vrijdag 28 april 2006

Eerbiedig kippenvel bij CREDO

CREDO-Koor (Sint Petersburg) 
Odeon Zwolle, 23 oktober 2003


Uit Sint Petersburg komen ze, en dat willen ze weten ook. Dit concert is opgedragen aan de 300ste verjaardag van Ruslands muziekstad bij uitstek, “Pjotr” voor intimi. En alleen in het begin lijkt je vrees te worden bewaarheid: de monumentale CREDO-klank past niet in de kleine, volle Manegezaal. Bortniansky’s barokke kathedraalmuziek smeekt om een bevrijdende nagalm, en die kun je vergeten tegenover oplopende rijen vol truien en vesten. Voor dit zestal in zwarte smoking is het dus aftasten. Het Koorconcert nr. 15 krijgt een wat schoolse vertolking - o zeker, mét punctuele inachtneming van alle interpretatie-afspraken, maar echt van binnenuit komt het nog niet.

Dat euvel is gauw verholpen. Bij een psalm van Tsjesnokov is de zachte intro met subtiel verglijdende dissonanten goed voor eerbiedig kippenvel. Vocale techniek en onderlinge afstemming zijn van een vakmanschap dat de kwalificatie “virtuoos” rechtvaardigt.
En noodt bij Rachmaninov het ingetogen “Alleluia, alleluia” al tot bespiegeling en devotie, bij  het “Otsje Nasj” (Onze Vader) van Rotatsj bedwing je de neiging om een kruisje te slaan. Die vederlichte, ja etherische tenor, opstijgend boven het fundament van een zinderende octaafbas met de warme schakeringen van een strijkinstrument - wát een sfeer en wat een diepgang, maar tegelijkertijd: wát een concentratie en ambachtelijke no-nonsense houding!

Ook in het profane gedeelte staat beheersing voorop. Transparant pianissimo laat geen ruimte voor foefjes en verdoezelingen: dit is allemaal je reinste kunde. Klankgeworden bladgoud, geleidelijk aanzwellend tot een welgevormd plastiek van edelstaal. Weemoedige overpeinzingen bij een “Snelle Rivier” zijn hier een prachtig voorbeeld van.
En in het kozakkenlied geen quasi-naturelle brulpartijen, geen stoere triomfkreten; zelfs de vreugde over de overwinning op Zweden in 1702 lijkt zich te beperken tot gepaste binnenpret.

Wie opwerpt dat steriliteit en academisme op de loer liggen, moet zijn woorden terugnemen bij het saloneske liederenrecital na de pauze. Een voor een staan ze vergenoegd naast de vleugel te soleren als betrof het een informeel huisconcert. Waarbij ze hun onkreukbaar butler-imago laten varen en hun theatrale talenten aanspreken. Met als toegift een heerlijk pathetisch lied van Rotatsj.  Kijk, en daar leent zo’n Manegezaal zich nou weer uitstekend voor.