maandag 12 november 2007

Nederland is een blokfluitland

Driekwart van het Malle Symen Quartet is al op vakantie. Alleen Raphaela Danksagmüller is nog thuis, al staat ook zij op het punt om te vertrekken naar Oostenrijk. Een paar weken lang familie en vrienden opzoeken en lekker bijpraten. En dan als een haas weer terug naar Amsterdam, waar behalve haar kat ook het concertseizoen van Malle Symen wacht.


Wat drijft een muziekstudent uit Wenen naar Amsterdam? Het antwoord rolt er vlot en simpel uit: docent Walter van Hauwe, internationaal coryfee binnen het kleine blokfluitwereldje.
"Toen ik in Wenen begon te studeren, wist ik al dat ik op den duur naar Amsterdam wilde," bekent Raphaela Danksagmüller.  Want, voor wie het nog niet  besefte: Nederland is echt een blokfluitland. "De studenten komen zelfs vanuit Japan en Australië hierheen. En ik moet zeggen dat mijn liefde voor de blokfluit nog is gegroeid sinds ik Nederlandse blokfluitisten heb gehoord."

Rphaela voltooide haar opleiding dus aan het Conservatorium van Amsterdam, waar studenten per cursusjaar slechts één maand lang één uur hoofdvakles per week  krijgen. De voornaamste reden voor deze lesschaarsste  is dat de docenten tevens uitvoerende musici zijn wier eigen concertpraktijk (te) veel tijd vergt. Een didactische rationalisatie lijkt het argument dat dit de studenten dwingt om zelfstandig te leren werken. 
Raphaela Danksagmüller: `Voor mij was dit systeem inderdaad perfect, maar dat gold niet voor iedereen.  En ik geef toe dat het ook wel een reden was om eerst vier jaar in Wenen te studeren. Daar heb ik alvast alle bijvakken gedaan."
Zes jaar zit Raphaela nu in Nederland en ze spreekt de taal bijna vloeiend. “Ik had van tevoren een cursusje gevolgd, maar je moet toch echt hier wonen om het goed te leren.”

Het Malle Symen Quartet ontstond vlak na Raphaela´s aankomst in 1994, binnen wat toen nog het Sweelinck Conservatorium heette. “We moesten ons aan elkaar voorstellen. Toen zei  ik dat ik ontzettend graag ensemble wilde spelen.”  Prompt stonden er drie gelijkgestemde zielen op: Katja Blischke, Ina Wieczorek en Cathelijne Hensing. Een nieuw kwartet was geboren.

`Malle Symen` oftewel Gekke Simon is de titel van een 17e eeuws chanson. Al ging de tekst helaas verloren, grote geesten als Farnaby en Sweelinck gebruikten de melodie als basis voor tal van composities. Katja, Raphaela, Ina en Cathelijne ontdekten de naam al bladerend in de roemruchte leerbundel Der Fluyten Lusthof (1649) van blokfluitgoeroe Jacob van Eyck. Volgens een gedicht uit 1629 zou Malle Symen een personage zijn geweest met een "onbeschaemd" karakter.

Het kwartet identificeert zich in zoverre met zijn excentrieke peetoom, dat men geen traditioneel blokfluitensemble wil zijn. Malle Symen poogt af te rekenen met het  image van de verstarde en verstofte muziekarcheoloog.
“Bij blokfluit denken veel mensen toch nog aan een wat saaie sfeer,” verzucht Raphaela. “Wij proberen ons op het podium zo afwisselend mogelijk te presenteren, compleet met zingen, bewegen en het inlassen van grappige elementen. Zo hebben we onlangs les genomen van een actrice. En we zijn  al zes jaar bezig met componisten te inspireren om voor ons te schrijven. Zo´n samenwerking is heel leuk. Je bent erbij als de muziek ontstaat.”

Inmiddels beschikt Malle Symen over een serie splinternieuwe werken van zo´n vijftien componisten. Toch wel een indicatie dat je als kwartet serieus wordt genomen.
Raphaela: “Ja, en wat erg leuk was: dat we bij de Internationale Gaudeamus Competitie in oktober 1999 als enig ensemble in de finale kwamen. We hebben toen een vierde prijs gekregen.  Zulke dingen zijn belangrijk voor componisten. Die denken dan: O, laat ik toch maar iets voor hen schrijven.”

Soms spelen ze alleen maar oude muziek, bijvoorbeeld Renaissance-muziek op een Renaissance-consort.  Soms ook mengen ze oude muziek, zelfs Middeleeuwse muziek, met moderne muziek.
“Het hangt er een beetje vanaf waar we spelen. Op sommige plaatsen hebben mensen doorgaans wat meer moeite hebben met het hedendaags idioom. Maar je hebt van die kleinere podia zoals De IJsbreker; daar spelen we dus alleen maar moderne muziek, want daar heb je een publiek dat daar ook echt voor komt."

Malle Symen probeert momenteel om de oude muziek daadwerkelijk met de hedendaagse te verbinden. We werken nu aan een programma dat we Link noemen. We geven een moderne componist twee partituren, van bijvoorbeeld Guillaume de Machaut en Josquin des Prés.  Die schrijft dan twee nieuwe stukken met de oude muziek als basis. En vervolgens gaan we deze oude muziek én de nieuwe composities in één programma presenteren."

Een andere, meer onderhuidse karakteristiek van het Malle Symen Quartet is het "self-management" oftewel zonder impresariaat netwerken dat het een aard heeft.
"Wat wij doen is niet alleen repeteren als een gek,maar ook het leggen en onderhouden van contacten. Katja maakt al ons publiciteitsmateriaal. We hebben een uitgebreide mailing list en we blijven vaak na concerten nog een poosje met mensen praten. Een tijdlang stuurden we ook brochures en brieven naar adressen in Duitsland, maar meestal kregen we dan geen antwoord. Ze moeten jou nu eenmaal echt ergens van kennen.”
Raphaëla is nu bezig om in Oostenrijk wat contacten op te bouwen: “Want dat is toch wel een doelstelling van ons: om ook wat meer naar het buitenland te gaan.  Allerlei  mensen ontmoeten, samen spelen. Dat is het eigenlijk het mooiste facet van ons vak."

(i.o.v. de Stentor, jaartal onbekend (ca. 1997?)