zondag 2 november 2014

De natuurlijke dubbelrol van Nathalie Stutzmann

Dirigent en zangeres in één


Nathalie Stutzmann is een fenomeen. Vanwege haar donkere, fluwelen stemgeluid: een echte alt zoals je ze maar zelden tegenkomt. Maar ook vanwege haar uitgebreide repertoire op het terrein van opera, oratorium en liedkunst. En last but not least ontwikkelde ze zich tot een dirigente van formaat − een dirigente die bovendien moeiteloos kan schakelen tussen de rollen van orkestleider en zangeres.

Cd-cover Heroes from the Shadows



Tekst: Margaretha Coornstra


De Zweedse filmer Tord Martinsson maakte een levendige documentaire over Nathalie Stutzmann, in de periode dat ze met het Finse Sinfonietta Tapiola Beethovens ‘Eroïca’ repeteert. Hij belicht haar doortastende en kameraadschappelijke communicatie met de orkestmusici. Maar ook de felle gestiek waarmee ze de tegenaccenten aanduidt, de concentratie op het gezicht met de gesloten ogen, de bruuske hoofdbewegingen waarbij haar warrige haardos rondzwiept.
Een andere video toont haar in actie met haar eigen orkest Orfeo 55. Na ‘Une cantate imaginaire’ (met J.S. Bach) en ‘Prima Donna' (Vivaldi) brengt Orfeo 55 in oktober een nieuwe cd uit: ‘Les héros de l’ombre’ met operafragmenten van Händel. Stutzmann soleert als alt, naast countertenor Philippe Jaroussky. Chic maar praktisch gekleed − zwart jasje, zwarte pantalon, comfortabele lage schoenen – glijdt ze soepel van haar dirigentenrol naar die van altsoliste en vice versa. Al zingend boetseert ze de muziek met dezelfde gracieuze, koesterende gebaren die ze voor het orkest maakte. 

- Was het in uw studietijd moeilijk om te ontdekken wat uw eigenlijke stemvak was?
“O ja, absoluut! Lange tijd was ik een soort van mysterie voor mijn zangpedagogen. Als kind had ik al een opvallend lage stem. Mijn eerste zanglessen kreeg ik van mijn moeder (sopraan Christiane Stutzmann, MC). Toen ik wat ouder was en bij anderen ging studeren, kreeg ik te horen: ‘Je bent een mezzosopraan.’ Daar was ik erg blij mee, ik wilde graag een mezzo zijn. Maar later bleek dat ik dat dus beslist niet was… Het kostte behoorlijk wat tijd om te ontdekken dat ik een echte altstem had. En door te luisteren naar opnamen, van Kathleen Ferrier bijvoorbeeld, raakte ik vertrouwd met het idee. Het is namelijk best zwaar om te leven met een lage stem. De meeste mensen zijn niet zo bekend met dit stemvak, ze weten ook niet welk repertoire ze erbij moeten zoeken. Maar ik was van meet af aan vastbesloten om op onderzoek uit te gaan en een maximum aan verschillende componisten te vinden. Tja, je wilt toch ook niet je hele leven één en hetzelfde stuk blijven zingen. Ik heb ook steeds geprobeerd mijn geluid uit te breiden met verschillende kleuren.”


- Er lijkt sprake van een hardnekkige tendens bij zangdocenten om stemmen zo hoog mogelijk in te schatten...
“Klopt, ze willen je meestal de hoogte in duwen. Echte lage stemmen zijn ook zeldzaam. Onlangs was ik Helsinki voor de audities van de Mirjam Helin International Singing Competition. Er kwamen 320 mensen voorzingen en daaronder was geen enkele alt! Bij mannen zie je hetzelfde: weinig echte bassen, de meeste lagere stemmen zijn baritons. Maar heb je werkelijk een alt of bas, dan proberen docenten je in een hoger stemvak te plaatsen, met als gevolg dat ze de stem om zeep helpen. Dat is echt een probleem.”

- Hoe uniek is het om tijdens een optreden tegelijk te zingen en te dirigeren?
“Haha, op dit moment ís het waarschijnlijk uniek! Bij mijn weten ben ik de enige. Maar het is altijd een dwaze droom van mij geweest. Ik had altijd twee passies: zingen en dirigeren. Als zangeres bleef ik enigszins gefrustreerd over het feit dat ik maar één melodielijn had. En op een dag besloot ik: nu doe ik het, ik ga dirigeren. Iedereen verklaarde me voor gek, en het was ook waagstuk. Maar ik had het geluk dat ik meteen een geweldige ruimte kreeg toegewezen: het Arsenal in Metz, en dat mensen die mij op alle manieren steunden. En in vijf jaar heeft het orkest zich toch een eigen identiteit verworven. Tot dusver hebben we veel barokmuziek gedaan, maar ik heb nooit exclusief een barokorkest gewild. Alle musici spelen zowel op historische als hedendaagse instrumenten. En momenteel doen we onder meer ‘Verklärte Nacht’ van Schönberg.”

