maandag 12 november 2007

Nederland is een blokfluitland

Driekwart van het Malle Symen Quartet is al op vakantie. Alleen Raphaela Danksagmüller is nog thuis, al staat ook zij op het punt om te vertrekken naar Oostenrijk. Een paar weken lang familie en vrienden opzoeken en lekker bijpraten. En dan als een haas weer terug naar Amsterdam, waar behalve haar kat ook het concertseizoen van Malle Symen wacht.


Wat drijft een muziekstudent uit Wenen naar Amsterdam? Het antwoord rolt er vlot en simpel uit: docent Walter van Hauwe, internationaal coryfee binnen het kleine blokfluitwereldje.
"Toen ik in Wenen begon te studeren, wist ik al dat ik op den duur naar Amsterdam wilde," bekent Raphaela Danksagmüller.  Want, voor wie het nog niet  besefte: Nederland is echt een blokfluitland. "De studenten komen zelfs vanuit Japan en Australië hierheen. En ik moet zeggen dat mijn liefde voor de blokfluit nog is gegroeid sinds ik Nederlandse blokfluitisten heb gehoord."

Rphaela voltooide haar opleiding dus aan het Conservatorium van Amsterdam, waar studenten per cursusjaar slechts één maand lang één uur hoofdvakles per week  krijgen. De voornaamste reden voor deze lesschaarsste  is dat de docenten tevens uitvoerende musici zijn wier eigen concertpraktijk (te) veel tijd vergt. Een didactische rationalisatie lijkt het argument dat dit de studenten dwingt om zelfstandig te leren werken. 
Raphaela Danksagmüller: `Voor mij was dit systeem inderdaad perfect, maar dat gold niet voor iedereen.  En ik geef toe dat het ook wel een reden was om eerst vier jaar in Wenen te studeren. Daar heb ik alvast alle bijvakken gedaan."
Zes jaar zit Raphaela nu in Nederland en ze spreekt de taal bijna vloeiend. “Ik had van tevoren een cursusje gevolgd, maar je moet toch echt hier wonen om het goed te leren.”

Het Malle Symen Quartet ontstond vlak na Raphaela´s aankomst in 1994, binnen wat toen nog het Sweelinck Conservatorium heette. “We moesten ons aan elkaar voorstellen. Toen zei  ik dat ik ontzettend graag ensemble wilde spelen.”  Prompt stonden er drie gelijkgestemde zielen op: Katja Blischke, Ina Wieczorek en Cathelijne Hensing. Een nieuw kwartet was geboren.

`Malle Symen` oftewel Gekke Simon is de titel van een 17e eeuws chanson. Al ging de tekst helaas verloren, grote geesten als Farnaby en Sweelinck gebruikten de melodie als basis voor tal van composities. Katja, Raphaela, Ina en Cathelijne ontdekten de naam al bladerend in de roemruchte leerbundel Der Fluyten Lusthof (1649) van blokfluitgoeroe Jacob van Eyck. Volgens een gedicht uit 1629 zou Malle Symen een personage zijn geweest met een "onbeschaemd" karakter.

Het kwartet identificeert zich in zoverre met zijn excentrieke peetoom, dat men geen traditioneel blokfluitensemble wil zijn. Malle Symen poogt af te rekenen met het  image van de verstarde en verstofte muziekarcheoloog.
“Bij blokfluit denken veel mensen toch nog aan een wat saaie sfeer,” verzucht Raphaela. “Wij proberen ons op het podium zo afwisselend mogelijk te presenteren, compleet met zingen, bewegen en het inlassen van grappige elementen. Zo hebben we onlangs les genomen van een actrice. En we zijn  al zes jaar bezig met componisten te inspireren om voor ons te schrijven. Zo´n samenwerking is heel leuk. Je bent erbij als de muziek ontstaat.”

Inmiddels beschikt Malle Symen over een serie splinternieuwe werken van zo´n vijftien componisten. Toch wel een indicatie dat je als kwartet serieus wordt genomen.
Raphaela: “Ja, en wat erg leuk was: dat we bij de Internationale Gaudeamus Competitie in oktober 1999 als enig ensemble in de finale kwamen. We hebben toen een vierde prijs gekregen.  Zulke dingen zijn belangrijk voor componisten. Die denken dan: O, laat ik toch maar iets voor hen schrijven.”

Soms spelen ze alleen maar oude muziek, bijvoorbeeld Renaissance-muziek op een Renaissance-consort.  Soms ook mengen ze oude muziek, zelfs Middeleeuwse muziek, met moderne muziek.
“Het hangt er een beetje vanaf waar we spelen. Op sommige plaatsen hebben mensen doorgaans wat meer moeite hebben met het hedendaags idioom. Maar je hebt van die kleinere podia zoals De IJsbreker; daar spelen we dus alleen maar moderne muziek, want daar heb je een publiek dat daar ook echt voor komt."

Malle Symen probeert momenteel om de oude muziek daadwerkelijk met de hedendaagse te verbinden. We werken nu aan een programma dat we Link noemen. We geven een moderne componist twee partituren, van bijvoorbeeld Guillaume de Machaut en Josquin des Prés.  Die schrijft dan twee nieuwe stukken met de oude muziek als basis. En vervolgens gaan we deze oude muziek én de nieuwe composities in één programma presenteren."

Een andere, meer onderhuidse karakteristiek van het Malle Symen Quartet is het "self-management" oftewel zonder impresariaat netwerken dat het een aard heeft.
"Wat wij doen is niet alleen repeteren als een gek,maar ook het leggen en onderhouden van contacten. Katja maakt al ons publiciteitsmateriaal. We hebben een uitgebreide mailing list en we blijven vaak na concerten nog een poosje met mensen praten. Een tijdlang stuurden we ook brochures en brieven naar adressen in Duitsland, maar meestal kregen we dan geen antwoord. Ze moeten jou nu eenmaal echt ergens van kennen.”
Raphaëla is nu bezig om in Oostenrijk wat contacten op te bouwen: “Want dat is toch wel een doelstelling van ons: om ook wat meer naar het buitenland te gaan.  Allerlei  mensen ontmoeten, samen spelen. Dat is het eigenlijk het mooiste facet van ons vak."

(i.o.v. de Stentor, jaartal onbekend (ca. 1997?)

zaterdag 3 november 2007

Wilde zwijnen onder druk

VELUWE – De wilde zwijnen houden de gemoederen alweer wekenlang in beweging. Naar aanleiding van omgewoelde tuinen en honderden aanrijdingen weerklonk de jaarlijkse roep om meer vrijheid bij de jacht. Minister Verburg verleende weldra ontheffing voor de drukjacht - tot verdriet van een meerderheid in het parlement.


