vrijdag 20 januari 2012

"Pianist is een heerlijk vak"

De wapenfeiten stapelen zich snel op in het curriculum vitae van pianist Hannes Minnaar (1984). Na diverse concoursen en evenzovele prijzen won hij dit jaar de prestigieuze Borletti-Buitoni Trust Fellowship voor zijn solospel. Met het Van Baerle Trio sleepte hij vervolgens een serie kamermuziekprijzen in de wacht. En deze maand verschijnt zijn debuutalbum bij het label EtCetera Records.

cover debuut-cd Hannes Minnaar

2011 is het jaar van het Van Baerle Trio. Samen met violiste Maria Milstein en cellist Gideon den Herder maakte Hannes Minnaar een ‘Debuut Tournee’ die een ware zegetocht werd. Critici kwamen superlatieven tekort, op het Internationaal Kamermuziek Concours in Lyon won het drietal ondermeer de eerste prijs en de publieksprijs, in Nederland kwam daar de Vriendenkrans Concours Prijs bij...
Voelt Minnaar zich nu vooral concertpianist of kamermusicus?
‘Ik zie dat niet als twee totaal verschillende dingen. Hou het maar gewoon op “musicus”, punt. In het Van Baerle Trio ben ik letterlijk kamermusicus. Maar ook bij een pianoconcert is mijn ideaalbeeld om sámen met al die orkestmensen muziek te maken. Oké, het historisch beeld is dat van de pianist tegen het orkest, haha. Maar bij Mozart wordt dat sowieso al onmogelijk. En momenteel werk ik aan het Derde Pianoconcert van Rachmaninov, dat toch echt wel als een virtuoos werk te boek staat. Maar ook dat vind ik voornamelijk samenspel.’
Naast Ravel met zijn Miroirs kreeg Rachmaninov ook een hoofdrol op Minnaars debuutalbum, en wel met de Pianosonate nr. 1 in d, opus 28.
‘Echte pianomuziek uit dezelfde periode, en toch zo’n wereld van verschil!’, constateert Minnaar stralend. ‘Rachmaninovs Eerste Sonate wordt relatief zelden gespeeld. Rachmaninov heeft dit werk later ook niet gereviseerd en ingekort, zoals hij met de Tweede wel heeft gedaan. De Tweede is ook veel bekender geworden, doordat die indertijd door Vladimir Horowitz is gepromoot. Zelfs mijn conservatoriumdocenten kenden de Eerste niet.’
Maar de vijftienjarige Hannes koesterde indertijd al een opname van Alexis Weissenberg. ‘De Eerste is een werk van enorme afmetingen, heel weids en dramatisch van sfeer. Het is me al die jaren zo blijven fascineren dat ik het in 2009 op mijn eindexamen heb gespeeld. Toen dacht ik al: goh, het lijkt me leuk om die sonate nog eens op te nemen.’

Hoewel Hannes Minnaar in principe ‘alles’ speelt, hebben sommige componisten een streepje voor.
‘Zo vind ik dat Bach de meest volmaakte muziek heeft geschreven. Al speel ik hem vrij weinig; misschien wel juist daarom. Het is zo moeilijk om zijn muziek recht te doen. En ja, het laat zich ook wat lastig inprogrammeren, moet ik zeggen. Als je op zo’n grote
vleugel in een grote concertzaal opeens begint met een Partita van Bach, kan dat weleens vreemd overkomen.’
Ook Brahms en Ravel staan bovenaan de lijst. ‘Brahms is niet altijd even toegankelijk – sommige werken grijpen je direct, andere moet je meermalen beluisteren voordat je beseft dat je nooit meer zonder zou willen..! Maar met Ravel was het liefde op het eerste gehoor. Heel precieze muziek, alles tot in detail uitgewerkt, en toch komt het resultaat spontaan over. Net een natuurverschijnsel: pas wanneer je inzoomt, zie je hoe kwetsbaar het evenwicht is en hoe ingenieus alles in elkaar steekt.’
Nee, dit is geen louter intellectuele interesse, beklemtoont hij. ‘Integendeel, ik ben mij juist in de structuur gaan verdiepen omdat de muziek mij onmiddellijk raakte. En dan heb je als pianist het grote genot dat je al spelend via je vingers nóg intenser ervaart hoe fantastisch die muziek in elkaar zit, dan wanneer je er alleen naar luistert. Het is een heerlijk vak.’

‘...De piano is het instrument dat dient, oef. Hier speelt iemand muziek om de muziek’, prees recensent Ludwig Van Mechelen vorig jaar de interpretatie van Beethovens Zevende Pianosonate.
‘Ja natuurlijk,' reageert Minnaar nuchter. ‘De piano is geen doel, maar een middel. En dat ben ik ook.’ Lachend: ‘Ze zeggen wel dat er twee soorten musici bestaan: degene die anderen een verhaal vertellen en degene die er zelf helemaal in opgaan.Ik ben er nog niet uit tot welke categorie ik behoor. Enerzijds wil ik de muziek natuurlijk overbrengen en daarbij is mijn interpretatie onontbeerlijk, maar ik zit daar niet om kunstjes te vertonen. Anderzijds kan het soms goed zijn dat je de situatie als het ware ontstijgt, en dan wel zo dat je het publiek daarin meeneemt... Alleen, die sfeer laat zich niet zo makkelijk pakken en dwingen.’
Blijft er voor een zo rijkgelauwerde 26-jarige eigenlijk nog veel te wensen over?
‘Nou, een eigen kamermuziekfestival, maar welke musicus wil dat nou níet..! Nee serieus, ik hoop eigenlijk gewoon op deze manier te kunnen doorgaan: én kamermuziek én recitals én pianoconcerten. Die combinatie bevalt me uitstekend. En ach, dan zie ik wel waar ik uitkom.’

