zondag 9 juni 2013

Een kort leven tussen Angst en Muze


Deze maand is het precies 25 jaar geleden dat de Russisch/Armeense pianist Youri Egorovop 33-jarige leeftijd stierf. Te Amsterdam, zijn tweede thuis, nadat hij in 1976 de Sovjet Unie was ontvlucht.
Ondanks zijn korte leven blijkt Egorovs nalatenschap indrukwekkend. Ten eerste de opnamen met zijn bijna bovenaardse interpretaties; ten tweede zijn roeping om jonge talentvolle musici te ondersteunen. Pianist Marcel Worms heeft in 1980 iets van die steun mogen ervaren.


Cover 'In het huis van de dichter', door Jan Brokken


door Margaretha Coornstra


“In het huis van de dichter houden Angst en Muze beurtelings de wacht.” Deze woorden spreekt Youri Egorov kort voor zijn dood. Ze komen uit een gedicht van Anna Achmatova (1889-1966) en vatten zijn korte leven even cryptisch als kernachtig samen.

De ‘dichter onder de pianisten’ sterft op 16 april 1988 - aan de gevolgen van hersenvliesontsteking, zo melden de meeste bladen discreet. De Gaykrant rept, nog steeds versluierend, van ‘de ongeneeslijke ziekte’. Alleen de NRC noemt die ronduit bij name: aids.
Een feit waarmee Youri zijn familie in Rusland liever niet wil confronteren. Want hoewel zijn drang naar artistieke vrijheid een sterke drijfveer is om als 22-jarige de Sovjet Unie te ontvluchten, speelt zijn geaardheid minstens zo’n belangrijke rol. “In Rusland beschouwen ze homoseksualiteit als een vorm van krankzinnigheid. Ik leefde met het complex dat ik mentaal ziek was. Zodra je openlijk bekent homoseksueel te zijn ga je voor minimaal vijf en maximaal zeven jaar de gevangenis in”, zegt hij in 1981 tegen journalist Jan Brokken, die hem dan op een tournee vergezelt voor een reportage in HP/De Tijd.

Katrien

Youri woont nog geen week in Amsterdam, als hij op straat in gesprek raakt met landschapsarchitect Jan Brouwer. Ze worden onafscheidelijk. Veiligheidshalve vertelt Youri aan zijn moeder dat hij ‘een vriendin’ heeft. Moeder: “Hoe heet ze?” – “Katrien.” – “Hoe ziet ze eruit?” – “Lang en blond, met blauwe ogen.”
Twaalf jaar later, een week na Youri’s dood, krijgt zijn moeder voor de eerste keer toestemming van de Russische autoriteiten om naar Nederland te reizen. “Toen ik Jan zag, dacht ik meteen: daar heb je Katrien.” Gearmd wandelen de rouwende moeder en haar schoonzoon in de lentezon over een Amsterdamse brug. Het is een ontroerend moment in de documentaire ‘Youri Egorov, 1954-1988’ van Eline Flipse.

‘In het huis van de dichter’ heet ook het boek dat Jan Brokken in 2008 schrijft. Hierin doet de auteur aangrijpend verslag van zijn inmiddels ontstane vriendschap met Youri Egorov, en van diens leven vol tegenstrijdige en snel wisselende emoties. Want inderdaad: net zomin als de Muze wijkt de Angst ooit van zijn zijde. Angst dat de Sovjets zijn homoseksualiteit ontdekken; angst voor de eenzaamheid als hij in 1976 politiek asiel aanvraagt; angst om wat zijn achtergebleven familie kan overkomen. Maar ook faalangst en podiumvrees kwellen hem voortdurend. Hij raakt volslagen in paniek als een recensent van Le Monde hem aankondigt als ‘de nieuwe Lipatti’: na zo’n vergelijking kan hij immers alleen nog maar tegenvallen?

