woensdag 13 augustus 2014

Opera 'De Lichtwachter' verdient nadere uitwerking



MUZIEKTHEATER
Recensie ‘De Lichtwachter’ (Janneke Drulman / Eugène van Boheemen).
De Vreugdehoeve Zwolle, 27/6/2014. 3 sterren.


door Margaretha Coornstra

Een man en een vrouw staan zwijgend in een innige omarming. Een aangrijpende beginscène, die woordeloos vertelt dat het hier een afscheid betreft. De lichtwachter – toch al de laatste van zijn generatie – verliest zijn geliefde vrouw. Sindsdien draait hij geleidelijk door.

Het idee is prachtig: dit verhaal, de ambiance (een IJsseluiterwaarde), de decorstukken. Vooral het lijnenspel van vuurbaak-stellage alsook de zandheuvels en het simpele plankier zijn fraai gevonden. Even geslaagd is de rol van saxofonist Jan Gerritsen, die stem geeft aan de veeleisende vuurbaak: de ene keer schel en agressief, dan weer zwoel en verleidelijk.

Toch verloopt de voorstelling wat aarzelend, schroomvallig, alsof een paar extra repetities welkom waren geweest. Componist Eugène van Boheemen gebruikte voor de koorpartijen een toegankelijk, harmonisch eenvoudig idioom met veel herhalingen. Het twaalfkoppig koor zingt ze voorzichtig maar keurig, zeker wanneer je de lastige openluchtakoestiek in aanmerking neemt.


In de (ingewikkelde) zangpartij van sopraan Heleen Koele ontroert zowel haar warme laagte als de stralende hoogte. Bovendien ís Koele de vrouw van de lichtwachter: haar klank en lichaamstaal blijven emotioneel aanspreken.
Acteur Luc Onderbeke heeft het speltechnisch moeilijker. Een uur lang moet hij non-stop het publiek boeien in een psychologisch complexe rol, terwijl de handeling toch al te veel stilstaat − zelfs voor een klassiek drama dat per definitie statisch is. De beloofde ‘flinke dosis humor’ komt niet optimaal uit de verf, met als uitzondering het krijsen van de ‘meeuwen’.
Een paar hartbrekende momenten zijn er ook: de kinderen die wegvaren in het blikken bootje, het bootje dat later leeg terugkeert.

Zoals gezegd: een prachtig idee. Zó prachtig, dat het nadere uitwerking verdient.



 © Margaretha Coornstra  i.o.v. de Stentor, 29-6-2014

Een monument voor Sir Colin Davis


LSO Live – het eigen label van het London Symphony Orchestra − viert zijn honderdste release met een bijzonder monument: een jubileumbox ter nagedachtenis aan Sir Colin Davis (1927-2013). De man die het langst als chef-dirigent aan het LSO was verbonden, wordt geëerd met bloemlezing van LSO-opnamen, een documentaire, een fraai geïllustreerde monografie en een reeks foto’s.


Tekst: Margaretha Coornstra


Zijn stem klinkt fluisterzacht, krachteloos, tijdens het gesprek met collega-dirigent James Allen Anderson. Het is 2011 en Sir Colin Davis heeft in de laatste jaren van zijn leven hartklachten. Ondertiteling is nodig om de maestro te kunnen volgen.
Ze praten over macht. Dirigenten moeten geen macht hebben, is de stellige overtuiging van Sir Colin. “Als je werkt met mensen die weten dat jij hen morgen kunt ontslaan, (…) kun je niet verwachten dat ze vrijuit spelen, want ze voelen zich met de ondergang bedreigd.”
Zijn relatie met het London Symphony Orchestra (LSO) begon in 1957. Geen liefde op het eerste gezicht, vertelt hij: “Ze waren soms echt een stelletje kemphanen. Er zaten geen destijds geen vrouwen in het orkest en ze gedroegen zich als een mannenclub.” Ook hijzelf had indertijd een kort lontje, erkent Sir Colin, met flinke aanvaringen tot gevolg. Maar na verloop van tijd kwam het allemaal goed. “Er waren vrouwelijke orkestleden, en de houding van de musici was volstrekt anders. Dus toen ze me in de jaren ’90 werd gevraagd om artistiek directeur te worden zei ik: ‘Ja, maar ik wil me niet hoeven bemoeien met audities of het kiezen van dirigenten of iets in die geest. We gaan gewoon mooie programma’s maken en die gaan we zo goed mogelijk spelen.’” Grinnikend: “Dat hield in dat ik ook geen ruzie meer kreeg.”