© Margaretha Coornstra, i.o.v. Luister, oktober/november 2011 

donderdag 19 januari 2012

De Mona Lisa van Heijmans

Een gesprek met kunstenaar Roel Heijmans (1957) vergt veel geduld -
van hemzelf, wel te verstaan. Want wat moet het zwaar vallen om, afgeremd door zijn spasticiteit, zo traag en moeizaam te praten, terwijl hij zichtbaar zoveel te zeggen heeft.



werk van Roel Heijmans


Algauw rijst dan ook de romantische geachte: vormt Heijmans' welsprekende kunst een manier om zich vollediger uit te drukken dan verbaal mogelijk is?
“Nee,” antwoordt hij beslist. Want hij is kunstenaar van nature en móet dus tekenen en schilderen, ongeacht zijn spraakvermogen.

“Krachtig, monumentaal werk,” prijst Elt de Boer, lid van de commissie Kunst in de Kerk en zelf keramist. Hij ontdekte Heijmans’ portfolio op de website van Galerie Leonardo da Vinci in Ermelo. ‘Leonardo’ bestaat sinds 1992 en integreert de faciliteiten van atelier en galerie, voor beeldende kunstenaars met een beperking.
Roel Heijmans behoort tot de kunstenaars van het eerste uur, vertelt Leonardo-directeur Jonaske de Ruiter: “Roel woonde en werkte in ’s Hertogenbosch, toen hij hoorde van ons initiatief. Hij was zo enthousiast, dat hij  jarenlang met de trein op en neer reisde naar Ermelo om bij ons te kunnen werken.” Een ongeval, enkele jaren geleden, maakte dat het reizen een stuk moeilijker voor hem werd. Maar zijn band met ‘Leonardo’ bleek zo sterk, dat hij naar Amersfoort verhuisde. De Ruiter, lachend: “Ermelo zelf was je te duf, hè Roel?”

Dit is het derde jaar dat de Maranathakerk in 't Harde als expositieruimte dient. De inzending is aangepast aan de ambiance, al is religie wel een rode draad in Roel Heijmans’ werk. Geboren in Weert en rooms-katholiek opgevoed, koestert hij nu met name de joodse wortels van het christendom: “Ik ben trouw aan de joods-christelijke traditie,” zegt hij meermalen met nadruk.
Aangrijpend is een tekening van de Klaagmuur. Links en rechts twee orthodoxe joden met hoeden en oorlokken. En tussen hen in een figuur op de rug gezien, beide armen smekend omhooggeheven naar de muur. Heijmans: “Dat ben ik.”

Naast religie is popmuziek een belangrijk thema, met Elvis Presley als Heijmans’ grote idool. “Elvis was een godsdienstig mens. Hij zong ook gospelmuziek. Helaas heeft geen enkele evangelische boekhandel zijn muziek in huis,” moet hem nog even van het hart.

Roel Heijmans werkt voornamelijk met vetkrijt, waarbij hij het papier op de vloer legt zodat hij grotere armbewegingen kan maken. Toch wordt ook het vasthouden van de krijtjes langzamerhand moeillijker Daarom is hij nu bezig om over te schakelen op acrylverf; een totaal andere techniek waarin hij, wilskrachtig als hij is, geleidelijk zijn weg hervindt.

Welke schilders hebben hem geïnspireerd? “Dat zijn er vier,” zegt Heijmans plechtig en begint op zijn vingers af te tellen: “Leonarde da Vinci, geboren in 1452. Michelangelo, geboren in 1475. Rembrandt van Rijn, geboren in 1606." Saillant hoe hij nauwkeurig de geboortedata noemt, maar de sterfdata verzwijgt, alsof ze voor hem nog altijd voortleven. “En de laatste, dat is een joodse kunstenaar..!” Hij wacht even en lacht veelbetekenend, weten dat het antwoord niet uit kan blijven: Marc Chagall natuurlijk. Met wie Heijmans qua kleur- en symboolgebruik trouwens ook enige verwantschap vertoont. Hoewel zijn expressionisme ook met Rouault en Beckmann, vanwege de ietwat donkere kleuren en sterke zwarte contouren.  
“Raad eens wie dit vroeger al maakte..?” wjst hij vervolgens naar een groot vierkant werk, waarop een vrouwenfiguur domineert die een bandje over haar voorhoofd draagt. Na enig nadenken komen we op Leonardo. “Ja,” zegt Heijmans, “en dit is de mooie Mona Lisa.” Triomfantelijk: “Maar ik heb er een Marokkaanse vrouw van gemaakt.”

©  Margaretha Coornstra, i.o.v. de Stentor, januari 2012