Leerling
De Amsterdamse pianist Marcel Worms, in 1980 korte tijd leerling van Egorov, benadrukt zijn bescheidenheid en integriteit. “Hij verstond de kunst om zich ondergeschikt te maken aan de muziek. Ruwweg onderscheid ik twee categorieën pianisten. Naar de ene luister je met de vraag: ‘Wat zou hij of zij nu eigenlijk over een bepaald stuk te zeggen hebben?’ Dan denk ik aan bijvoorbeeld aan een Horowitz. Maar je hebt ook pianisten die je wilt horen omdat je je afvraagt: ‘Hoe zou dit of dat stuk nu eigenlijk precies in elkaar zitten?’ Voor mij hoort Youri Egorov tot die laatste categorie.”

In 1979 wordt Worms getroffen door een optreden in de New Yorker Carnegie Hall, waar Egorov een jaar tevoren al een verpletterende entree had gemaakt. “Youri speelde daar Bach’s partita nr. 6, Mozarts Fantasie in d én alle Études van Chopin: een enorme opgave, waarmee hij zijn grote leermeester Yakov Zak hoopte te evenaren.”
In 1980 bezoekt Worms weer een recital, ditmaal in de Grote Zaal van het Concertgebouw. “Na afloop ging ik naar de solistenkamer. En daar vroeg ik Youri, in een impuls, of hij ook lesgaf…? Nu moet je bedenken dat ik in die tijd nog geen professioneel pianist was. Weliswaar had ik een zeker niveau, maar ik was toen biologieleraar. Youri leek even in verlegenheid gebracht, hij mompelde iets als ‘I don’t teach…’ Maar daarna zei hij toch dat ik hem maar eens moest opbellen.”

Partita
Dat laat Worms zich geen tweemaal zeggen: na een week al staat hij op de stoep voor Egorovs huis aan de Brouwersgracht. “Ik dacht: zo’n eerste ontmoeting dient natuurlijk als een soort test, of ik wel een geschikte leerling ben. Maar het werd meteen een echte les. Ik speelde de Mendelssohns ‘Variations Sérieuses’ het Präludium & Fuga in fis uit Bachs Wolhtemperiertes Klavier én de Partita nr. 6 – inderdaad, diezelfde die Youri in Carnegie Hall speelde. Die Partita heb ik later ook gespeeld bij mijn toelatingsexamen voor het Sweelinck Conservatorium. Strikt genomen was ik toen al te oud: 34 jaar, terwijl 26 als maximumleeftijd gold. Maar gelukkig werd ik toch aangenomen.”

Worms herinnert zich Egorovs feedback als behoedzaam en respectvol: “Niet dwingend, niet kritiserend, alleen vriendelijke suggesties: ‘You could also play it like this…’ Er was maar één probleem: Youri wilde geen geld hebben voor zijn lessen, waarschijnlijk wist hij ook niet precies wat hij moest vragen. Daarbij kwam dat zijn vriend een paar maal de les afbelde, omdat Youri op de een ambassade moest verschijnen. Hij is nooit tot Nederlander genaturaliseerd en voor elke tournee moest hij een visum aanvragen. Kennelijk waren we ook toen al niet steeds even aardig voor politieke vluchtelingen… Alles bijeen ging ik me bezwaard voelen over het feit dat ik zijn tijd in beslag nam. Daarom ben ik op een zeker moment gestopt met die lessen. Maar ik ben hem wel blijven volgen door concerten van hem te bezoeken.”

Krant

Sinds 2008 treedt Marcel Worms regelmatig op samen met auteur Jan Brokken, in hun concertlezing ‘Een hommage aan Youri Egorov’. Brokken leest daarbij voor uit ‘In het huis van de dichter’, Worms speelt de werken vanBach en Mendelssohn die hij in 1980 onder Egorovs leiding instudeerde, aangevuld met muziek (van Debussy, Prokofjev, Brahms, Ravel, Skrjabin en Schubert) die telkens terugkomt in Brokkens boek. Een bijzonder moment werd hun concertlezing op 4 november 2012 in de Amstelkerk, waarbij Worms - op uitnodiging van de Young Pianist Foundation – weer op Youri Egorovs eigen Steinway kon spelen; dezelfde vleugel als waarop hij in 1980 les kreeg en die staat afgebeeld op de omslag van ‘In het huis van de dichter’.
Marcel Worms: “Ik weet nog dat ik in de trein van Napels naar Rome zat, toen ik in een krant zijn overlijdensbericht las. En hoe ik opeens besefte wat een grote rol Youri had gespeeld bij mijn keuze om tóch conservatorium te gaan doen. Voor mij blijft hij altijd die vriendelijke jongen in spijkerbroek en op gympies, die zich niet te goed voelde om een amateur verder op weg te helpen.”


