vrijdag 21 januari 2011

Van Zandvoort naar de Zuiderzee

Werk van ‘door-en-door kunstenares’ Elga Eymer opnieuw bezien



Door Margaretha Coornstra

ELBURG – “Nee hoor, het is geen schande als je nooit van haar hebt gehoord,” sust gastconservator Lies Netel. De Noord-Hollandse kunstenares Elga Eymer (1908 – 2004) is namelijk nooit erg bekend geworden. Al kennen insiders haar als gedegen vakvrouw met een scherpe visie, een langdurige loopbaan en een veelzijdig oeuvre.

Opgegroeid in Laren als Elsje Alide Broeckman trok Elga al jong de aandacht van Richard Roland Holst, directeur van de Rijskacademie in Amsterdam. Ze studeerde in de jaren ’30 bij de Duits/Nederlandse professor Heinrich Campendonk en behoorde al gauw bij de groep ‘monumentale’ Nederlandse kunstenaars, die na de Tweede Wereldoorlog een grote bijdrage leverde aan de Wederopbouw.

Helaas, diezelfde groep raakte in de jaren ’50 op de achtergrond. Deels door de stevig aan de weg timmerende CoBrA-groep, beaamt Netel. Maar meer nog door de abstracte, ruimtelijk geïntegreerde ‘conceptuele’ kunstenaars, die kunst en architectuur integreerden.
“Elga hield zich bijvoorbeeld intensief bezig met wandschilderkunst. Eén van haar meest eervolle opdrachten was een wandmozaïek voor Station Sloterdijk, in 1959. Maar in de jaren ’80 is dat rücksichtslos vernietigd bij de verbouwing.”

Dat moet pijnlijk zijn geweest. Want Elga was erg trots op dat mozaïek, dat haar een grote pluim opleverde van de nationale kunstpaus van dat moment: Willem Sandbergh, de charismatische directeur van ‘het Stedelijk’ in Amsterdam..

En toch, juist dan toont ze het doorzettingsvermogen, dat Netel zo fascineert:
“Elga verliest zichzelf niet in sikkeneurigheid en wrok, zoals  andere kunstenaars die zich opzij gezet voelden. Daarvoor is ze te veel ‘door-en-door-kunstenares’. Ook al wordt ze bekeken als een oude collega die leuk over vroeger kan vertellen, ze blijft zoeken en experimenteren.”
“Eerst komt de proza, dan komt de poëzie,” zo definieert Elga zelf haar ontwikkeling. Eerst het ambachtelijk-figuratieve werk, dan het spelen met vormen en kleuren.
Als saillant voorbeeld noemt Lies Netel  een serie werken uit de jaren ’70. 

“Elga woont dan in Zandvoort, waar ze een nieuw, ijl handschrift geabstraheerde doeken schildert, op basis van strandstoelen en tentjes.”
Ze wijst op een paar blondgetinte werken, een teer lijnenspel door lichte kleurvlakken: “Kijk, dit zou toch zó een postmodern acrylschilderij door een 26-jarige kunnen zijn, in plaats van een olieverf door een bejaarde dame?”

Opmerkelijk is dat Lies Netel uitgerekend het Museum Elburg heeft benaderd. Voor zover bekend is er immers geen link tussen de Randstedelijke schilderes en het Veluwse Zuiderzeestadje?
“Nee, maar ik vind het zo’n sympathiek museum,” zegt de gastconservator stellig. “Ze durven hier te focussen op de inhoud, in plaats van op mode of grote namen. Ook het Joodse museum hiertegenover, de Sjoel, zit in dat klimaat: hoe kunnen we oude verhalen op een nieuwe manier vertellen? Die Elburger aanpak spreekt me erg aan.”

Waar moeten we Elga Eymer plaatsen in vaderlandse de kunstgeschiedenis?
Netel: “Nou, ik denk dat we dat eigenlijk helemaal niet moeten doen. Zodra je mensen die niet echt bij een vernieuwende stroming willen horen tóch in een bepaalde stijl plaatst, sla je de plank vaak mis.
Elga hoort bij die naoorlogse kunstenaars die experimenteren tussen figuratie en abstractie. En die vallen buiten de boot waar het omschrijvingen betreft. Op dit gebied is er voor kunsthistorici nog heel wat werk te doen.”


dinsdag 18 januari 2011

Kulturhus


Jurre van Egteren (piano) & Carianne van der Brugge (viool).
Kulturhus Epe.
Door Margaretha Coornstra

Moritz von Schwind / Schubertiade
“Als er nu maar mensen komen..!” hadden Leonoor Mees en Lucette Houweling ’s ochtends nog verzucht. De organisatoren van de gloednieuwe concertserie konden niet vermoeden dat ze zich ’s middags gedwongen zouden zien om ruim zestig belangstellenden weer terug te sturen: uitverkocht!

Maar valt het al niet mee om vooraf het aantal bezoekers in te schatten, het is nóg moeilijker om hun gedrag te voorspellen. Want wie bedenkt nu dat er een fotografieclub aanschuift, die er - gewapend met peperdure camera's - ook tijdens de teerste  pianissimi luid en lustig op los klikt en het ‘ssst!’ van medeluisteraars negeert? Nota bene in de ongenadige akoestiek van deze historische Prinszaal, met haar plavuizen vloer en gewelfd houten plafond...
Des te meer hulde verdient de jeugdige pianist Jurre van Egteren (1994) die onverdroten verder speelt, met alle lenzen op zijn vingers gericht als gaf hij een muzikale persconferentie.

Behalve met zijn publiek heeft  Jurre het ook al niet makkelijk met de weerspannige Kawaii-vleugel. Toch  doorklieft de vwo-scholier kloekmoedig de woeste geluidsgolven en laveert met omzichtig pedaalgebruik tussen hard en onhoorbaar, tussen gortdroog en galm.
Zijn discrete aanslag zorgt voor een mooi doorzichtige stemvoering in de Prelude & Fuga in Bes, uit Bach’s Wohltemperierte Klavier. Ook de Prelude & Fuga opus 35/1 van Mendelssohn getuigt van scherp analytisch inzicht.
Maar hoogtepunt wordt de innig voorgedragen Nocturne opus 48/1 van Chopin, waarin Jurre bewijst niet alleen over parate vingervlugheid te beschikken, maar vooral een fijnzinnig musicus te zijn.

Violiste en leeftijdsgenote Carianne van der Brugge vervult een glansrol in de Vioolsonate nr. 1 van Grieg. Net als Jurre zit Carianne nog op de middelbare school en net als hij werd ze al meermalen gelauwerd als aanstormend talent. Nou, dat hoor je ook wel terug in haar vitale, weldoordachte interpretatie: die stoelt op een ferme dosis techniek. Het samenspel is attent en flexibel; ook als ensemblespelers hebben beiden veel in huis. Het Allegretto blijkt zowaar goed voor een ‘open doekje’ (ach ja, we zitten hier tenslotte niet in de Kleine Zaal, waar te vroeg klappen als een doodzonde geldt) en aan het einde valt deze pubers een staande ovatie ten deel.

Na zo’n geslaagd (ja, toch wel) openingsrecital reikhalst muziekminnend Epe ongetwijfeld naar een volgend kamerconcert... En dat komt er ook, op 6 februari. Tip voor bezoekers: wél vooraf reserveren. Tip voor de organisatie: pak mensen bij binnenkomst meteen hun camera af.