zaterdag 8 augustus 2015

Nachtlied in de Hortus

Interview met Maarten van Veen

Vier botanische tuinen doen eind deze maand weer dienst als podium voor klassieke concerten. Het Hortus Festival, met het Hortus Ensemble als vaste kern van musici, beijvert zich al twaalf jaar voor de historische uitvoeringspraktijk van negentiende eeuwse muziek.

Tekst: Margaretha Coornstra

Midden in de zomerse natuur en toch beschut tegen een mogelijke regenbui. Omringd door uitheemse flora ben je getuige van de invallende schemering… Mooier decor kun je je bijna niet wensen.
“De sfeer is salonesk te noemen,” vindt pianist en dirigent Maarten van Veen, tevens artistiek leider van het Hortus Festival. “Het is ook allemaal heel direct: publiek en uitvoerenden zitten vlakbij elkaar, op dezelfde vloer, zonder de verhoging van een podium. Ook in sociaal opzicht is iedereen heel benaderbaar. Na afloop knopen luisteraars en musici een gesprekje aan met het glas in de hand.”

Theatraal
‘Nachtlied’ heet deze twaalfde festivaleditie. Dat woord zal muziekliefhebbers vertrouwd in de oren klinken. Maar niet alleen composities van Schumann (opus 108) en van Reger (opus 138) heten zo. Ook van de roman van musicoloog en auteur Bas van Putten (Arbeiderspers, 2009) draagt die titel. En het is aan dit boek dat het Hortus Festival 2015 in eerste instantie zijn motto ontleent, vertelt Maarten van Veen.
Van Puttens boek verhaalt in een gedragen stijl over een negentiende eeuws componist, Richard Hauch. Hij reist ’s nachts per postkoets van Praag naar Wenen. Zijn gewaarwordingen – de sterren aan de nachtelijke hemel, met daaronder het Midden-Europese landschap uit die tijd – geven aanleiding tot overpeinzingen, waarbij muzikale associaties een voorname rol spelen.
De roman is losjes gebaseerd op de geschiedenis van Robert Schumann, die tijdens het Hortus Festival trouwens min of meer aanwezig zal zijn. Niet alleen in zijn muziek, maar ook in de levende gedaante van Vincent Bijlo.
Van Veen: “We hebben altijd een theatraal programma erbij, om de beleving van die negentiende eeuw dichterbij te halen. Zo hadden we vorig jaar hadden we een theatraal concert over Liszt en bij die gelegenheid kwam ik Vincent Bijlo tegen. Nu zocht ik vooral nog naar ‘een stem’, zal ik maar zeggen. En al pratend merkte ik: Vincent heeft precies de goeie stem! Daarnaast heeft hij een achtergrond met veel muziek en literatuur. Dus hij gaat straks in de huid van Robert Schumann kruipen.”

Begin je eenmaal te associëren over het thema ‘nacht’ in de muziek, dan schiet je van alles te binnen. ‘Verklärte Nacht’ van Arnold Schönberg is ook zo’n titel die voor de hand ligt. Dit symfonische gedicht wordt uitgevoerd door zes strijkers van het Doelen Ensemble. Van Veen: “Zij zullen dan meteen iets vertellen over het gelijknamig gedicht van Richard Dehmel, en hoe het zit met de laatromantische taal van de jonge Schönberg.” 
Het Hortus Ensemble zelf brengt het Concert voor piano, viool en strijkkwartet opus 21 van Chausson. Nee, geen specifieke nachtmuziek. Maar wel een stuk dat relatief weinig wordt gespeeld. En daarmee past het binnen de formule van het Hortus Festival: “We proberen ook stukken uit te voeren die nog niet eerder zijn uitgevoerd, en waarvan je dus nog geen voorgeprogrammeerd klankbeeld hebt.”

Platenindustrie
Want sinds de opkomst van de platenindustrie, die vooral vanaf de jaren vijftig een hoge vlucht nam, zijn onze oren gewend geraakt aan vastgelegde interpretaties die bijna heilig zijn geworden. “Op die manier komt Beethoven vaak in een soort vitrine terecht. Achter glas, want je mag er niet aankomen… Vaak denken pianisten dat er maar één manier is om het goed te doen. De platenmaatschappij heeft daar ook bewust voor gekozen: ‘We’re going to make a recording, we’re not going to perform’. Je maakt een product.”
Maar, zo bepleit Van Veen, juist Beethoven en Schumann zijn componisten die vanuit de improvisatie hebben geschreven. “Daarom denk ik weleens: datgene wat ze opschreven, is ook maar één versie… En de hoeveelste versie? Neem nu Chopin: hoeveel versies van die Nocturnes zal hij hebben gemaakt? Kun je dus eigenlijk wel spreken van zoiets als een ‘Urtext’, of is dat onzin? Dat is wat ik als musicus voortdurend doe: twijfelen, vragen stellen.”

