Bespreking van een monografie
Op 6 mei 2013 is het tien jaar geleden dat de Noord-Veluwse kunstenaar Chris ten Bruggen Kate op 82-jarige leeftijd overleed. Aanleiding voor een dubbele overzichtsexpositie in zowel Hattem als Elburg.
Maar ook voor een monografie, met de intrigerende titel ‘STIL’.
'Winterlandschap'. Olieverf op doek, na 1975 |
door Margaretha Coornstra
Een welbespraakt charmeur, een zachtaardige schelm. Zo zullen veel mensen zich
Chris ten Bruggen Kate herinneren van vernissages en vriendenborrels. Maar zo
luidruchtig en lichtvoetig als hij zich in gezelschap kon presenteren, zo
verstild en geladen is het werk dat hij naliet. Sinds de jaren vijftig streefde
Ten Bruggen Kate steeds intenser ‘de kunst van het weglaten’ na. Wat overbleef,
waren sterk vereenvoudigde landschappen van een weidse leegte: uitgestrekte velden,
een paar gestileerde bomen met slechts enkele takken, verlaten boerderijen. En
alles overgoten met dat vervreemdend, welhaast mystiek aandoend schijnsel, een
vaag-dreigend en droomachtig licht.
‘STIL – Leven en werk van Chris ten Bruggen Kate (1920-2003)’ luidt de volledige titel van de monografie, die op 11 mei verschijnt. Verschillende auteurs zorgden voor een biografische schets, een kunsthistorische beschouwing en interviews met vrienden en collega-kunstenaars. Overigens is dit boek niet bedoeld als catalogus bij de overzichtsexposities in Elburg en Hattem. Behalve de teksten bevat het namelijk foto’s van zo’n 150 werken – veel meer dan twee kleine musea in deze Veluwse vestingstadjes kunnen herbergen.
‘STIL – Leven en werk van Chris ten Bruggen Kate (1920-2003)’ luidt de volledige titel van de monografie, die op 11 mei verschijnt. Verschillende auteurs zorgden voor een biografische schets, een kunsthistorische beschouwing en interviews met vrienden en collega-kunstenaars. Overigens is dit boek niet bedoeld als catalogus bij de overzichtsexposities in Elburg en Hattem. Behalve de teksten bevat het namelijk foto’s van zo’n 150 werken – veel meer dan twee kleine musea in deze Veluwse vestingstadjes kunnen herbergen.
Chris ten Bruggen Kate wordt in 1920 geboren in Utrecht. Zijn
vader overlijdt als hij anderhalf jaar oud is. Naast zijn moeder houdt zijn oom
Otto van Leersum toezicht op zijn opvoeding.
Chris groeit op als een gevoelig, wat eenzaam kind, dat veel van dieren houdt. Al vroeg is hij hartstochtelijk aan het tekenen en beweert dat hij kunstenaar wil worden. Zijn moeder en oom doen die beroepskeuze af als een weinig eerzame buitenissigheid. Na de mulo stuurt oom Otto hem naar de zeevaartschool in Den Helder. ‘Maar aangezien ik daar geen zin in had, zorgde ik er wel voor dat ik daar zo snel mogelijk vanaf getrapt werd’, zo blikt Chris later op die episode terug.
Tja, dan moet deze welbespraakte jongen maar ‘in de handel’, besluiten zijn opvoeders. Chris wordt baliemedewerker in een Utrechtse verfwinkel, waar hij tenminste warme belangstelling kan opbrengen voor een ambachtelijke kant van het schildersvak: het werken met pigmenten en het mengen van kleuren. Helaas, door zijn even warme belangstelling voor de dochter van zijn baas komt hij op straat te staan.
Kunstenaarskolonie
In 1937 zwichten moeder en oom tenslotte voor Chris’ vurig verlangen om het kunstvak in te gaan. Maar aangezien ze problemen voorzien binnen het studentenleven (“Op zo’n academie geven ze toch alleen maar erotische feesten…!”) stuurt oom Otto zijn pupil naar Nunspeet, om als paying guest in de leer te gaan bij kunstschilder Hendrik Willem de Jong (1876-1950).
Geen slechte keus, want vanaf 1890 heeft zich in deze streek op de Noordwest-Veluwe een kunstenaarskolonie gevormd, zoals gelijktijdig ook in het Noord-Duitse Worpswede gebeurde. Geheel volgens de tijdgeest (terug naar de eenvoud van het platteland) kwamen vanuit verschillende windrichtingen kunstenaars ‘achter het geld aan van de eerste toeristenstroom’, zoals het in de inleiding van ‘STIL’ heet. Omgekeerd oefent de aanwezigheid van die kunstenaars weer aantrekkingskracht uit op nieuwe toeristen.
