‘Ook Mozes, Jezus en Mohammed waren vluchtelingen’
Asielzoekers vormen een actueel onderwerp van verhitte
discussie. Toch is de politieke vluchteling allerminst een modern verschijnsel.
In ‘As I left my Father’s house’ toont theatermaker Bright O. Richards de
schokkende tijdloosheid van intolerantie, oorlog en ballingschap.
Spread in de Stentor, 7-6-2013 |
Het is kerstavond 1989, als de acteur Bright Omansa Richards
en zijn collega’s vernemen dat Charles Ghankay Taylor met zijn rebellen via de
noordgrens Liberia is binnengevallen. Op dat moment is het einde oefening voor
hun toneelgroep. Het gezelschap valt in etnische scherven uiteen, zoals
trouwens de hele Liberiaanse maatschappij. Onderling wantrouwen regeert:
iedereen kan een vijand zijn.
In eerste instantie besluit Richards het een poosje aan te zien, in de hoop dat de chaos wel overwaait. Niets blijkt minder waar. “En dan ben je alleen nog bezig met overleven: hoe kom ik aan eten? Waar kan ik slapen? Ik zag hoe mijn vrienden één voor één stierven of zich aansloten bij een gewapende groep.” Door zijn rol in een soapserie is Bright Richards bovendien een Bekende Liberiaan, en dan ook nog eentje die zijn mening niet onder stoelen of banken steekt. Zodra hij op een dag een kalasjnikov tegen zijn hoofd gedrukt krijgt, is de maat vol. Hij vlucht. Naar Nederland.
In eerste instantie besluit Richards het een poosje aan te zien, in de hoop dat de chaos wel overwaait. Niets blijkt minder waar. “En dan ben je alleen nog bezig met overleven: hoe kom ik aan eten? Waar kan ik slapen? Ik zag hoe mijn vrienden één voor één stierven of zich aansloten bij een gewapende groep.” Door zijn rol in een soapserie is Bright Richards bovendien een Bekende Liberiaan, en dan ook nog eentje die zijn mening niet onder stoelen of banken steekt. Zodra hij op een dag een kalasjnikov tegen zijn hoofd gedrukt krijgt, is de maat vol. Hij vlucht. Naar Nederland.
Zijn eerste stek vindt Richards in het AZC te Lunteren. “Er was daar een COA-medewerker, die ontdekte dat ik uit het
theatervak kwam. Toen ben ik talentenavonden gaan organiseren, voor en door de
medebewoners van het AZC: muziek, toneel, entertainment… Er zaten mensen van
allerlei culturen en allerlei religies dicht opeengepakt. En, wat ik heel
boeiend vond: de verschillen in religies, waarvoor veel mensen nu juist waren
gevlucht, bleken hier opeens niet zo relevant meer.”
Nog altijd denkt Richards gefascineerd terug aan die smeltkroes
van het AZC. Lachend: “Ik zag hindoes en moslims naar manieren zoeken om goed
met elkaar om te gaan. Dat is ook logisch, als vluchteling móet je wel! Je
verkeert in nood en hebt geen familie en vrienden meer om jou te helpen. Je
bent aangewezen op vreemde mensen. Maar als jouw huis in brandt staat, maakt
het ook niet meer uit welke religie de brandweerman heeft. Als jij op straat
een ernstig ongeluk krijgt, maakt het niet uit welke religie de ambulancebroeder
heeft.”
Zelf is hij, naar eigen zeggen, ‘christelijk-animistisch’
opgevoed. “Weet je, in Afrika loopt alles een beetje door elkaar. Mijn familie
is christelijk, maar Afrika is in de basis natuurlijk animistisch. En elementen
daaruit – een diepe eerbied voor bijvoorbeeld voor bomen, rivieren en de wind -
vind je nog terug in ons christendom.”
Bright Richards verwijst naar archaïsche beelden van
vluchtelingschap binnen de drie monotheïstische godsdiensten: jodendom,
christendom en islam. De joodse Mozes vlucht als jongeman uit Egypte naar het
land Midjan, nadat hij een Egyptische onderdrukker heeft neergeslagen.
Naderhand wordt hij de grote leider van de vluchtende Israëlieten, die het
wrede regime in Egypte niet langer kunnen verdragen. Eeuwen later worden ook
Jozef, Maria en hun baby Jezus politieke vluchtelingen, als ze uitwijken naar
Egypte om aan de massale kindermoord door koning Herodes te ontsnappen.