- Hoe moeilijk is het vandaag de dag voor een vrouw om als dirigent serieus te worden genomen?
“Dat wordt geleidelijk beter, maar het blijft lastig. Het vak heeft nog steeds een masculiene uitstraling. Als vrouw moet je sterk zijn om de sprong in het diepe te wagen. Nu heb ik persoonlijk geen moeite om mijn autoriteit te laten gelden, maar ik heb een paar voordelen: ik ben tamelijk lang, ik heb een brede muzikale achtergrond en een sterk karakter. Daarbij luidt mijn stellige overtuiging: als je het orkest respect betuigt en ervoor zorgt dat ze plezier hebben in het spelen, dan stellen de musici zich vanzelf open voor een vrouwelijke dirigent. Overigens heb ik gemerkt dat het publiek er altíjd voor openstaat!”

- De naam Orfeo is verklaarbaar, zeker als ik lees dat de vriendenvereniging Eurydice 55 heet. Maar waarom die 55?
“Ik wilde graag een naam met cijfers erin. En het getal 5 komt op een rare manier steeds terug in mijn leven... Ik vind de 5 ook het meest evenwichtige cijfer om te zien, met die rechte hoek aan de bovenkant en de ronding aan de onderkant. Maar ‘Orfeo 5’ deed me toch teveel denken aan Chanel No. 5, haha! Dus maakte ik er 55 van. En later hoorde ik dat in de middeleeuwse Napolitaanse geschiedenis het getal 55 kabbalistisch voor muziek staat, heel bijzonder.”


- De nieuwe cd met Orfeo 55 heet ‘Les héros de l’ombre’. Een poëtische naam.
“Ja, maar voor mij moet een titel ook betrekking hebben op de inhoud van het programma. En dit programma is een selectie van wonderschone operafragmenten, die alleen niet geschreven zijn voor de echte hoofdrollen, maar voor de bijrollen. Dus niet voor de helden in de spotlights, maar voor de helden die de schaduw blijven.”

- U geeft ook masterclasses. Wat is een karakteristiek thema in uw lessen?

“Laat ik vooropstellen dat er veel goede jonge zangers zijn, met prachtige stemmen. Maar de kwestie blijft: wat dóen ze met die stem? Ik vraag steevast: ‘Wat voel jij bij deze muziek, bij de tekst? Wat is jouw visie? En hoe wil jij die laten klinken?’ Vaak moet ik ze leren hoe ze expressief kunnen zijn; hoe ze de durf kunnen ontwikkelen om hun eigen specifieke opvatting te laten horen. Veel jonge zangers zijn te introvert. Begrijpelijk. Zingen is iets heel intiems, dus je voelt je naakt. Maar ik probeer ze toch over die drempel te duwen: ‘Overwin je verlegenheid, laat horen wat jíj hierbij voelt!’ En, ook belangrijk: ‘Hoe gebruik je jouw gevoelens om je interpretatie op te bouwen? Hoe fraseer je?’ Dat laatste is heel belangrijk voor de expressie: fraseren.” Met een zucht: “In feite zie je hier hetzelfde probleem als bij dirigeren...”

- Ik zag u Orfeo 55 dirigeren, met zulke vloeiende gebaren. En als u zich tot het publiek wendt voor ‘Ombra mai fu’, valt op hoe soepel het dirigeren in zingen overgaat; hoe natuurlijk, organisch...
“Organisch..? Ah, deze opmerking raakt me, werkelijk; dit is het beste compliment dat je me kunt geven! Zo ervaar ik het namelijk zelf ook. En dat is dus precies wat ik zo zielsgraag wil uitdragen, waarvoor ik erkenning wil: dat zingen en dirigeren eigenlijk een volstrekt natuurlijke combinatie is.”



Orfeo 55: ‘Les héros de l’ombre’.
Nathalie Stutzmann (dirigent & alt), Philippe Jaroussky (countertenor).
Deutsche Grammophon, oktober 2014.


© Margaretha Coornstra i.o.v. Luister, 31 oktober 2014

Geen opmerkingen:

Een reactie posten