Inleider Herman van Ree vergelijkt Nunspeet en omgeving met het Franse Barbizon, waar zich eerder een vergelijkbare ontwikkeling had voorgedaan. Hij noemt meer overeenkomsten tussen Barbizon en de Noord-Veluwe: “Vrijwel alle kunstenaars werkten impressionistisch en schilderden ‘en plein air’, met de omgeving als decor voor hun werk.” Mensen als Jan van Vuuren, Arthur Briët, Ben Viegers, Hendrik Verburg en Hendrik Willem de Jong bouwden voort op het impressionisme van de Haagse en Larense School. Er gaan de laatste jaren zelfs stemmen op om ook de term ‘Veluwse School’ te lanceren.
Chris groeit op als een gevoelig, wat eenzaam kind, dat veel van dieren houdt. Al vroeg is hij hartstochtelijk aan het tekenen en beweert dat hij kunstenaar wil worden. Zijn moeder en oom doen die beroepskeuze af als een weinig eerzame buitenissigheid. Na de mulo stuurt oom Otto hem naar de zeevaartschool in Den Helder. ‘Maar aangezien ik daar geen zin in had, zorgde ik er wel voor dat ik daar zo snel mogelijk vanaf getrapt werd’, zo blikt Chris later op die episode terug.
Tja, dan moet deze welbespraakte jongen maar ‘in de handel’, besluiten zijn opvoeders. Chris wordt baliemedewerker in een Utrechtse verfwinkel, waar hij tenminste warme belangstelling kan opbrengen voor een ambachtelijke kant van het schildersvak: het werken met pigmenten en het mengen van kleuren. Helaas, door zijn even warme belangstelling voor de dochter van zijn baas komt hij op straat te staan.
Kunstenaarskolonie
In 1937 zwichten moeder en oom tenslotte voor Chris’ vurig verlangen om het kunstvak in te gaan. Maar aangezien ze problemen voorzien binnen het studentenleven (“Op zo’n academie geven ze toch alleen maar erotische feesten…!”) stuurt oom Otto zijn pupil naar Nunspeet, om als paying guest in de leer te gaan bij kunstschilder Hendrik Willem de Jong (1876-1950).
Geen slechte keus, want vanaf 1890 heeft zich in deze streek op de Noordwest-Veluwe een kunstenaarskolonie gevormd, zoals gelijktijdig ook in het Noord-Duitse Worpswede gebeurde. Geheel volgens de tijdgeest (terug naar de eenvoud van het platteland) kwamen vanuit verschillende windrichtingen kunstenaars ‘achter het geld aan van de eerste toeristenstroom’, zoals het in de inleiding van ‘STIL’ heet. Omgekeerd oefent de aanwezigheid van die kunstenaars weer aantrekkingskracht uit op nieuwe toeristen.
Inleider Herman van Ree vergelijkt Nunspeet en omgeving met het Franse Barbizon, waar zich eerder een vergelijkbare ontwikkeling had voorgedaan. Hij noemt meer overeenkomsten tussen Barbizon en de Noord-Veluwe: “Vrijwel alle kunstenaars werkten impressionistisch en schilderden ‘en plein air’, met de omgeving als decor voor hun werk.” Mensen als Jan van Vuuren, Arthur Briët, Ben Viegers, Hendrik Verburg en Hendrik Willem de Jong bouwden voort op het impressionisme van de Haagse en Larense School. Er gaan de laatste jaren zelfs stemmen op om ook de term ‘Veluwse School’ te lanceren.
'Boslaan in herfstkleuren'. Olieverf op doek, 1948 |
De Jong blijkt voor Chris een streng doch degelijk leermeester. Kunst begint
bij technische beheersing, en die beheersing begint bij goed kijken en natekenen.
Een exercitie die Ten Bruggen Kate zijn hele leven lang zal bijblijven, is het
de weergave in houtskool van een wit ei op een wit bord op een wit tafellaken.