- De Young Pianist Foundation (www.ypf.nl) beheert het erfgoed van Youri Egorov en beijvert zich voor het vervullen van zijn wens: ondersteuning van en uitwisseling tussen talentvolle jonge musici.
- In november 2012 verscheen ‘Youri Egorov, a portrait’, 2 cd’s + bonus-dvd met fragmenten uit de film ‘Youri Egorov, 1954-1988’ van Eline Flipse. EMI Classics 9787272 6.
- Op 16 april presenteerde de YPF tijdens het herdenkingsconcert in Amsterdam de cd ‘Moments Musicaux’ (Etcetera). Zie www.youri-egorov.com
- 26 mei: Concertlezing over Youri Egorov, door pianist Marcel Worms & auteur Jan Brokken. Plaats: Amfitheater, Goilberdingerdijk 40, Culemborg. Zie www.marcelworms.com, www.werkaanhetspoel.nl

© Margaretha Coornstra, i.o.v. Luister, mei 2013

De liefde als universele kracht


‘Ook Mozes, Jezus en Mohammed waren vluchtelingen’


Asielzoekers vormen een actueel onderwerp van verhitte discussie. Toch is de politieke vluchteling allerminst een modern verschijnsel. In ‘As I left my Father’s house’ toont theatermaker Bright O. Richards de schokkende tijdloosheid van intolerantie, oorlog en ballingschap.

Spread in de Stentor, 7-6-2013
 door Margaretha Coornstra


Het is kerstavond 1989, als de acteur Bright Omansa Richards en zijn collega’s vernemen dat Charles Ghankay Taylor met zijn rebellen via de noordgrens Liberia is binnengevallen. Op dat moment is het einde oefening voor hun toneelgroep. Het gezelschap valt in etnische scherven uiteen, zoals trouwens de hele Liberiaanse maatschappij. Onderling wantrouwen regeert: iedereen kan een vijand zijn.
In eerste instantie besluit Richards het een poosje aan te zien, in de hoop dat de chaos wel overwaait. Niets blijkt minder waar. “En dan ben je alleen nog bezig met overleven: hoe kom ik aan eten? Waar kan ik slapen? Ik zag hoe mijn vrienden één voor één stierven of zich aansloten bij een gewapende groep.” Door zijn rol in een soapserie is Bright Richards bovendien een Bekende Liberiaan, en dan ook nog eentje die zijn mening niet onder stoelen of banken steekt. Zodra hij op een dag een kalasjnikov tegen zijn hoofd gedrukt krijgt, is de maat vol. Hij vlucht. Naar Nederland.

Zijn eerste stek vindt Richards in het AZC te Lunteren. “Er was daar een COA-medewerker, die ontdekte dat ik uit het theatervak kwam. Toen ben ik talentenavonden gaan organiseren, voor en door de medebewoners van het AZC: muziek, toneel, entertainment… Er zaten mensen van allerlei culturen en allerlei religies dicht opeengepakt. En, wat ik heel boeiend vond: de verschillen in religies, waarvoor veel mensen nu juist waren gevlucht, bleken hier opeens niet zo relevant meer.”
Nog altijd denkt Richards gefascineerd terug aan die smeltkroes van het AZC. Lachend: “Ik zag hindoes en moslims naar manieren zoeken om goed met elkaar om te gaan. Dat is ook logisch, als vluchteling móet je wel! Je verkeert in nood en hebt geen familie en vrienden meer om jou te helpen. Je bent aangewezen op vreemde mensen. Maar als jouw huis in brandt staat, maakt het ook niet meer uit welke religie de brandweerman heeft. Als jij op straat een ernstig ongeluk krijgt, maakt het niet uit welke religie de ambulancebroeder heeft.”
Zelf is hij, naar eigen zeggen, ‘christelijk-animistisch’ opgevoed. “Weet je, in Afrika loopt alles een beetje door elkaar. Mijn familie is christelijk, maar Afrika is in de basis natuurlijk animistisch. En elementen daaruit – een diepe eerbied voor bijvoorbeeld voor bomen, rivieren en de wind - vind je nog terug in ons christendom.”

