeens een grote schoonheid. Maar het blijft zoeken: naar eenvoud, naar evenwicht. Eigenlijk gebeurt er niets en juist dat is de magie.”

Al pratend raakt Verduyn Lunel enthousiast. Hij heeft zojuist een halfuur met orkest gespeeld en moet straks na de pauze weer op, maar benut de lege tijd graag voor een privé-college per mobieltje. “Neem nu het langzame deel uit zo’n pianoconcert: een gewoon toonladdertje, waarvan sommige pianisten opeens een lijntje kunnen maken dat laat horen wat er tússen die noten gebeurt. Glen Gould, die Mozartsonates totaal onconventioneel speelt, zodat je eerst denkt: waar gáát dit in hemelsnaam over? Maar dan laat hij zó geniaal die transparantie en structuur van de compositie zelf horen, daar word ik gewoon eng van.”

Als Mozart-bepleiter heeft Verduyn Lunel recht van spreken. Veelzijdig als hij is, beschikt hij over een rijk referentiekader; zowel qua bezetting (duo’s met pianiste Klára Würtz en harpiste Manja Smits versus grote orkesten) als wat stijlperioden betreft (vroeg-Barok tot en met eigentijdse muziek).
Daarbij staat hij boven alle verdenking als belanghebbende. Immers, het verhaal gaat dat uitgerekend Mozart weinig affiniteit met fluit had..?

“Nou, dat had ongetwijfeld te maken met het feit dat de fluit in zijn tijd zo moeilijk bespeelbaar was. Qua intonatie en geluid bereikte je niet het ontwikkelingsniveau van de huidige instrumenten. Maar tegelijk hadden die fluiten van toen wel weer een eigen karakter. En juist Mozart was in staat om al dat geworstel met intonatie en dergelijke niet te laten horen en om de onvolkomenheden zó te verdoezelen dat de klank een soort van rijpheid kreeg.”

Scheepsarts
Het Fluitconcert in D KV314 is daarvan een prachtvoorbeeld. Nou ja, fluitconcert - het was eerst een hoboconcert. Toen Mozart opdracht kreeg voor een fluitconcert (nota bene van een Nederlandse amateur: ene H. de Jean, gefortuneerd scheepsarts bij de V.O.C.), paste hij gemakshalve het hoboconcert aan voor fluit. Wat Verduyn Lunel ook in dit werk blijft fascineren, is het raadsel van de interpretatie.

“Je weet nooit of je het goed doet. Het is eigenlijk heel vrolijke muziek, bijna swingend, met leuke tegenstemmetjes. Met een ingetogen tweede deel, een lieflijk lament, zonder enige kitsch. Maar zodra je te diep gaat wordt dat tegen je gebruikt. Ik denk dat het beeld uit de film “Amadeus” ergens wel klopt. Mozart was iemand die alles op de hak nam. Om onder die oppervlakkigheid onverwacht serieus te worden: de clown die plotseling de rooie neus van z’n gezicht haalt.”

Niet alleen zijn karakter, ook het anachronisme maakt Mozart moeilijk te peilen. “Tegenwoordig moet je vaak in grote zalen spelen, op moderne instrumenten. Dan wil je al snel teveel, qua vibrato en klank en zo. Want dat zijn dingen die nu op een andere manier van toepassing zijn dan 200 jaar geleden. Toen had je kleinere zalen, zachtere strijkers, een ander publiek. Daarmee rijst de interessante vraag: kwam je toen een ander muzikaal verhaal tegen? In het nu, in een maatschappij waarin alles snel gaat en alles “al klaar” is - een mobiele telefoon met allemaal extra functies, de tv die aanstaat tijdens het eten - wordt jouw psychologie van hoe je luistert aangepast, of je wilt of niet.”

Vervoering
“In Mozarts tijd was alles anders, toen lag er niets “al klaar” en moest men, ook als luisteraar, van het ene stapje naar het andere. Als je nú Mozart speelt, zoeken veel toehoorders de herkenning: muziek die ze al kennen opnieuw horen. Maar je kunt ook op zoek zijn naar herkenning van iets in jezelf: gevoelens, gemoedstanden, terwijl je het stuk nog niet kent. Alleen, daar moet je de tijd nemen en jezelf de openheid gunnen om het op je in te laten werken. En daar zit ‘m het probleem: wíllen mensen dat nog? Willen ze in vervoering worden gebracht?”

(i.o.v. Wegener Media, 2008)