donderdag 22 oktober 2015

Het verhaal van een enkeling

De geschiedenis van een Joodse Elburger


Wie moeten we herdenken, en hoe? Zowel voor als na 1945 vonden vele miljoenen een wrede dood, in oorlogen die zijzelf nooit hadden gewild. Geen beschrijving kan ooit rechtdoen aan al die angst, pijn en verdriet, besefte Willem van Dijk. Daarom hield hij het bij een sobere vertelling over één gewone jongen: Joop de Lange uit Elburg.

door Margaretha Coornstra

“… mijn zoon, vertel dan het verhaal van die ene jongen, dat ene meisje, dat ene gezin. Laat de enkeling voortleven in onze herinnering, opdat de mensen nooit zullen vergeten.” 
Zo luidt de vaderlijke raad uit het Preludium, dat de vertelling inleidt. Want Willem van Dijk noemt zijn recente boek uitdrukkelijk ‘een vertelling’, geen roman. “Alle namen, alle locaties, alle feiten stemmen overeen met de werkelijkheid – inclusief, helaas, het einde.” Alleen de dialogen tussen de personages vulde hij zelf in en lardeerde het geheel met teksten uit de Torah en eigen gedichten.

‘De enkeling’ wiens geschiedenis hier wordt verteld is Joop de Lange (1922-1943), afkomstig uit een eenvoudig Elburgs gezin. Keurige ouders, getalenteerde zoon. Joop speelt uitstekend viool en doorloopt moeiteloos het gymnasium. Maar zijn voorgenomen studie in Wageningen gaat niet door. De reden: hij is Joods.
Zijn ouders Hartog en Susanne de Lange zien lang voor 1940 de gevaren van het nationaalsocialisme. Ze besluiten om een Joods pleegkind uit Essen op te nemen. Want, zo overpeinst moeder Susanne: “Als kleine kinderen de verschrikkingen moesten meemaken waarvan zij en Hartog in de kranten lazen, dan rezen je de haren ten berge (…) De verontwaardiging was algemeen hier in Nederland, maar intussen weigerde die steile Colijn de stumpers die [Duitsland] probeerden uit te komen, gastvrijheid te verlenen.” 
Enkele jaren later moeten ze zelf huis en haard ontvluchten. Joop vindt een onderduikadres in Het Apeldoornsche Bosch, een Joodse psychiatrische instelling.
Van Dijk: “Joop was een intelligente jongen, maar hij maakte één grote denkfout. Zijn redenering luidde: de nazi’s hebben een hekel aan Joden én aan gekken. Dan kun je dus nergens veiliger onderduiken dan bij Joodse gekken, want daar willen ze natuurlijk al helemáál niks mee te maken hebben.”

Het Apeldoornsche Bos
Triest genoeg stond Joop niet alleen in zijn naïviteit. Ook geneesheer-directeur Jacques Lobstein van Het Apeldoornsche Bosch vertrouwde hardnekkig op een toezegging van overheidswege dat zowel personeel als patiënten ongemoeid zouden worden gelaten. Van Dijk: “Zijn collega Speyer heeft hem gesmeekt om iedereen te evacuëren, maar Lobstein bleef volhouden dat het wel goed zat.”

Op 20 januari 1943 breekt het uur van de waarheid aan. Die avond en nacht worden bijna 1200 patiënten opgepakt – sommige naakt, sommige in dwangbuis, totaal gedesoriënteerd, overstuur – en met hen vijftig personeelsleden. Voor hen staat een trein gereed met veertig veewagons. Die trein brengt hen vanuit Apeldoorn via Westerbork naar Auschwitz-Birkenau, waar alle patiënten meteen na aankomst worden verbrand. 
Van Dijk spreekt geëmotioneerd over deze gebeurtenis. “Dat is verschrikkelijk geweest, hoe ruw al die gehandicapte en verwarde mensen in de wagons bovenop elkaar werden gesmeten. Zelfs al was iemand overtuigd nationaalsocialist: hoe kón je zoiets doen? Sommige mensen waren niet eens in staat om te lopen! Als je vandaag zó varkens of kippen zou vervoeren, werd je meteen aangeklaagd!”
Deze tragedie van Het Apeldoornsche Bosch is meermalen artistiek bewerkt; onder meer door Eli Asser (die er destijds als verpleger werkte) in zijn toneelstuk ‘Aan de vooravond’. Anders dan Joop de Lange besloot Eli Asser op 20 januari om alsnog te vluchten en elders onder te duiken.

DNA
Willem van Dijk kwam op de het idee voor zijn hoofdpersoon na gedachtewisselingen met twee stadgenoten: Han van den Pol, eigenaar van de Elburger Boekhandel, en historicus Willem van Norel. “Ik wilde over de Tweede Wereldoorlog schrijven en overwoog dat het interessant zou zijn om eens een jongere centraal te stellen. Na met Han en Willem te hebben gepraat, dacht ik: als iemand een verhaal verdient, dan is het Joop.”
De keuze voor een Joodse Elburger als hoofdpersoon ligt voor de hand. De voormalige stadsdichter van Elburg woont hier al 27 jaar en is deels van Joodse afkomst. “Mijn moeders vader was Joods, dus volgens de Halacha, de Joodse wet, geldt dat eigenlijk niet: je mag je pas Joods noemen als je uit een Joodse moeder bent geboren. Maar ach, in liberaal-Joodse kringen zeggen ze inmiddels: waar hébben we het over…? Met de huidige kennis van DNA is dit voorschrift natuurlijk achterhaald. Maar ooit was het een spitsvondige manier om zeker te zijn dat een kind Joods was.”