Bright Richards verwijst naar archaïsche beelden van vluchtelingschap binnen de drie monotheïstische godsdiensten: jodendom, christendom en islam. De joodse Mozes vlucht als jongeman uit Egypte naar het land Midjan, nadat hij een Egyptische onderdrukker heeft neergeslagen. Naderhand wordt hij de grote leider van de vluchtende Israëlieten, die het wrede regime in Egypte niet langer kunnen verdragen. Eeuwen later worden ook Jozef, Maria en hun baby Jezus politieke vluchtelingen, als ze uitwijken naar Egypte om aan de massale kindermoord door koning Herodes te ontsnappen. Richards: “Stel nu dat dit niet was gelukt, dat Egypte hen als asielzoekers had geweigerd – wat voor gevolgen zou dat hebben gehad? Jezus’ hele gedachtegoed was verloren gegaan!” Ook de profeet Mohammed ontsnapt aan de dood doordat hij Mekka ontvlucht. “Mohammed zoekt dan eerst zijn heil in het dorpje Ta’if, maar wordt daar opnieuw beledigd en uitgestoten.”

Als asielzoeker ondervond ook Bright Richards hulp van onbekenden met een andere levensbeschouwing. Via vrijwilligerswerk, bij onder meer het Dunya Festival, kwam hij in contact met het UAF (in 1948 opgericht als Universitair Asiel Fonds; een landelijke organisatie die hoger opgeleide vluchtelingen ondersteunt bij studie en het vinden van werk, MC). Daar bood men hem de gelegenheid om de toneelopleiding te volgen aan de Hogeschool ArtEZ in Arnhem. “Ik herinner me een UAF-studiebegeleidster aan wie ik ontzettend veel steun heb gehad! Pas later kwam ik erachter dat zij joods en lesbisch was. Tot dat moment wist ik alleen dat ik haar aardig vond en dat we samen zo leuk konden kletsen.” Waarmee hij maar zeggen wil: “Op het moment dat je al je vrienden en familie kwijt bent, heb je geen behoefte meer aan een godsbeeld dat ‘de’ waarheid vertegenwoordigt. Dan heb je behoefte aan een God die naar jou luistert en jou verder wil helpen. En die God kun je vinden in andere mensen.”

In 2004 richtte Bright Richards de New Dutch Connections op. Een veelzeggende naam: “We willen een gemeenschap zijn waarbinnen vluchtelingen en migranten een nieuw sociaal netwerk opbouwen en hun talenten ontplooien. Ik zie namelijk bij alle vluchtelingen en immigranten hoe belangrijk het is om, wanneer je in een vreemd land bent, aan de slag te kunnen gaan met dingen die jij leuk vindt, die bij jou passen. Kijk, Nederland hanteert een scheiding van kerk en staat. De identiteit van een vluchteling wordt bepaald vanuit juridisch perspectief. Bij New Dutch Connections zien wij religie echter als een onderdeel van die identiteit. Wij ontkennen de verschillen in religies niet, maar we denken wel oplossingsgericht. Het gaat ons niet om afzonderlijke religies, maar om de liefde die eruit voortvloeit. Wij spreken mensen aan op hun spirituele verantwoordelijkheid. Want de grote kracht van elke religie is de liefde. En die kun je gebruiken om samen iets op te bouwen.”