Het is flauw om Sir Colin Davis nog autodidact te noemen, al is bekend dat hij nooit een officiële opleiding tot dirigent gevolgd. Als student klarinet aan het Royal College of Music in Londen voelt hij zich wel hevig aangetrokken tot het dirigeren. Maar helaas, voor het hoofdvak orkestdirectie is een bepaalde vaardigheid in het pianospel vereist, waarover Colin Davis niet beschikt. “Those were the bad old days of music education in England,” verzucht zijn oudste vriend, muziekjournalist David Cairns, die hem in deze periode leert kennen.
De manier waarop Colin Davis met deze teleurstelling omgaat, typeert hem: hij leert zichzelf dirigeren. We schrijven de vroege jaren vijftig, wanneer dezelfde David Cairns en zijn makker Stephen Gray (allebei afkomstig uit Chelsea) de dan 22-jarige klarinettist vragen of hij een concertante versie van Mozarts ‘Don Giovanni’ wil dirigeren. Dat is de start van wat de Chelsea Opera Group zal worden.
Na een zeven jaar werkervaring met dit semiprofessionele gezelschap krijgt Colin Davis in 1957 een aanstelling als assistent-dirigent bij het  BBC Scottish Orchestra. Twee jaar later breekt hij zelfs internationaal door, als vervanger van de ziek geworden Otto Klemperer die ‘Don Giovanni’ van Mozart zou dirigeren. Weer een jaar later mag hij invallen voor een andere coryfee, Sir Thomas Beecham: Colin Davis dirigeert ‘Die Zauberflöte’ tijdens het operafestival van Glyndebourne. "Een geweldige Mozart-dirigent heeft zich aangediend," jubelt The Times.

Het is in datzelfde jaar dat hij voor het eerst het LSO dirigeert in de Royal Festival Hall. Op het programma staan onder meer Strawinsky’s ‘Symphony in Three Movements’ en het Tubaconcert van Vaughan Williams.

En nu, meer dan een halve eeuw later, verschijnt de cd-box waarmee het LSO hem eert als een van de grootste dirigenten ooit. Met niet minder dan dertien discs. Maar ook met een monografie van 46 bladzijden, verlucht met facsimile’s van nooit gepubliceerde privécorrespondentie (met grote tijdgenoten als Benjamin Britten en diens levensgezel, tenor Peter Pears), expressieve notities in de partituur, zoals bij de blazers: “DONT’ SING! (please!)” én schitterende portretfoto’s die nog eens benadrukken dat Colin Davis niet alleen zijn talent maar ook zijn uiterlijk mee had. Het gedenkboek bevat verder een artikel van jeugdvriend David Cairns. Vol genegenheid roemt die het charisma van Davis en zijn ‘onweerstaanbare’ humor, tegenwoordigheid van geest, natuurlijk leiderschap en diepgang.


