dinsdag 20 maart 2007

Pianistiek als topsport

KLASSIEKE MUZIEK
Jean Dubé (piano)
Franse School Hattem, zaterdag 25 mei 2006


door Margaretha Coornstra

Een wonderkind! Een echt wonderkind heeft de Kunstkring Hattem ditmaal binnengehaald. Of liever: ex-wonderkind, want Jean Dubé (1981) heeft inmiddels de leeftijd des onderscheids bereikt. Maar toch oogt de in Canada geboren klavierleeuw met zijn zwarte krullende manen, zilverkleurig brilletje op rondbelijnd, ernstig pubergezicht en iets te grote smoking nog voldoende jongensachtig om de belofte van die magische term in te lossen.
Speelde hij als 9-jarig welpje reeds Mozarts Vijfde Pianoconcert, als 14-jarige was hij de jongst afgestudeerde ooit aan het conservatorium van Nice én jongste solopianist bij de Opéra van Nice, won beurzen, werd gelauwerd bij diverse concoursen etcetera. Meest recent wapenfeit: het winnen van het 6de Internationaal Franz Liszt Concours te Utrecht in 2002. Zodoende staat dit programma bol van de virtuoze Liszt-werken, met uitzondering van de statige entree: Prélude, Choral et Fugue van Liszt's collega en fan César Franck.

Tja, en daar zit je dan als meervoudig laureaat achter zo'n bescheiden vleugel in Hattem. Op een muziekzolder als een pijpenla, met harde muren, een houten plafond boven je hoofd en een restaurantje onder je voeten. Logisch dat de Prélude er wat onwennig uitkomt, bijna houterig zelfs. Maar spelenderwijs herwint Jean Dubé zijn greep op de situatie en deze weerbarstige akoestiek. De tegelijk pompeus en transparant neergezette fuga laat weten hoe onze gekooide Simba zich schikt in zijn lot. Puntgaaf klateren tienduizenden waterdruppels uit "Les jeux d'éau à la Villa d'Este" tegen de witgestucte muren en het grijsbruin marmoleum. De subtiel geschakeerde dynamiek in "Unstern" dwingt bewondering af, zonder je nochtans mee te sleuren in de diepte van "sinistre, disastro" die de componist voor ogen stond. Wat ook moeilijk is in deze nuchtere ambiance met gele kunstbloemen langs de hanebalken.

Hoogtepunten van dit recital? Het is maar net hoe je luistert. Minder glamour, maar zeker evenveel emotie bevatten contemplatieve schilderijtjes als de "Sposalizio", het "Sonetto 123 del Petrarca" of "Nuages gris", dat helaas het zacht maar penetrant knorren van het afzuigsysteem - gedenk het restaurant beneden! - ternauwernood overstemt.
Inderdaad hebben deze nummers minder met acrobatiek, maar misschien wel meer met muziek te maken. En wie voor het eerste gaat kiest natuurlijk zo'n Grande étude de Paganini no. 6, losjes en toch lekker vinnig neergesmeten op de toetsen, met afgebeten pedaalgebruik  Of de psychedelische Tarantelle di Bravura, naar Aubers "La muette de Portici". Gepland als apotheose die nog eens moet benadrukken waar het vanavond vooral om begonnen is. Pianistiek als topsport.

(i.o.v. de Stentor, 27 mei 2006)