Staat dit niet haaks op het Oude Testament? Want daar lijkt eerder te gelden dat iedereen Joods is die zich Joods vóelt. Zoals Rachab, een hoer uit Jerichodie een van de stammoeders van Jezus werd. 
Van Dijk knikt begrijpend: “Ja. En Ruth, de Moabitische, die tegen haar schoonmoeder zegt: ‘Uw land is mijn land en uw God is mijn God.’ Maar dit voorschrift over een Joodse moeder is ook pas later ontstaan, in de diaspora. Ik denk dat het vooral een manier was om de boel bij elkaar te houden, in tijden van vervolgingen.” 

Kruisvaarders
Dat Willem van Dijk – zelf praktiserend christen – al vijf jaar intensief betrokken is bij het Museum Sjoel in Elburg, spreekt welhaast vanzelf. Verbonden als hij zich voelt met beide tradities, schuwt hij in zijn boek ook niet om af en toe op het scherpst van de snede te balanceren. “Ik begin zo langzamerhand een gloeiende hekel aan die timmerman uit Nazareth te krijgen,” zo laat hij de jonge Joop er op een dag uitflappen, tot ontsteltenis overigens van diens ouders.

Van Dijk: “Laten we eerlijk zijn: als er één groep is die de Joden altijd heeft achtervolgd en onderdrukt, dan zijn het de christenen, veel meer nog dan de moslims! Die kruistochten waren heus niet alleen bedoeld om daarginds in het Heilige Land de moslims te bekeren. Nee, onderweg kwamen ze door Europese steden waar Joden verplicht in ghetto’s woonden, en dan joegen de kruisvaarders die mensen bij elkaar en vermoordden ze. Of neem de Inquisitie van De Torquemada: in 1492 heeft Spanje alle Joden het land uitgezet die zich niet tot het christendom bekeerden. Die vluchtten naar Portugal, maar werden daar in 1497 opnieuw verdreven.”
 

De Joods-Amerikaanse auteur Hannah Green schreef haar historische roman ‘The King’s Persons’ over het bloedbad anno 1190 in York…
“Ha ja, York! Ook zo’n voorbeeld: Richard Leeuwenhart wordt gekroond, het volk wil een feestje bouwen en dus jagen ze alle Joden op een toren en stoken daar een fikkie onder! Maar ook Maarten Luther schreef in 1543 een boekje: ‘Over de Joden en hun leugens’. Daarin stelde hij voor om alle synagogen en Joodse scholen af te branden. Hij vond zelfs dat de politiek daar een taak in had. Ik zeg je: zonder Luther had Hitler nooit een poot aan de grond gekregen! Joseph Goebbels kon zó voortborduren op Luthers theorieën.”
 

Maar paus Johannes Paulus II kwam in 2000 als pelgrim naar Israël, knielde neer bij de Klaagmuur en bad om vergeving.
“Ja, Johannes Paulus II was de eerste. Hij is ook met Elie Wiesel (holocaust-overlevende, schrijver en Nobelprijswinnaar, MC) in gesprek gegaan: wat kan de Kerk doen om nog iets goed te maken? En Wiesel antwoordde: ‘Uwe Heiligheid, misschien zou u de komende tweeduizend jaar eens kunnen zwijgen?’ Briljant!”
Voetbalwedstrijd
Momenteel is er weer een toename van antisemitische uitingen op straat en in de media.  

“Ja, en jonge mensen leren tegenwoordig te weinig over de geschiedenis. Dat is een deel van het probleem. Het is ontzettend belangrijk om te weten hoe iets vanuit het verleden is ontstaan. Jochies zitten daar bij voetbalwedstrijden te zingen: ‘Joden die branden het best’, maar snappen helemaal niet waar ze het eigenlijk over hebben. Ze willen provoceren, shockeren. Zulke jongelui zou je in de kraag moeten grijpen en zeggen: ‘Leg eens uit, wat bedoel je daarmee?’ Dan staan ze met hun mond vol tanden. Laatst vroeg iemand me: ‘Hebben jullie in Elburg dan geen last van graffiti, met hakenkruizen en zo, op de muur van de Sjoel…?’ Nee, daar hebben wij in Elburg geen last van. En hoe komt dat? Doordat de scholen in de gemeente Elburg zowel in groep 8 van de basisschool als klas 3 van de middelbare school op excursie gaan naar de Sjoel. Daar mogen ze rondkijken in die synagoge, ze zien oude foto’s van Joodse gezinnen uit Elburg en we vertellen hun uitgebreid over het Jodendom en over de Tweede Wereldoorlog. Dus de jeugd hier Elburg weet wat er gebeurd is. Die hooligans moesten ook eens een paar lessen komen volgen.”


Willem van Dijk: ‘Joop – Een vertelling uit Elburg’. Free Musketeers, 2015. ISBN 978-90-484-3662-0. N.B. Binnenkort in het Engels verkrijgbaar via www.amazon.com, voor UK, USA en Canada.


De Stentor, mei 2015

Geen opmerkingen:

Een reactie posten