Aanvankelijk voegt hij in bij de ‘Nunspeetse’ stroming van schilderende dorpsgenoten als Jaap Hiddink en Jos Lussenburg. Een fraai bewijs van zijn talent en vaardigheid is de ‘Boslaan in herfstkleuren’. Toch vindt hij in deze naturalistische benadering nog niet zijn artistieke draai. Hij zoekt de uitbreiding van zijn expressiemogelijkheden onder meer in poëzie en ontwikkelt zich tot een verdienstelijk dichter, zoals enkele in ‘STIL’ opgenomen verzen getuigen. Ook het toneel heeft zijn belangstelling. In 1947acteert hij met het Leekenspelersgenootschap in een allegorisch openluchtspel bij de plaatselijke Bosvijver, een initiatief overigens van een oudere Nunspeetse schilder-dichter, Hendrik Verburg.
Aanvankelijk voegt hij in bij de ‘Nunspeetse’ stroming van schilderende dorpsgenoten als Jaap Hiddink en Jos Lussenburg. Een fraai bewijs van zijn talent en vaardigheid is de ‘Boslaan in herfstkleuren’. Toch vindt hij in deze naturalistische benadering nog niet zijn artistieke draai. Hij zoekt de uitbreiding van zijn expressiemogelijkheden onder meer in poëzie en ontwikkelt zich tot een verdienstelijk dichter, zoals enkele in ‘STIL’ opgenomen verzen getuigen. Ook het toneel heeft zijn belangstelling. In 1947acteert hij met het Leekenspelersgenootschap in een allegorisch openluchtspel bij de plaatselijke Bosvijver, een initiatief overigens van een oudere Nunspeetse schilder-dichter, Hendrik Verburg.
Gestileerd realisme
Dan komt de ommekeer. Chris ten Bruggen Kate ziet het licht halverwege de jaren vijftig, als hij in het Stedelijk Museum te Amsterdam een expositie over het magisch realisme bezoekt. Met name de werken van Pyke Koch en Carel Willink raken hem diep: dít is het!
“Vanaf dat moment begint hij geleidelijk elementen uit het magisch realisme te verweven in de hem bekende schilderstijl,” schrijft kunsthistorica Linda Trip in ‘STIL’. “Zijn werken worden lichter, de figuren en objecten abstracter en de kleuren minder natuurgetrouw.” In 1965 haalt hij de landelijke pers als de minister van CRM, Maarten Vrolijk, in Zwolle een expositie opent en bij die gelegenheid een Ten Bruggen Kate koopt. Toch zal het nog zo’n vijftien jaar duren voordat zijn stijl zich consolideert. In 1978 exposeert hij in Galerie Tholen te Bergen aan Zee, naast niemand minder dan de wereldberoemde surrealist en societyfiguur Salvador Dalí. Zielsgelukkig is Chris als de Telegraaf-recensent Ed Wingen hem bij die gelegenheid ‘de vader van het gestileerde realisme’ noemt. Een typering die hij veelvuldig zal citeren, als bekroning van decennialang zoeken naar een stijl die bij hem past. Exposities in andere prestigieuze galeries als Galerie Siau (Amsterdam) en Artterre (Eefde) zorgen, mét het lidmaatschap van de hoofdstedelijke kunstenaarsvereniging Sint Lucas, dat Chris ten Bruggen Kate een naam van betekenis wordt binnen de nationale kunstwereld.
Dan komt de ommekeer. Chris ten Bruggen Kate ziet het licht halverwege de jaren vijftig, als hij in het Stedelijk Museum te Amsterdam een expositie over het magisch realisme bezoekt. Met name de werken van Pyke Koch en Carel Willink raken hem diep: dít is het!
“Vanaf dat moment begint hij geleidelijk elementen uit het magisch realisme te verweven in de hem bekende schilderstijl,” schrijft kunsthistorica Linda Trip in ‘STIL’. “Zijn werken worden lichter, de figuren en objecten abstracter en de kleuren minder natuurgetrouw.” In 1965 haalt hij de landelijke pers als de minister van CRM, Maarten Vrolijk, in Zwolle een expositie opent en bij die gelegenheid een Ten Bruggen Kate koopt. Toch zal het nog zo’n vijftien jaar duren voordat zijn stijl zich consolideert. In 1978 exposeert hij in Galerie Tholen te Bergen aan Zee, naast niemand minder dan de wereldberoemde surrealist en societyfiguur Salvador Dalí. Zielsgelukkig is Chris als de Telegraaf-recensent Ed Wingen hem bij die gelegenheid ‘de vader van het gestileerde realisme’ noemt. Een typering die hij veelvuldig zal citeren, als bekroning van decennialang zoeken naar een stijl die bij hem past. Exposities in andere prestigieuze galeries als Galerie Siau (Amsterdam) en Artterre (Eefde) zorgen, mét het lidmaatschap van de hoofdstedelijke kunstenaarsvereniging Sint Lucas, dat Chris ten Bruggen Kate een naam van betekenis wordt binnen de nationale kunstwereld.