“Hoe meer jacht, hoe meer jongen er komen,” zegt Renee Spaans, voorzitter Dierenbescherming Noord-Veluwe. “Dat geldt ook voor vossen, stadsduiven of zwerfkatten. Er leven in een gebied nooit meer dieren dan erin passen. Zodra een territorium vol is, worden er weinig tot geen jongen geboren. Raakt de populatie door het jagen uitgedund, dan vult de natuur die dubbel aan.”

Zonder menselijk ingrijpen herstelt zich vanzelf het natuurlijk evenwicht. Maar kennelijk is er voor teveel zwijnen voldoende eten - mede dankzij illegale voederplaatsen om hun aantal groot te houden.
Renee Spaans verwijst naar een schrijven van de Faunabescherming aan de Gedeputeerde Staten van Gelderland. Volgens de Faunabescherming zouden jagers in het Artillerie Schietkamp bij Oldebroek al jarenlang massaal bijvoeren. Deze praktijken zouden zich afspelen achter de bekende witte borden met de tekst ‘Schietterrein Levensgevaarlijk’.

De Nunspeetse CU-wethouder Nico Schippers denkt liever praktijkgericht: “Beschouwingen over de oorzaak lossen een acuut probleem niet op.” 
Volgens hem de bevoegdheid van locale overheden te beperkt. “In onze gemeente bivakkeren de zwijnen op slechts enkele meters afstand van de A28. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor een raster langs de snelwegen. Via de provinciale wegen en de bossen bereiken de varkens de bebouwde kom. Daar liggen geen wildroosters, maar dát is weer een zaak voor de provincie Gelderland en Staatsbosbeheer.”

Het Geldersch Landschap is ditmaal vóór de drukjacht. “Mits als proef!” beklemtoont woordvoerder Ger Verwoerd. “We werken met ervaren jagers, die de benodigde cursussen hebben gevolgd en het terrein goed kennen.”
En ja, daaraan zullen ook vrijwilligers uit de zogeheten plezierjacht meewerken. Alle staan overigens wel onder toezicht van een deskundige begeleidingscommissie. Ook tijdens de jacht voert Het Geldersch Landschap de regie. En na afloop volgt grondige evaluatie, belooft Verwoerd.

Aanrijdingen en landbouwschade zijn niet de enige redenen waarom Het Geldersch Landschap de drukjacht op zwijnen voorwaardelijk wil toestaan. “Een teveel aan zwijnen gaat ook ten koste van zeldzame diersoorten, zoals het vliegend hert of de heikikker.”

Verwoerd ziet in de drukjacht geen variant op de drijfjacht. ‘Aanzit- of bewegingsjacht’ vindt hij een betere term. “Je zorgt voor een lichte verstoring. Die brengt de dieren in beweging en dan komen ze vanzelf langstrippelen. Dat geeft gelegenheid om te selecteren. Voorop komt de leidbagge, zo'n beetje de moeder van de groep. Die mag je nooit schieten. De zwakste dieren komen altijd achteraan; die moet je eruit pikken. Dus eigenlijk jaag je zoals een wolf zou doen.”

Faunabescherming en Natuurmonumenten schetsen een pessimistischer beeld: zodra het eerste schot valt, breekt er paniek uit. Mochten de dieren toevallig langs de jager komen, dan doen ze dat als groep en rennen zo hard dat het onmogelijk is om één zwijn direct te doden. Van selectie komt sowieso niets meer terecht.

Voorzichtigheid is geboden, beaamt Verwoerd. “Belangrijk is dat de dieren geen associatie leggen tussen het schot en de mens. Hoe minder je je na het schot laat zien, hoe minder de dieren op schoten zullen reageren.”

De Dierenbescherming bepleit alternatieven als tuinomheiningen en invoer van maximumsnelheden. Ecoloog Geert Groot Bruinderink stelde voor om een tijdlang helemaal niets aan beheer te doen. Niet jagen, maar óók niet bijvoeren. Voedselschaarste brengt de zwijnenpopulatie vanzelf weer op peil.

“Tja, het liefste zou je dan natuurlijk alle ecologische verbindingszones en poorten opengooien, zodat de zwijnen naar elders kunnen trekken,” peinst Verwoerd. “De Veluwe is één van de karigste gronden van Nederland. Vroeger stond daar heide, maar later zijn daar bossen aangeplant. Tijdens een goed jaar met veel eikels kun je er misschien wel 8000 zwijnen hebben, bij een slecht jaar soms maar 1000. Dan krijg je ‘hongerwinters’ met overmatige sterfte. Ik heb in de bossen wel dieren als levende geraamtes voorbij zien komen. Zelf word ik daar toch altijd een beetje droevig van.”

i.o.v. Wegener Media, 2007

maandag 15 oktober 2007

Bibi tussen de lezers

De Elburger Agnietenschool luidde deze Kinderboekenweek al vroeg in. Op 1 oktober betrad niemand minder dan Bibi Dumon Tak het auditorium van de jenaplanschool. De schrijfster van ‘Bibi’s Bijzondere Beestenboek’ (pas bekroond met een Zilveren Griffel) en ‘Laika tussen de sterren’ (Kinderboekenweekgeschenk 2006) droeg voor uit eigen werk.

Dumon Tak (1963) heeft een zevental jeugdboeken op haar naam staan. Allemaal non-fictie, populair-wetenschappelijke lectuur op basisschoolniveau. Maar hoe geestig ze haar bevindingen ook verwoordt, ze verbloemt de realiteit niet. Zo staan lijdensweg en dood van ruimtehondje Laika ondubbelzinnig opgetekend. En wat te denken van het morbide seksleven van de dekenoctopus..?

"Wanneer komt Bibi?” roepen de kinderen ongeduldig. “Mevrouw Bibi Dumon Tak is nu bij de afslag ’t Harde”, corrigeert juf Ellen fijntjes, “dus we moeten nog éven wachten.” Intussen houdt juf Femke het gezelschap bezig met voorlezen uit ‘Bibi’s Bijzondere Beestenboek’.

Zoals het een ster betaamt, arriveert Bibi dus aan de late kant. Of nee, sorry - dit heeft natuurlijk niks te maken met sterrenstatus. Het ging per ongeluk: haar wekker functioneerde niet goed. “Ik heb namelijk een harige wekker thuis”, legt ze uit. ”Een wekker op vier poten. En daar zit dan zo’n rond, koud knopje aan, dat precies om zeven uur tegen je gezicht wordt geduwd.” Maar vandaag moest ze om kwart over zes op. En de harige wekker is onwrikbaar geprogrammeerd op zeven uur. Vandaar.