Vanuit die attitude heeft Hortus Ensemble de afgelopen jaren een historische uitvoeringspraktijk opgebouwd voor de periode 1800-1950. “Want juist de muziek uit die periode is nog nauwelijks onder de loep genomen. Mensen als Philippe Herreweghe en Frans Brüggen deden onderzoek naar de uitvoeringspraktijk tot circa 1810, maar vanaf dat moment zie je een hiaat. Eigenlijk gaat men er stilzwijgend van uit dat sinds Beethoven alle muziek net zo werd gespeeld als we dat vandaag doen. Maar dat was natuurlijk niet zo, want de instrumenten klonken heel anders. Het was ook een van de belangrijkste periodes voor de instrumentenbouw. Beethoven had in 1803 de eerste Érard-fortepiano in huis waarop hij echt al flink wat volume kon maken, maar de techniek ontwikkelde zich sindsdien snel.”

Nagalm
Op de website van Het Hortus festival vind je een essay dat Maarten van Veen schreef over de geschiedenis van de pianotechniek, vanaf de vroege fortepiano tot en met de Amerikaanse Steinway-vleugel. In dit betoog valt steeds de naam Érard. Niet alleen gold die firma als pionier in de pianotechniek, Érard was ook het favoriete merk van componisten als Brahms, Liszt, Wagner en Reger. Zij hadden allemaal een Érard-vleugel in hun werkkamer staan; Brahms en Wagner bedankten zelfs voor de gratis aangeboden Steinway-vleugels met de veel vollere, maar ook veel minder transparante klank waarin de veelal complexe harmoniek ondergesneeuwd raakte.
Volgens Van Veen kunnen we veel composities in dat licht ook beter begrijpen. “Dan kijk je al heel anders naar het vooroordeel dat Reger zulke ondoorzichtige en langdradige muziek zou hebben geschreven…! Ik zeg vaak tegen studenten: neem een muziekstuk mee, maakt niet uit welk, en kijk nou eens naar de allerlaatste maat. Als je die op een Steinway speelt, duurt de nagalm pakweg achttien seconden. Maar speel diezelfde slotmaat eens op een Érard, dan duurt die misschien negen seconden. Wat doe je vervolgens met die resterende negen seconden? Ga je gewoon zitten wachten? Kijk, dat bedoel ik: je kunt de geschiedenis van de instrumentenbouw niet wegdenken bij je interpretatie!”

Klavecimbel
Wat de negentiende eeuw betreft hebben we nog te weinig aandacht voor de instrumenten uit die tijd. Dat in dat opzicht de geschiedenis zich herhaalt, illustreert Maarten van Veen met een anekdote: “Het Parijse conservatorium heeft in de strenge winter van 1816 alle klavecimbels opgestookt als brandhout, om de leskamers te verwarmen. Want er stonden toch al overal nieuwe pianofortes van Pleyel en Érard in het gebouw, dus: hup, weg met die ouwe dingen…! Daarmee werd een tijdperk definitief afgesloten. Pas begin 1900 keerde de belangstelling voor die oude instrumenten terug, door mensen als Wanda Landowska. Geleidelijk werd op het conservatorium ook weer klavecimbel gedoceerd, zij het eerst als bijvak.”
Parallel hieraan zijn we nu beland bij de fase van eerherstel voor de historische instrumenten uit de negentiende eeuw. Tijd om ons te realiseren dat de componisten een ander mechaniek en een andere klankkleur in gedachten hadden. “Tijdens het Hortus Festival ga ik zelf Nocturnes van Chopin spelen, op piano’s van Érard en Pleyel. Daarvoor bestudeer ik oude opnamen van Busoni die Chopin speelt. Die opnamen zijn technisch natuurlijk slecht, maar wat mij interesseert is de timing op die oudere piano’s. Nee, als Hortus Ensemble pretenderen we niet dat wij de enig juiste interpretatie hebben uitgevonden Maar we bespelen wel consequent instrumenten uit die tijd en hebben daarop jaar in, jaar uit steeds meer verdieping bereikt.”


www.hortusfestival.nl
i.o.v. Luister, juli 2015

Geen opmerkingen:

Een reactie posten