Richards: “Stel nu dat dit niet was gelukt, dat Egypte hen als asielzoekers had
geweigerd – wat voor gevolgen zou dat hebben gehad? Jezus’ hele gedachtegoed
was verloren gegaan!” Ook de profeet Mohammed ontsnapt aan de dood doordat hij
Mekka ontvlucht. “Mohammed zoekt dan eerst zijn heil in het dorpje Ta’if, maar
wordt daar opnieuw beledigd en uitgestoten.”
Als asielzoeker ondervond ook Bright Richards hulp van
onbekenden met een andere levensbeschouwing. Via vrijwilligerswerk, bij onder
meer het Dunya Festival, kwam hij in contact met het UAF (in 1948 opgericht als
Universitair Asiel Fonds; een landelijke organisatie die hoger opgeleide
vluchtelingen ondersteunt bij studie en het vinden van werk, MC). Daar bood men
hem de gelegenheid om de toneelopleiding te volgen aan de Hogeschool ArtEZ in
Arnhem. “Ik herinner me een UAF-studiebegeleidster aan wie ik ontzettend veel
steun heb gehad! Pas later kwam ik erachter dat zij joods en lesbisch was. Tot
dat moment wist ik alleen dat ik haar aardig vond en dat we samen zo leuk
konden kletsen.” Waarmee hij maar zeggen wil: “Op het moment dat je al je vrienden
en familie kwijt bent, heb je geen behoefte meer aan een godsbeeld dat ‘de’
waarheid vertegenwoordigt. Dan heb je behoefte aan een God die naar jou
luistert en jou verder wil helpen. En die God kun je vinden in andere mensen.”
In 2004 richtte Bright Richards de New Dutch Connections op.
Een veelzeggende naam: “We willen een gemeenschap zijn waarbinnen vluchtelingen
en migranten een nieuw sociaal netwerk opbouwen en hun talenten ontplooien. Ik
zie namelijk bij alle vluchtelingen en immigranten hoe belangrijk het is om,
wanneer je in een vreemd land bent, aan de slag te kunnen gaan met dingen die
jij leuk vindt, die bij jou passen. Kijk, Nederland hanteert een scheiding van
kerk en staat. De identiteit van een vluchteling wordt bepaald vanuit juridisch
perspectief. Bij New Dutch Connections zien wij religie echter als een
onderdeel van die identiteit. Wij ontkennen de verschillen in religies niet,
maar we denken wel oplossingsgericht. Het gaat ons niet om afzonderlijke
religies, maar om de liefde die eruit voortvloeit. Wij spreken mensen aan op
hun spirituele verantwoordelijkheid. Want de grote kracht van elke religie is
de liefde. En die kun je gebruiken om samen iets op te bouwen.”
Een nieuw Nederlands netwerk
New Dutch Connections (NDC) beijvert zich voor integratie
van migranten, voornamelijk via interreligieuze dialoog en interculturele
ontmoetingen. De organisatie zoekt samenwerking met lokale partners als
scholen, geloofsgemeenschappen en welzijnsinstanties. Naast coaching bij het
vinden van werk en trainingen rondom ondernemen, bedient NDC zich ook van
culturele middelen, zoals kunstexposities en theaterproducties.
Sinds 2010 oogst NDC lovende recensies met ‘As I left my
Father’s house’, een muziektheatervoorstelling van de Liberiaanse theatermaker
Bright O. Richards (1969). Het is een relaas over oorlog, vervolging en
vluchtelingschap in zowel heden als verleden: van de ballingschap van oude
aartsvaders uit heilige boeken tot en met realistische ervaringsverhalen uit de
‘moderne’ oorlogen.
‘As I left my Father’s house’ heeft een onmiskenbaar
godsdienstige connotatie. Thema is de kracht van de liefde, die immers in
vrijwel elke religie wordt gepredikt. Wat overigens geen ‘softe’ toonzetting
inhoudt, getuige een citaat als “…Ik kom bij de rivier van mijn leven / Maar de
rivier stinkt / Het stinkt van verrotte lichamen / De wormen doen hun werk”
Zondagmiddag 9 juni speelt NDC op uitnodiging van SLAG (Samen Leven, Anders Geloven), een Zwolse organisatie voor interreligieuze
dialoog. Locatie is de Zwolse Ulu Moskee, vocale medewerking verleent het
Dominicuskoor van het Zwolse rectoraat St. Thomas van Aquino. De NDC-spelers
zijn allemaal professionals. Enkele van hen zijn bovendien ervaringsdeskundig,
doordat ze zelf geconfronteerd werden met de gruwelen van een oorlog. Na de
voorstelling is er gelegenheid om samen verder te praten, geheel in de geest
van zowel NDC als SLAG.