Er wacht haar een vorstelijk decor. Een kamerscherm met draperieën van rood en goudgeel velours achter een met edelstenen beplakte troon. Toch vereeuwigt de persfotograaf haar liever tussen de kinderen. Nou, ook goed. Knip, flits, wegwezen. En dan gaat mevrouw Dumon Tak er eens lekker voor zitten. Rad kwebbelend, druk gesticulerend. Oude cowboylaarzen onder een spijkerbroek, het haar nonchalant weggestoken.

“Ik had me haar heel anders voorgesteld...” peinst een leerlinge uit de bovenbouw. Anders? “Ja, iets jonger eigenlijk...” Daar zit je dan met je meisjesachtig imago!

Maar jong of niet, het klikt geweldig tussen Bibi en de kinderen. Hun muisstille luisteren onderbreken ze alleen voor enthousiaste reacties. Bibi leest een voorproefje uit haar nieuwste verhaal over hond Bezem. Een echte ‘vuilnisbak’ en met zijn multiculturele stamboom stúkken interessanter dan al die saaie rashonden.

De kinderen hebben ook een verzoeknummer: de Dekenoctopus! Bibi weifelt. Mag dat wel van de juf? Het onthult nogal wat bizarre voortplantingsdetails... Maar deze Kinderboekenweek heeft niet voor niets Geheimen als thema, dus vooruit.

Hoewel deze maandag eigenlijk een vrije dag was, hebben zo’n 50 leerlingen hun lange weekend grif opgeofferd. En een groep trouwe lezers heeft een boek bij zich, om te laten signeren. “Je bent een ster tussen de sterren. Bibi,” staat daar na afloop in.

maandag 8 oktober 2007

Engelse MKZ rijt oude wonden open

OLDEBROEK - Na ontdekking van een paar besmette geitjes in Oosterwolde, leidde de MKZ-uitbraak van 2001 ook in de gemeente Oldebroek tot vernietigende maatregelen.
Gewelddadige confrontaties als in Kootwijkerbroek - waar twijfel heerste of er echt sprake was van MKZ - bleven uit; de diagnose stond onwrikbaar vast. Maar kinderen moesten wel hun lievelingsdieren offeren en rundveefokkers zagen hun levenswerk in enkele uren uitgeroeid. Gebrekkige informatie van rijkswege én slordigheden rondom de massale ‘ruimingen’ wekten extra bitterheid.
Recent nieuws over MKZ in Engeland haalt alle gruwelbeelden terug op het netvlies. Opnieuw laait de discussie over vaccinatie op. In de jaren ’50 -’90 werden dieren preventief ingeënt, totdat de EU de export van gevaccineerd vee en vlees verbood.

Na dagenlange spanning is in Nederland ditmaal geen MKZ geconstateerd. Het algehele vervoersverbod is aangepast. Ook al moeten schapen en geiten voorlopig thuisblijven en mogen rundvee en varkens nog niet worden verzameld.
Maar wellicht kan de Fokveedag op 1 september alsnog doorgaan. Mét de traditionele speech van burgemeester Zielhuis, die in 2001 intens was begaan met de veehouders binnen zijn gemeente.

Interview burgemeester Zielhuis
“’s Ochtends werd ik gebeld door een paar boeren: ‘We gaan protesteren!’ Dat was uit emótie, begrijp je? Ze gingen met hun trekkers de straatweg op. En tot mijn verbazing staat daar half Hilversum met camera’s. Vraagt zo’n journalist: “Moet u als burgemeester nou niet ingrijpen? Het verkeer ligt stil.’ Ik zeg: ‘Meneer, waar práát u over? Als er een ongeluk gebeurt, ligt het verkeer ook stil. En hier is een ernstig ongeluk gebeurd. Deze mensen dreigen hun hele veestapel te verliezen.’”

Bewogen, bijna heftig, spreekt burgemeester W.L. Zielhuis over de zwaarste episode uit zijn loopbaan. “Ik weet van gezinnen die nóg getraumatiseerd zijn. Van kindertjes die erbij waren als – ach, ik treed niet in details. Maar onderwijzers in ons dorp merkten hoe leerlingen nog lange tijd aan concentratieverlies leden.”

Veel gelegenheid voor soldariteitsbetuigingen had Zielhuis niet.
“Je had alleen telefonisch contact, mensen mochten hun erf niet af. Ja, we hebben een openbare gebedsdienst gehouden. En ik herinner me dat ik bij die demonstratie iemand eventjes beetgepakt heb, die door emoties werd overmand.”

“Ik zeg niets over de beslissing van het ruimen zelf. Misschien ben ik meer voor inenten, maar oké – daarvoor was het te laat. Nee, het ging mij om de manier waarop. Brinkhorst deed alsof de hele operatie perfect verliep. Nou, ik had praktijkvoorbeelden van bedrijven die onaangekondigd werden geruimd of die voor niks werden geruimd. En dan ben je als burgemeester machteloos, je staat er formeel buiten.”

Ook de ‘militante’ aanpak shockeerde: “Die militaire wachtposten – het was net oorlog, zeiden oudere mensen. Boeren werden rigoureus gekort op vergoedingen als ze een administratief vergissinkje hadden gemaakt. Moet je met je grote werkhanden al die codes op de computer invoeren - één verkeerd cijfertje en je krijgt een korting! Ten dele is dat later teruggedraaid, maar toch: zulk onnodig leed, dat heeft mij heel erg geraakt.”

Des te dieper is Zielhuis’ respect voor veeboeren die met nieuwe dieren weer van onderaf begonnen zijn: “Laten we hopen en bidden dat hen dit niet nogmaals overkomt.”


(i.o.v. Wegener Media)

zaterdag 8 september 2007

Angst voor een nieuwe MKZ-crisis

OOSTERWOLDE – De meeste boeren zijn vóór preventieve vaccinatie, vermoedt rundveefokker Gerrit van ’t Hof. “Maar dan worden je afzetmogelijkheden kleiner, zolang de EU export van gevaccineerd vee verbiedt.”

In 2001 bevond Van’t Hof’s bedrijf zich op 1500 meter van het ruimingsgebied. Van nabij zag hij de ontreddering van getroffen collega’s. “Denk je in: er komt een vrachtwagen voorrijden, een stel kerels hijst zich in witte overalls. En even later zie je je levenswerk aan de kraan hangen. Sommigen wilden erbij blijven als hun vee werd afgemaakt, anderen gingen weg. Dikwijls heb ik me afgevraagd: wat zou ík doen? Eerlijk, ik weet het niet.”