Een nieuw Nederlands netwerk
New Dutch Connections (NDC) beijvert zich voor integratie van migranten, voornamelijk via interreligieuze dialoog en interculturele ontmoetingen. De organisatie zoekt samenwerking met lokale partners als scholen, geloofsgemeenschappen en welzijnsinstanties. Naast coaching bij het vinden van werk en trainingen rondom ondernemen, bedient NDC zich ook van culturele middelen, zoals kunstexposities en theaterproducties.
Sinds 2010 oogst NDC lovende recensies met ‘As I left my Father’s house’, een muziektheatervoorstelling van de Liberiaanse theatermaker Bright O. Richards (1969). Het is een relaas over oorlog, vervolging en vluchtelingschap in zowel heden als verleden: van de ballingschap van oude aartsvaders uit heilige boeken tot en met realistische ervaringsverhalen uit de ‘moderne’ oorlogen.
‘As I left my Father’s house’ heeft een onmiskenbaar godsdienstige connotatie. Thema is de kracht van de liefde, die immers in vrijwel elke religie wordt gepredikt. Wat overigens geen ‘softe’ toonzetting inhoudt, getuige een citaat als “…Ik kom bij de rivier van mijn leven / Maar de rivier stinkt / Het stinkt van verrotte lichamen / De wormen doen hun werk”
Zondagmiddag 9 juni speelt NDC op uitnodiging van SLAG (Samen Leven, Anders Geloven), een Zwolse organisatie voor interreligieuze dialoog. Locatie is de Zwolse Ulu Moskee, vocale medewerking verleent het Dominicuskoor van het Zwolse rectoraat St. Thomas van Aquino. De NDC-spelers zijn allemaal professionals. Enkele van hen zijn bovendien ervaringsdeskundig, doordat ze zelf geconfronteerd werden met de gruwelen van een oorlog. Na de voorstelling is er gelegenheid om samen verder te praten, geheel in de geest van zowel NDC als SLAG.


‘Psyche van vluchteling is een gesloopt huis’
ZWOLLE - “We zijn best wel zenuwachtig voor zondag,” bekent Metin Eroglu, voorzitter van de Ulu Moskee. “Natuurlijk hebben we al heel wat bijeenkomsten georganiseerd, maar dan voor onze eigen gemeenschap. Dit is een gezamenlijk project van joden, christenen en moslims.”
De opvoering van ‘As I left my Father’s house’ is een initiatief van SLAG, het Zwolse interreligieuze platform. Het betreft een benefiet-voorstelling, voor de geplande verbouwing van de Ulu Moskee. Nee, het voormalig schoolgebouw krijgt geen koepel, noch een minaret. Wel wordt de grote gymzaal gerenoveerd en ingericht als volwaardige moskeeruimte. “Het is hier nu nog wat primitief, omdat dit een tijdelijke oplossing is,” gebaart Eroglu verontschuldigend om zich heen. En inderdaad: meer dan een tapijt en eenvoudig liturgisch meubilair valt er niet te zien.
Plotseling klinkt de ringtone van Eroglu’s mobieltje. Na een paar zinnen onderbreekt hij het interview: “Excuseer me, dit is heel ernstig. Er is een meisje overleden…” Het blijkt om de dochter van Irakese vluchtelingen te gaan. Eroglu verwijst hen door naar de Islamitische Stichting Nederland, die een eigen uitvaartverzekering heeft voor noodgevallen als deze.
Jazeker, de Ulu Moskee heeft zelf al jarenlang vluchtelingen binnen haar gemeente. Uit Afghanistan, de Balkanlanden en sinds kort uit Syrië. Imam Ömer Kanyılmaz heeft in Zwolle nog nauwelijks pastorale gesprekken met hen gevoerd, aangezien hij hier pas een halfjaar verblijft. Maar in Izmir (Turkije) deed hij al wel de nodige ervaring op met Somaliërs, Palestijnen en Syriërs. Kanyılmaz beklemtoont de ontreddering van asielzoekers: “Die mensen hebben alle schepen achter zich verbrand. Hun hele sociale netwerk is weggevallen.” Daarom noemt hij een vriendelijke ontvangst als eerste behoefte. “Een slaapplaats vinden ze altijd wel ergens. Maar wat vluchtelingen vooral nodig hebben, is iemand die naar hen glimlacht. Iemand die aardig is en hen geruststelt.” Imam Kanyılmaz vergelijkt de psychische toestand van een pas gearriveerde vluchteling met een gesloopt huis, of een huis dat door een aardbeving is verwoest: “Als je dat huis weer wilt opbouwen, moet je beginnen met het vertrouwen te herstellen. Het belangrijkste voor die opgejaagde mensen is dat ze zich weer veilig kunnen voelen. De rest komt later wel.”


© Margaretha Coornstra i.o.v. de Stentor, 7-6-2013