‘Psyche van vluchteling is een gesloopt huis’
ZWOLLE - “We zijn best wel zenuwachtig voor zondag,” bekent
Metin Eroglu, voorzitter van de Ulu Moskee. “Natuurlijk hebben we al heel wat
bijeenkomsten georganiseerd, maar dan voor onze eigen gemeenschap. Dit is een
gezamenlijk project van joden, christenen en moslims.”
De opvoering van ‘As I left my Father’s house’ is een
initiatief van SLAG, het Zwolse interreligieuze platform. Het betreft een
benefiet-voorstelling, voor de geplande verbouwing van de Ulu Moskee. Nee, het
voormalig schoolgebouw krijgt geen koepel, noch een minaret. Wel wordt de grote
gymzaal gerenoveerd en ingericht als volwaardige moskeeruimte. “Het is hier nu
nog wat primitief, omdat dit een tijdelijke oplossing is,” gebaart Eroglu
verontschuldigend om zich heen. En inderdaad: meer dan een tapijt en eenvoudig
liturgisch meubilair valt er niet te zien.
Plotseling klinkt de ringtone van Eroglu’s mobieltje. Na een
paar zinnen onderbreekt hij het interview: “Excuseer me, dit is heel ernstig.
Er is een meisje overleden…” Het blijkt om de dochter van Irakese vluchtelingen
te gaan. Eroglu verwijst hen door naar de Islamitische Stichting Nederland, die
een eigen uitvaartverzekering heeft voor noodgevallen als deze.
Jazeker, de Ulu Moskee heeft zelf al jarenlang vluchtelingen binnen haar gemeente. Uit Afghanistan, de Balkanlanden en sinds kort uit Syrië. Imam Ömer Kanyılmaz heeft in Zwolle nog nauwelijks pastorale gesprekken met hen gevoerd, aangezien hij hier pas een halfjaar verblijft. Maar in Izmir (Turkije) deed hij al wel de nodige ervaring op met Somaliërs, Palestijnen en Syriërs. Kanyılmaz beklemtoont de ontreddering van asielzoekers: “Die mensen hebben alle schepen achter zich verbrand. Hun hele sociale netwerk is weggevallen.” Daarom noemt hij een vriendelijke ontvangst als eerste behoefte. “Een slaapplaats vinden ze altijd wel ergens. Maar wat vluchtelingen vooral nodig hebben, is iemand die naar hen glimlacht. Iemand die aardig is en hen geruststelt.” Imam Kanyılmaz vergelijkt de psychische toestand van een pas gearriveerde vluchteling met een gesloopt huis, of een huis dat door een aardbeving is verwoest: “Als je dat huis weer wilt opbouwen, moet je beginnen met het vertrouwen te herstellen. Het belangrijkste voor die opgejaagde mensen is dat ze zich weer veilig kunnen voelen. De rest komt later wel.”
Jazeker, de Ulu Moskee heeft zelf al jarenlang vluchtelingen binnen haar gemeente. Uit Afghanistan, de Balkanlanden en sinds kort uit Syrië. Imam Ömer Kanyılmaz heeft in Zwolle nog nauwelijks pastorale gesprekken met hen gevoerd, aangezien hij hier pas een halfjaar verblijft. Maar in Izmir (Turkije) deed hij al wel de nodige ervaring op met Somaliërs, Palestijnen en Syriërs. Kanyılmaz beklemtoont de ontreddering van asielzoekers: “Die mensen hebben alle schepen achter zich verbrand. Hun hele sociale netwerk is weggevallen.” Daarom noemt hij een vriendelijke ontvangst als eerste behoefte. “Een slaapplaats vinden ze altijd wel ergens. Maar wat vluchtelingen vooral nodig hebben, is iemand die naar hen glimlacht. Iemand die aardig is en hen geruststelt.” Imam Kanyılmaz vergelijkt de psychische toestand van een pas gearriveerde vluchteling met een gesloopt huis, of een huis dat door een aardbeving is verwoest: “Als je dat huis weer wilt opbouwen, moet je beginnen met het vertrouwen te herstellen. Het belangrijkste voor die opgejaagde mensen is dat ze zich weer veilig kunnen voelen. De rest komt later wel.”
© Margaretha Coornstra i.o.v. de Stentor, 7-6-2013
Geen opmerkingen:
Een reactie posten