Heks

Is mond- en klauwzeer nou zo erg, vragen velen zich af. Vroeger ging het toch gewoon weer over? Zo beschrijft een boerendochter en zelfverklaarde heks hoe haar vader indertijd de MKZ simpel en doeltreffend bestreed met een kraag om de koeienhals en een prop kruiden in de bek. Een ander klokje luidt dat het melkvee tegenwoordig door een ander voedingspatroon minder weerstand zou hebben.

Dierenarts Bert Willemsen glimlacht geduldig bij zulke verhalen. “Dieren die het overleefden, gingen door een diep dal, kruiden of niet. Hun mondholte was rauw van de blaren. Eten of drinken konden ze nauwelijks, om maar te zwijgen van hun volle gewicht op de ontstoken hoeven. De meeste gingen ook dood. Alleen: vroeger bleef de ellende beperkt tot één plek. Het had geen consequenties voor de internationale miljardenbusiness.”

Willemsen beschouwt 2001 als de moeilijkste periode binnen de dierenartsenpraktijk in Wezep. “Je had geen werk, bedrijven waren leeggeruimd en moesten maanden leeg blijven. Maar we kregen wel de hele dag telefoontjes. Er waren zóveel vragen, zoveel was onbekend, ook bij overheden.”

Krokodillentranen

Het kwam hard aan toen minister Brinkhorst de rouw om het gedode vee afdeed als ‘krokodillentranen’. Want een goeie boer geeft om zijn beesten, weet Willemsen. “Natuurlijk zit daar een zakelijke kant aan. En ooit komt het moment van afscheid, daar stel je je op in. Maar toch is er wel degelijk een emotionele band, hoor!”

Gerrit van’t Hof en Tonny Blankvoort – respectievelijk voorzitter en penningmeester van de Rundvee Fokdag Noord-Veluwe – beamen dat grif. Topfokker Van ’t Hof kent van ieder kalf de familiehistorie: dit is een kleindochter van koe A en halfzusje van pink B. Blankvoort kan feilloos aanwijzen welk halsbandnummer bij welke koe hoort: “Vanuit de verte al herken ik Grietje 3, met nummer 58.”

De jaarlijkse Fokveedag in Oldebroek is een happening waar ze lang naar hebben uitgekeken. Zeker de combinatie met het Oogstfeest op museumboerderij De Bovenstreek beloofde veel publiek te zullen trekken. Van ’t Hof: “Eerst waren we bang voor de blauwtong, en meteen daarna komt er het bericht van de MKZ in Engeland.”

Kalfjes witwassen

Natuurlijk hebben ze begrip voor het strikte vervoersverbod. Maar sneu blijft het, dat de Fokveedag van 11 augustus moest worden uitgesteld. “Vooral voor de jeugd,” zegt Van ’t Hof, doelend op kinderen die zich enthousiast hadden voorbereid op de jongveekeuring: “Wekenlang zijn ze druk geweest om hun kalfjes halstermak te maken en helder wit te wassen. Dus bij sommige biggelden de tranen over de wangen...”

Inmiddels is het vervoersverbod versoepeld. Runderen en varkens mogen niet worden verzameld, maar wel verplaatst. Gelukkig, want Tonny Blankvoort heeft een paar drachtige koeien in de wei staan, drie kilometer van zijn boerderij. “En die wil ik graag thuis hebben als het zover is.”

(i.o.v. Wegener Media, 2007)

vrijdag 7 september 2007

Een stoel voor de Keukenhof

Het eerste wat opvalt zijn de vele crucifixen en heiligenbeelden die huize De Boer bevolken. Maria, Antonius van Padua, Teresa van Avila... Nostalgische gipsgietsels, indertijd zorgzaam gepolychromeerd, nu extra aandoenlijk door afbladderende verf en ontbrekende scherfjes.

Nee, Elt de Boer is niet katholiek. “Die heiligen zijn een soort vervanging van de houten beelden uit de Middeleeuwen, waarvan ik helemaal wég ben. Maar die zijn niet te betalen. Dus begonnen we tijdens valanties gipsen kopieën te verzamelen.”

Pyramides
Ook zijn eigen werk verraadt een spirituele inslag, al wijdt hij daar weinig woorden aan. Verschillende groeivormen, zoals cactussen en varianten op de obligate graanaatappel, lijken ontleend aan de antroposofische visie.
Een serie gestileerde bootjes herinnert aan liturgische kunst uit de IKOR-sfeer in de jaren ‘60 en ’70. En de talloze vierkante ‘huisjes’ en pyramides, die onder zijn handen zelfs geleidelijk naar engelen evolueerden, belijden woordenloos zijn fascinatie voor de oudheid en vroege middeleeuwen.

De gestileerde huisjes vormen een ‘levensloopserie’, licht De Boer toe. “Ik heb daarin alle materialen verzameld waarmee ik gewerkt heb: hout, lood, natuursteen...”
Opvallend zijn de simpele vormen in gedekte tinten blauw, mauve en oker. Wat aanvankelijk mat glazuur lijkt, blijkt eveneens klei met pigment te zijn. Ook de huisjes zelf zijn grotendeels opgetrokken uit klei, al jaren zijn favoriete materiaal. “De kneedbaarheid spreekt me aan. Er is geen weerstand in klei. Al heeft ze wel eigen wetten, je kunt niet alles.”

Yoghurt
Het modelleren met klei staat lijnrecht tegenover het steenhouwen met hamer en beitel. “Al heeft dat óók wel iets, hoor,” vindt Elt de Boer. Tijdens zijn opleiding bivakkeerde hij met medestudenten ooit een week in Carrara, vlakbij de beroemde marmergroeve.
“We hebben daar onze tenten opgezet, een wc gegraven en zijn stukken marmer gaan zoeken om daar iets uit te hakken. Er was een beekje dat een yoghurt-achtige structuur had gekregen van alle marmerpoeder in het water. En aan het einde van de middag liepen we dan langs al die werkplaatsjes... Een fantastische ervaring.”


Groeivorm
Een simpel gevormde stoel, maar dan in viervoud op z’n kop gezet en in aflopende tinten rood gespoten. Ziedaar het ontwerp waarmee kunstenaar Elt de Boer een opdracht kreeg voor de Keukenhof te Lisse.
Het proefmodel in triplex boog sierlijk naar buiten, als reusachtige bladeren, waardoor onbedoeld een geabstraheerde groeivorm ontstond. Hetzelfde verschijnsel doet zich voor bij de definitieve uitvoering in plaatijzer.
Het 1, 80 meter hoge beeld staat sinds enkele weken in het oude gedeelte van de Keukenhof. Omgeven door hoge beukenbomen en bloembedden in overeenstemmende kleuren. “Prachtig organisch in de omgeving ingepast,”zegt De Boer tevreden.