Oude muziek zul je niet terugvinden in deze Anthology. O zeker, Davis werd beroemd als Mozart-interpreet, nam in 1994 Haydns ‘London Symphonies’ op (met ‘ons’ Concertgebouworkest) en in 2007 ‘Die Schöpfung’ (met ‘zijn’ LSO). Maar ’s mans aanpak van barok en classicisme was niet onomstreden. Al is ook Davis, net als alle musici, ongetwijfeld beïnvloed door het debat rondom de historische uitvoeringspraktijk, hij is en blijft een exponent van de romantische traditie: vrije interpretatie met een eigen tempokeuze, vanuit de idee dat muziek zich door de geschiedenis heen ontwikkelt als een soort organisme.
Dat levert weleens kanttekeningen op. Zo noemt recensent Ferd op de Coul de uitvoering van Mozarts Requiem in 1984 (met koor en orkest van de Bayerische Rundfunk), “…een monumentale, qua klank prachtige, maar weinig transparante vertolking. (…) Nu heb je af en toe de indruk dat je naar een mis van Bruckner zat … te luisteren, zo zwaar en massief is de klank.”
De Schotse operadirigent David McVicar bekijkt het anders: “Hij legde zoveel liefde in de muziek, maar hij had nooit enig belang bij het volgen van modes (…). Zijn benadering was louter gebaseerd op een aangeboren en instinctief begrip van de muziek.”
En David Cairns geeft toe dat Davis’ Mozartinterpretatie voor puristen weliswaar gedateerd aandoet, maar dat zijn diepgang dit ruimschoots compenseert. Hij verwijst naar de ‘Jupiter Symfonie’ en haalt Davis’ uitspraak over tempi aan: “I won’t be using the words ‘fast’ or ‘slow’ – I shall talk about giving the music more space”.


LSO Live legt het accent op de midden- en laatromantiek waarin de meester excelleerde: Berlioz, Dvořák en uiteraard Sibelius, van wie hij al een warm pleitbezorger was, lang voordat Sibelius tot het gangbare orkestrepertoire ging behoren. Ook twintigste-eeuwers als Tippett en Walton zijn van de partij.
En het moet gezegd: in elk van de uitvoeringen word je opnieuw getroffen door die overweldigende kleurenpracht en de majestueuze stralenkrans die Davis aan het orkest geeft, en waarbij hij alle details liefdevol intact laat. Dat hoor je in zijn wervelende vertolking van Berlioz’ ‘Les Troyens’ en zijn latere, dramatische visie op Sibelius’ Tweede Symfonie, die hij tot op het bot uitdiept. Maar ook in de magistrale vertolking (2007) van ‘A Child of our Time’, het even eigenzinnige als aangrijpende oratorium uit 1941 van Michael Tippett.

De Anthology bergt meerdere primeurs in zich, zoals nooit eerder uitgebracht geluidsmateriaal: Berlioz’ Ouverture voor ‘Les Francs-Juges’ en zijn Te Deum, de ‘Oceanides’ van Sibelius en Vaughan Williams’ Vierde Symphonie. Ook twee geliefde opnamen van Dvořáks Negende Symfonie (tevens de eerste opname van LSO Live!) en Berlioz’ Symphonie Fantastique zijn nu voor het eerst beschikbaar op high-resolution SACD. Last but not least is er de bonus DVD ‘Colin Davis: The Man behind the Music’, waarin documentairemaker Reiner Moritz inzoomt op Davis’ masterclasses en zijn werk als operadirigent.


Na de dood van zijn vrouw Ashraf ‘Shamsi’ Naini in 2010, gaat Sir Colins gezondheid snel achteruit. Door evenwichtsstoornissen komt hij in mei 2012 te vallen in tijdens een concert in Dresden. In juni 2012 treedt hij voor het laatst op als dirigent van het LSO, met Berlioz' Requiem.
Toch werkt hij in maart 2013 nog eenmaal met een amateurorkest, weet muziekcriticus Norman Lebrecht te melden in het Arts Journal. Een vriendin van Lebrecht speelt namelijk ook in dat orkest, vandaar. Ze repeteren Brahms’ Vioolconcert. De 85-jarige dirigent oogt broos, zijn stem is nauwelijks hoorbaar en zijn gebaren zijn klein. De orkestleden hebben veel moeite om zijn instructies te volgen. Lebrecht informeert bij zijn vriendin wat de maestro nu feitelijk aan deze repetitie toevoegde…? “Precisie”, luidt haar antwoord. “Ongelofelijke precisie.”


The Sir Colin David Anthology (limited edition).
LSO Live - LSO0766 (822231176626). 13-delig: 8 SACD, 4 CD & 1 DVD, plus gedenkboek. De release op 6 mei valt samen met het lanceren van een nieuwe LSO Live iPad App. 
Zie http://lso.co.uk/home


© Margaretha Coornstra i.o.v. Luister, juni 2014