OPERA Recensie
‘Dido & Aeneas, Liefde en Hel’.
Barokopera Amsterdam
o.l.v. Frédérique Chauvet.
Regie: Sybrand van der Werf.
Odeon Zwolle, 8 maart, Zutphen, 20 maart 2014
4 sterren
Regie: Sybrand van der Werf.
Odeon Zwolle, 8 maart, Zutphen, 20 maart 2014
4 sterren
door Margaretha Coornstra
Eigenlijk duurt één van ’s werelds populairste opera’s, Purcells
‘Dido & Aeneas’ pakweg een uur. Maar Barokopera Amsterdam heeft er een
ommetje door de onderwereld aan vastgeplakt. Dat betekent dat we na de pauze worden
onthaald op ‘helse’ fragmenten uit andere opera’s van Lully, Händel en Rameau.
Soms kolderiek, soms aangrijpend geënsceneerd, met een paar carnavaleske
duiveltjes enerzijds en verwijzingen naar de Hel van Dante anderzijds. Dat het
merkbaar een compilatie betreft in plaats van één geheel, mag de vlagen van
ontroering niet drukken.
Een paar minpuntjes: de vertaling van Nahum Tate’s libretto in de boventiteling is beschamend oubollig, in schril contrast tot de waardige Vergilius-vertalingen van Piet Schrijvers. In ‘Dido & Aeneas’ blijft de psychologie soms wat onderbelicht. En bij de eerste aria van Dido (‘Ah, Belinda…!’) doet de combinatie van een hoog tempo met een onrustige ademtechniek het ergste vrezen voor Dido’s Lament. Al blijkt die zorg overbodig. Dido (Caroline Carten) stijgt boven zichzelf uit in de sterfscène: haar gave melodielijnen, beheerste dynamiek en ingetogen expressie zorgen voor een hartbrekend einde.
En verder valt er eigenlijk alleen maar goeds te melden. Frappante vondst: de ‘handenchoreografie’ van de heksen. De frisse, lenige sopraan van Wendy Roobol en de warme countertenor Jan Kullman leveren voortreffelijk werk, vooral in de ensembles. Sowieso is het opmerkelijk hoe zes vocalisten het gemis van een koor doen vergeten. Ook qua aankleding is het low budget listig benut, met enkele highlights: het zonnekleed van Mercurius, de watermantel van Charon, de hooggehakte bokkepoot van een duivel. Het achtkoppig barokorkest en de uitgekiende belichting doen de rest.
Een paar minpuntjes: de vertaling van Nahum Tate’s libretto in de boventiteling is beschamend oubollig, in schril contrast tot de waardige Vergilius-vertalingen van Piet Schrijvers. In ‘Dido & Aeneas’ blijft de psychologie soms wat onderbelicht. En bij de eerste aria van Dido (‘Ah, Belinda…!’) doet de combinatie van een hoog tempo met een onrustige ademtechniek het ergste vrezen voor Dido’s Lament. Al blijkt die zorg overbodig. Dido (Caroline Carten) stijgt boven zichzelf uit in de sterfscène: haar gave melodielijnen, beheerste dynamiek en ingetogen expressie zorgen voor een hartbrekend einde.
En verder valt er eigenlijk alleen maar goeds te melden. Frappante vondst: de ‘handenchoreografie’ van de heksen. De frisse, lenige sopraan van Wendy Roobol en de warme countertenor Jan Kullman leveren voortreffelijk werk, vooral in de ensembles. Sowieso is het opmerkelijk hoe zes vocalisten het gemis van een koor doen vergeten. Ook qua aankleding is het low budget listig benut, met enkele highlights: het zonnekleed van Mercurius, de watermantel van Charon, de hooggehakte bokkepoot van een duivel. Het achtkoppig barokorkest en de uitgekiende belichting doen de rest.
© Margaretha Coornstra i.o.v. de Stentor, 10-03-2014
Geen opmerkingen:
Een reactie posten