Toch werkt hij voornamelijk als keramist. “Tja, op een zeker moment moet je keuzes maken. Ik ken collega’s die alle materialen uitproberen, duur gereedschap aanschaffen en er vervolgens nooit meer aan toe komen om zich ergens echt in te specialiseren. Zelf denk ik ook heel vaak: ‘Oh dít is leuk, en dát wil ik ook leren..!’ Maar je kunt nu eenmaal niet alles doen, want dan verzuip je.”


(i.o.v. Wegener Media, 2007)

'Kulturhus' op Ambon

ALMELO / AMBON – Stichting SiRa is weer teruggekeerd op Twentse bodem. Een volle maand verbleven bestuursleden Adriande en Simon Uspessij met drie Almelose jongeren op het eiland Ambon.
Doel van dit werkbezoek was de lobby voor het project van SiRa: een bibliotheekgebouw in het dorp Latta, in de landstreek Hative-Besar.

Rellen

In 1999 brak op Ambon een ernstige godsdienstcrisis uit. Na eeuwenlang als goede buren te hebben samengeleefd, stonden moslims en christenen plotseling als vijanden tegenover elkaar. Gewelddadige rellen brachten het eiland in een isolement.

Inmiddels is de rust weergekeerd. Ambon bevindt zich in een fase van wederopbouw, zowel op moreel als materieel gebied.
De overheid is bezig de beschadigde infrastructuur te herstellen. Moslims en christenen doen voorzichtige pogingen tot een dialoog. Momenteel is de situatie relatief stabiel.

“De veiligheid en bewegingsvrijheid van de burger zijn de eerste vereiste”, benadrukt Simon Uspessij. “Iedereen beseft dat een nieuwe crisis voorkomen moet worden. In de hoofdstad Ambon kom je dus regelmatig een commandowachtpost tegen. De militairen zullen elk begin van een relletje meteen de kop indrukken.”

‘Kulturhus’

Stichting SiRa wil met de bouw van een bibliotheek / kulturhus het oude ‘nabuurschap’ tussen moslims en christenen helpen herstellen. Onderliggende doelstelling is dat beide groepen met elkaar in gesprek raken. De bibliotheek in Latta moet een locatie worden voor studie, cursussen en praatgroepen.

Maar minstens zo belangrijk is de functie van informele ‘hangplek’ voor alle gezindten. De jongeren op Ambon vormen namelijk een doelgroep apart. Gebrek aan opleiding en toekomstperspectief ondermijnen het moreel.
Vandaar dat initiatiefnemers van SiRa zich lieten vergezellen door drie Nederlandse jongeren. Aan Anne (17), Nathalie (19) en Miriam (17) de taak om tijdens bijeenkomsten een brug te slaan naar hun generatiegenoten op Ambon.

Ambachten

Deze bijeenkomsten vonden plaats in een speelse setting, compleet met zelfgemaakt memoryspel. De jongeren wisselden taal- en computerkennis uit. Dorpsbewoners gaven demonstraties van traditionele ambachten, zoals het maken van een muziekinstrumenten als de bamboe-fluit (suling) of trom (tifa) en het verwerken van palmbladeren tot dakbedekking.
Anne, Miriam en Nathalie – alledrie lid van het Almelose ’flex-koor’ d’Given Voices - traden op tijdens kerkdiensten en leerden roeien in een perahu.
Een hoogtepunt was de urenlange voettocht door het oerwoud van Hative-Besar, die over heuvels en door beken naar een waterval voerde.

Geadopteerd

Tijdens haar werkbezoek in augustus heeft de Stichting SiRa haar netwerk op Ambon verstevigd en uitgebreid. Via de website http://www.dropshots.com/dgivenvoices bracht het vijftal trouw verslag uit aan het thuisfront in Almelo, te weten het jeugddiaconaat van de Grote Kerk (PKN).
De zogeheten Jeugdkerk, waartoe ook Nathalie, Anne en Miriam behoren, heeft namelijk in 2003 het ‘Latta Project' geadopteerd. Sindsdien houdt men jaarlijks een ‘Latta-dag’ met activiteiten voor en door jongeren, alles ten bate van het nieuw te bouwen kulturhus.
Er is nu een bedrag van € 20.000 ingezameld. Daarmee is de helft van het streefbedrag ad € 50. 000 dus al binnen.

Optimisme

Terugkijkend op de bezoeken in 2000 en 2004 is de Stichting SiRa optimistisch over de stemming die inmiddels op Ambon heerst.
“Je ziet de mensen langzaam weer opleven,” constateert Simon Uspessij. “Christenen en moslims organiseren gezamelijke evenementen, zoals de Tri Lomba Maluku, een dagenlange hardloopwedstrijd van dorp tot dorp. En als je met de bewoners praat, bespeur je bij hen toch nieuwe hoop voor de toekomst.”


(Particuliere opdracht voor Stichting SiRa, 2006)

maandag 3 september 2007

Zonder angst naar school


De Mirza’s vormen de enige asielzoekersfamilie in Hattemerbroek. Bijna tien jaar geleden zagen ze zich gedwongen om hun geboortegrond Koerdistan te verlaten. De politieke activiteiten van meneer Mirza waren al eens bestraft met een jaar gevangenis. Het laat zich dan ook licht raden wat hen in Nederland het eerst opviel: de vrijheid om te zeggen wat je denkt.

De Mirza’s zijn tevreden met de sfeer in hun buurt. Zo een enkeling al wat vreemd tegen hen aankeek, bleek dat meteen bespreekbaar. “Er zijn geen problemen,” constateert mevrouw Mirza voldaan. “Geen ruzies, geen harde muziek, niks.”

Tien jaar geleden vluchtten ze uit Noord-Irak, uit Koerdistan om precies te zijn. Meneer Mirza, horlogemaker van beroep, was al sinds 1977 betrokken bij de Koerdische politiek. Onder het wrede regime van Saddam werd hij opgepakt en belandde voor een jaar in de gevangenis. Zijn vader en broer verging het nog slechter: zij werden doodgeschoten.

Mevrouw Mirza: “Sindsdien voelde mijn man zich nooit meer op zijn gemak. Hij kon ’s nachts niet meer slapen, moest alsmaar denken, denken, denken... Dat ging beter zodra hij in Nederland was. Hier kon hij gewoon naar de huisarts stappen en hardop vertellen wat hem dwarszat.”

In de tien jaar voorafgaand aan hun vertrek had Mirza niet meer normaal thuis kunnen wonen. Hij was voortdurend op de vlucht, zwierf rond in de bergen, kreeg soms eventjes onderdak, maar overnachtte ook vaak buiten onder een boom.

Vergeleken bij die omstandigheden was het asielzoekerscentrum in Ermelo al een verademing. Terugblikkend praat mevrouw Mirza nog steeds verwonderd over de vriendelijkheid van de Nederlanders. En over die onwennig aanvoelende ruimte voor je persoonlijke meningsuiting. Eindelijk hoefden ze niet meer bang te zijn.

Maar de angst zat bij meneer Mirza al te diep. Zijn vrouw beschrijft hoe hij tot op heden tobt met post-traumatische stressklachten. “Zodra hij een nare film ziet, komt alles weer terug.”

Viereneenhalf jaar woonden ze in het AZC . Dat het woord ‘paspoort’ ook voor de kinderen een magische bijklank had, bewijst de anecdote van hun oudste zoontje.
“Op school mocht hij zijn eigen paspoort knutselen, compleet met naam, foto, alles,” vertelt mevrouw Mirza trots. “Had ie helemaal zelf bedacht. Het hangt nog steeds bij ons aan de muur.”

Hoewel haar man een cursus Nederlands met goed gevolg heeft afgerond, houdt hij enige schroom om zich in die taal de uiten. Maar toch moet hem van het hart hoe dankbaar hij is dat zijn kinderen frank en vrij opgroeien. “Ik zie mijn kinderen gewoon naar school gaan. En ik herinner me hoe anders het voor míj was, op die leeftijd. Altijd angstig, altijd op je woorden letten... Dat blijft hen bespaard.”

(i.o.v. Wegener Media, 2007)

Varken als waardig schepsel Gods

Première ‘Gods Videotheek’ (Krüs/Achten). Opera Spanga & Magogo Kamerorkest o.l.v. Arjan Tien.

SPANGA – God is een oudere vrouw in een roze mantelpakje. Althans bij librettiste Irma Achten en regisseuse Corina van Eijk. Drie mensbeelden komen aan bod: de mens als kroon op de schepping (volgens apotheker Sofie Vandam), als gelijkwaardig medeschepsel (zegt ethica Hanna Fulca) en als maakbaar mechanisme (meent hartspecialist Leo Fulca).

Thema is de xenotransplantatie: varkens in laboratoria, om de mens van reserve-organen te voorzien.
De streng rooms-katholieke Sofie is tegen: “Is Gods hart een varkenshart?” Ze vermomt zich als terroriste en verstoort een farmaceutisch congres. Politie grijpt in, er vallen schoten – alle drie vinden de dood.
Aan gene zijde wacht hen Josef Kiss, beheerder van Gods Videotheek, en confronteert hen met flashbacks uit hun leven. Dit blijken subtiel belichte filmfragmenten, net als in de ouderwetse cinema door live muziek begeleid.

De belofte van een ‘luchtige’ benadering wordt ingelost via de persiflerende toon. Hond Pavlova (yep, met een knipoog naar de grondlegger van de gedragswetenschappen) springt bijvoorbeeld bij  de opgebaarde Hanna in de kist en lebbert haar dode bazin af.
Toch zijn de personages geen vlakke typetjes, getuige de ambivalente relatie tussen Hanna en Leo. En wat wordt er fantastisch gespeeld en gezongen! Met een glansrol voor Wil van der Meer, in zijn triple-rol als de glibberige Kiss met zijn sardonische grijns, annex organist en priester.

De rustieke ambiance werkt ook mee. Grote tent in drassig weiland. Kruidige mestgeur stijgt op tussen de vloerplanken. De akoestiek is behoorlijk; vanuit de ingegraven orkestbak wordt duidelijk dat sopraan Monique Krüs (Sofie) even goed componeert als zingt.
Rondom de schietpartij zorgt Italiaans-barokkige muziek voor een mafia-sfeertje. Stijgende Sekundgänge versterken het ruzie-duet. Jazzy saxofoonspel onderstreept een toast aan de bar. Gewijde orgelklanken en extatische gospelzang omlijsten de doopplechtigheden van Leo en Hanna als baby - én van vele hartveroverende biggetjes... Want ‘Gods Videotheek’ neemt eenduidig stelling: deze God kiest partij voor de dieren. In de varkenshemel sust ze de biggetjes in slaap.

Opera Spanga , Het Beloofde Varkensland

(i.o.v. Wegener Media, 2007)

donderdag 30 augustus 2007

De gitaar als medespeler

Ieder instrument kent zijn stereotype. Strijkers zijn zeikers, koperblazers joviale fuifnummers en zangers theatrale egotrippers. Zo floreert ook het vooroordeel jegens gitaristen als intellectualistische droogstoppels, die bij voorkeur in besloten kring opereren.
Vooroordelen zijn er om bestreden te worden. En dat is ook precies wat Jacob Vlijm, artistiek coördinator achter het Internationaal Gitaarfestival Zwolle, wil doen. Temeer omdat hij er een sprankje waarheid in onderkent.

“De gitaarcultuur is een op zichzelf staand wereldje gebleven. Gitaristen zijn teveel blijven hangen in de Laat-Romantische opvatting van de Grote Solist. Je ziet het ook aan programmering: er bestaan wereldwijd pakweg vier verschillende programma’s, die overal in verschillende volgorde worden uitgevoerd”, chargeert hij.

Tegelijk signaleert Jacob een accentverschuiving op de podia van die ‘grote solist’ naar heterogene ensembles. Een ontwikkeling waarin de gitaar niet is meegegaan, wat met name in Nederland een potentieel gevaar oplevert. “Ik zou me kunnen voorstellen dat in tijden van benauwdheid conservatoria geneigd zijn om de gitaaropleiding als eerste op te heffen. Dat kan, want dan valt er immers niets om. Strijkers daarentegen kun je niet afschaffen.”

Vandaar dat het Internationaal Gitaarfestival bij dit zevende lustrum het roer omgooit. Was de doelstelling 35 jaar geleden om een voorspeelgelegenheid te bieden aan gitaarstudenten, inmiddels is in die behoefte voorzien en wacht er een emancipatoire taak in de ontwikkeling van de gitaar als kamermuziekinstrument.

Voor drie van de vier concerten staan dan ook demonstratief ensembles geprogrammeerd. Goed, het openingsconcert is nog in handen van niemand minder (maar dus ook niemand meer) dan de grote Stefano Grodano, ooit door de legendarische virtuoos Andrés Segovia bestempeld als een van zijn favoriete discipelen. Maar op de overige avonden is het woord aan het Newman Ensemble, aan het duo Quirine Scheffers (viool) en Izhar Elias (gitaar) en aan het trio Maarten Koningsberger (bariton), Olga Franssen (gitaar) en Esther Steenbergen (gitaar). Laatstgenoemde, die voornamelijk actief is als kamermusicus, zal bovendien dit jaar als gastdocent optreden.


“Gitaar is zowat het meest gebruikte instrument dat er bestaat,” meent Esther Steenbergen. “Iedereen heeft er wel een in huis. Door eeuwen heen is het vooral een volksinstrument geweest, maar ook de popmuziek maakt er gebruik van. Alleen is klassiek gitaar een beetje op de achtergrond geraakt binnen ensembles, vooral doordat het geluid relatief zacht is. Piano, maar ook viool en cello klinken gewoon veel harder.”

Met Jacob Vlijm is ze van mening dat de besloten kring opengebroken moet worden en de eenzelvige solist moet afdalen van zijn ivoren toren.
“Maar," zegt Esther, " ik hou er niet zo van om de gitaar als probleem te bespreken. Het is een juist fantastisch instrument, je kunt met vrijwel alle andere instrumenten samenspelen en er alles voor bewerken. Wat wil je nog meer? Het is maar net wat je er zelf van maakt.”

Zelf speelt Esther Steenbergen  in verschillende ensembles, waaronder het Amsterdams Gitaartrio. Op 12 november brengt ze met Olga Franssen en Maarten Koningsberger Schubert’s avondvullende liederencyclus ‘Die schöne Müllerin’. Wel relativeert ze het melodramatische verhaal van de straatarme componist die geen piano kon betalen en uit arren moede naar de gitaar greep; voor veel gitaristen de aanleiding om Schubert met terugwerkende kracht als ‘hun’ componist te claimen.
“Dat is nogal aangedikt. Schubert heeft bij mijn weten maar een enkel stukje voor gitaar gemaakt en dat was ter gelegenheid van een naamdagfeestje. Veel van zijn liederen heeft hij weliswaar met behulp van een gitaar gecomponeerd, maar niet speciaal voor dat instrument geschreven. Maar hij lag in het ziekenhuis toen de Die schöne Müllerin ontstond. Ik denk dus dat ie z’n gitaar daarheen had meegenomen en daar aan die cyclus is begonnen.”

Dat de Müllerin echter wel degelijk voor piano is gedacht, blijkt alleen al uit de omvang van de instrumentale partij. Olga Franssen heeft de cyclus bewerkt voor gitaar en kwintbasgitaar, waarmee het bereik naar beneden is uitgebreid. Esther: “Op een enkele gitaar kun je de liederen eigenlijk niet spelen, want dan moet je zoveel inleveren. Bovendien klinken twee gitaren als liedbegeleiding veel steviger. En ja, vaak is muziek van Schubert echt ideaal om voor gitaar te bewerken. Soms misschien zelfs nog makkelijker voor gitaar dan voor piano.”

Voortreffelijk te spreken is ze ook over de samenwerking met Maarten Koningsberger die, dankzij ruime ervaring met Die schöne Müllerin, een geheel eigen interpretatie heeft ontwikkeld en daar zeer smeuïg over kan vertellen. “Maarten brengt zijn toelichting zo geestig dat de hele zaal gaat lachen en je denkt: o jee, wordt dit nog wel een serieus concert? Maar zodra hij zingt, pinken mensen al gauw een traantje weg.
Bij het eerste lied, Das Wandern, denk je al gauw aan kabbelende beekjes en wandelen en zo... Maar even later blijkt het een weliswaar heel romantisch, maar ook diepgaand verhaal. Dat - vind ík - op gitaar misschien nog wel beter tot z’n recht komt als op piano. De echte veelzeggende details hoor je toch beter op gitaar.”

(i.o.v. de Stentor, 2007)

vrijdag 30 maart 2007

Vocale jongleerkunst uit Bulgarije

ZWOLLE – ‘Balkanologie’. Le Mystère des Voix Bulgares o.l.v. prof. Dora Hristova. De Spiegel, 2/2 2007

Standvastigheid is het woord. Optimale beheersing. Eénentwintig vrouwen op rij staan daar doodkalm je reinste vocale jongleerkunsten uit te halen. Hun motoriek lijkt even roerloos als het non-vibrato dat ze voortbrengen; geen beweging verraadt ook maar een spoortje van ademtechnische worsteling.

Op het eerste gehoor lijkt de strakke, scherpe sound een aanslag op de stembanden. Maar te oordelen naar de leeftijd van sommige solistes kent deze methode geen schadelijke lange-termijn-effecten – integendeel, zou je zeggen.

Het ensemble Le Mystère des Voix Bulgares is opgericht in 1952. In een halve eeuw hebben deze ‘priesteressen van de Bulgaarse zang’ hun muzikale erfgoed boven zichzelf uitgetild.
De titel ‘Balkanologie’ verwijst naar de breedte van dit programma, dat over de Bulgaarse grenzen heenkijkt. Niet zelden ook doemen klanken op die lijken overgewaaid van gene zijde van Bosporus of Middellandse Zee. Vijf instrumentalisten – afkomstig van de Academie voor Muziek en Dans te Plovdiv - brengen een paar smeuïge intermezzi op volksinstrumenten als de gaida (doedelzak), de gdulka (viool) en de tapan (grote trom).

Hoewel uitgedost in kleurige Balkankostuums, is het gezelschap wars van elke toeristische inslag. Ook wat repertoire betreft maakt men geen knieval voor de massa. Traditionele melodieën zijn smaakvol vervat in een vaak ingenieuze meerstemmigheid. Zoals de subtiel schuivende chromatiek in Ogreyalo yasno slantze of de authentieke harmonieën in het komische duet Turlupe lupe.

Na de pauze volgt een reeks eigentijdse composities, geënt op de folklore doch voorzien van complexe dissonanten waarbinnen het koor onwrikbaar op toon blijft. Arrangeur Stefan Dragostinov creëerde voor Baba Luk Posela een eigen, Oost-Europese close harmony. Ivan Spassov voorzag de meisjesnaam Mehmetyo van een wijd uitwaaierend aureool van klokkengebeier.
En ja: chapeau voor dirigente Dora Hristova met haar rappe en resolute gebaren, die ook bij dit onderdeel geen papieren partituur van node heeft! Zo’n detail tekent de diepgang van Le Mystère: mens en muziek tot op het merg met elkaar vergroeid.

(i.o.v. de Stentor, 2007)

De kracht van zachte heelmeesters

“Ah, die stok van ons is zo’n ongelofelijk instrument... Op een strijkinstrument kun je in- en uitademen. Probeer dat maar eens bij een hobo!”
Zo’n verzuchting van Anner Bijlsma tekent de sfeer van deze masterclass: terloopse kwinkslagjes, lieve anecdootjes. Wat zijn ze áárdig, grootmeester Herman Krebbers en ‘meneer Bijlsma, mijn lieve collega’, die zich over de cellisten ontfermt.

Muziek durven maken, er zíjn op dat podium – dat is in kort bestek hun boodschap aan de zes finalisten van het Herman Krebbers Concours voor amateurs. Nou ja, amateurs – qua spel en mentaliteit kunnen ze het tegen vakstudenten opnemen.

Thomas (18) bijt het spits af met de Vocalise op. 34/14 van Rachmaninov. Anner Bijlsma: “Jongen, je hebt goed gevoel voor de harmoniek, maar je speelt alles zo záchtjes...” Thomas mag keer op keer van streek wisselen bij een minutenlange forte noot en jawel: voor aller oren bloeit zijn klank op.
Govert (21) beschikt al over een krachtige, sonore toon, maar zijn Elégie van Fauré ontbeert de heroïsche tragiek: “Jongen, je speelt het goed, maar echt líjden doe ik nog niet!”
En als derde celliste is daar Amke te Wies, die om ergonomische redenen plaatsneemt op een paarse skippybal.

Herman Krebbers, peetoom van dit concours, is ook als leermeester een wijze en lieve ome. Zachtzinnig doch vasthoudend corrigeert hij Anna Sophie (19) die ‘teveel stok’ gebruikt. En hij vergeet niet haar te prijzen om haar talent en moedige repertoirekeus: een concert van Mozart. “Beethoven en Mozart zijn nu eenmaal het moeilijkst. Maar juist daarom moet je er jong mee beginnen, zodat je ermee vertrouwd raakt!”

Bij Elisa (21), die de Nigun uit Baal Shem van Bloch speelt, brengt hij met een paar simpele tips de ware diepgang in haar interpretatie: “Blijf daar eens een halfuur hangen? Want daar staat een fermate.”
En soms debiteert hij een puntige one-liner, zoals bij de Martinu-Arabesken van de 14-jarige Barbara: “Niet ieder adagio is geschikt voor een wérkelijk adagio.”

Al keuvelend speelt Krebbers losjes voor wat hij bedoelt - met die onnavolgbare Krebbers-toon, fragiel doch vitaal, met het zielsnijdend vibrato. Zonder dat zijn discipelen daarbij de moed in de schoenen zakt. “Ach, had ik vroeger toch zó les gehad...” zal menige toeschouwer denken. Immers, de vriendelijkheid van beide maestro’s leidt ook nog eens tot resultaat. De kreet over zachte heelmeesters gaat niet altijd op.


Kampen, maart 2007; i.o.v. Wegener Media

dinsdag 20 maart 2007

Pianistiek als topsport

KLASSIEKE MUZIEK
Jean Dubé (piano)
Franse School Hattem, zaterdag 25 mei 2006


door Margaretha Coornstra

Een wonderkind! Een echt wonderkind heeft de Kunstkring Hattem ditmaal binnengehaald. Of liever: ex-wonderkind, want Jean Dubé (1981) heeft inmiddels de leeftijd des onderscheids bereikt. Maar toch oogt de in Canada geboren klavierleeuw met zijn zwarte krullende manen, zilverkleurig brilletje op rondbelijnd, ernstig pubergezicht en iets te grote smoking nog voldoende jongensachtig om de belofte van die magische term in te lossen.
Speelde hij als 9-jarig welpje reeds Mozarts Vijfde Pianoconcert, als 14-jarige was hij de jongst afgestudeerde ooit aan het conservatorium van Nice én jongste solopianist bij de Opéra van Nice, won beurzen, werd gelauwerd bij diverse concoursen etcetera. Meest recent wapenfeit: het winnen van het 6de Internationaal Franz Liszt Concours te Utrecht in 2002. Zodoende staat dit programma bol van de virtuoze Liszt-werken, met uitzondering van de statige entree: Prélude, Choral et Fugue van Liszt's collega en fan César Franck.

Tja, en daar zit je dan als meervoudig laureaat achter zo'n bescheiden vleugel in Hattem. Op een muziekzolder als een pijpenla, met harde muren, een houten plafond boven je hoofd en een restaurantje onder je voeten. Logisch dat de Prélude er wat onwennig uitkomt, bijna houterig zelfs. Maar spelenderwijs herwint Jean Dubé zijn greep op de situatie en deze weerbarstige akoestiek. De tegelijk pompeus en transparant neergezette fuga laat weten hoe onze gekooide Simba zich schikt in zijn lot. Puntgaaf klateren tienduizenden waterdruppels uit "Les jeux d'éau à la Villa d'Este" tegen de witgestucte muren en het grijsbruin marmoleum. De subtiel geschakeerde dynamiek in "Unstern" dwingt bewondering af, zonder je nochtans mee te sleuren in de diepte van "sinistre, disastro" die de componist voor ogen stond. Wat ook moeilijk is in deze nuchtere ambiance met gele kunstbloemen langs de hanebalken.

Hoogtepunten van dit recital? Het is maar net hoe je luistert. Minder glamour, maar zeker evenveel emotie bevatten contemplatieve schilderijtjes als de "Sposalizio", het "Sonetto 123 del Petrarca" of "Nuages gris", dat helaas het zacht maar penetrant knorren van het afzuigsysteem - gedenk het restaurant beneden! - ternauwernood overstemt.
Inderdaad hebben deze nummers minder met acrobatiek, maar misschien wel meer met muziek te maken. En wie voor het eerste gaat kiest natuurlijk zo'n Grande étude de Paganini no. 6, losjes en toch lekker vinnig neergesmeten op de toetsen, met afgebeten pedaalgebruik  Of de psychedelische Tarantelle di Bravura, naar Aubers "La muette de Portici". Gepland als apotheose die nog eens moet benadrukken waar het vanavond vooral om begonnen is. Pianistiek als topsport.

(i.o.v. de Stentor, 27 mei 2006)