Bij de Zwolse kunstenaarsvereniging Het Palet staat Chris in hoog aanzien, niet in de laatste plaats door zijn prijzenswaardig arbeidethos. Op zijn atelier maakt hij lange werkdagen. Wel becommentariëren sommige collega’s zijn perspectief, mopperen dat hij daar toch ‘te slordig mee omspringt’. Linda Trip benadrukt in ‘STIL’ echter de bewuste keuze voor deze vertekening. Ze vergelijkt ook zijn aanpak van stillevens met die van Gino Severini: “Net als deze kubist besteedt Ten Bruggen Kate geen realistische aandacht aan perspectief, diepte of werkelijkheid. Het lijkt of de objecten elk moment van de scheve tafel kunnen vallen en toch staan ze stevig op hun plek.”
‘Winterkoninkje’
Met de zakelijke kant van zijn beroep bemoeit Chris zich
relatief weinig. De financiën laat hij graag over aan zijn meer pragmatische vrouw
Lenie, het schildersmodel op wie hij in 1950 smoorverliefd werd en met wie hij
tot aan zijn dood getrouwd blijft. Wel zoekt hij zelf het gezelschap van mensen
met een hoge sociaaleconomische status, zoals Eikenaar smeuïg vertelt: “Als je
met Chris ergens een opening bezocht en hij een groepje onmiskenbaar bemiddelde
mensen in het oog kreeg, mompelde hij met opeengeklemde tanden: ‘Dáár komt het
geld…!’ Dan trok ie z’n buik in, stapte glimlachend op die mensen af en
onderhield zich beminnelijk met de notabelen.”
'Eenzaam erf'. Olieverf op doek, 2000 |
In zijn latere levensfase kiest Chris ten Bruggen Kate voor
sterkere, opvallender kleuren. Een van zijn laatste doeken toont een diep
koningsblauwe hemel boven een besneeuwd minimalistisch landschap. Want die magisch
belichte sneeuwvlakten blijven de specialiteit van ‘het Winterkoninkje’ zoals de
Nunspeetse collega’s hem goedmoedig noemen. Trip: “Niets prikkelt zijn
artistieke creativiteit zo als het gevoel van vrieskou, het zien van parelwitte
sneeuwdekens op de daken en het kijken naar slootjes die zo glad en
reflecterend zijn als spiegels.”
Zijn vertolking van die desolate witte landschappen wekken ook de meeste weerklank en emotie bij zijn toeschouwers. Dichter Adriaan Roland Holst wijdt er in zijn laatste bundel ‘Voorlopig’ zelfs een diepzinnig vers aan: ‘Het stil verlichte landschap’.
Ook kunstvriend Eikenaar weet zich het meest geraakt door de winterlandschappen: “Dát is Chris! Met die karakteristieke bomen van hem. Puntige staakjes, met wat sneeuw in de oksel van de tak… En altijd die stilte, die leegte, die kou.”
Zijn vertolking van die desolate witte landschappen wekken ook de meeste weerklank en emotie bij zijn toeschouwers. Dichter Adriaan Roland Holst wijdt er in zijn laatste bundel ‘Voorlopig’ zelfs een diepzinnig vers aan: ‘Het stil verlichte landschap’.
Ook kunstvriend Eikenaar weet zich het meest geraakt door de winterlandschappen: “Dát is Chris! Met die karakteristieke bomen van hem. Puntige staakjes, met wat sneeuw in de oksel van de tak… En altijd die stilte, die leegte, die kou.”
Boek: ‘STIL – Leven
en werk van Chris ten Bruggen Kate (1920-2003)’
Uitgeverij Nunspeet, mei 2013. Prijs € 24, 95.
Te bestellen via info@museumelburg.nl
Uitgeverij Nunspeet, mei 2013. Prijs € 24, 95.
Te bestellen via info@museumelburg.nl
Overzichtsexposities
Chris ten Bruggen Kate:
Museum Elburg: 11-5-2013 t/m 1-9-2013.
Openingstijden di t/m za 11 -17 uur tel. 0525-681341
Voermanmuseum Hattem: 18-5-2013 t/m 8-9-2013, tel. 038-444 2897
Museum Elburg: 11-5-2013 t/m 1-9-2013.
Openingstijden di t/m za 11 -17 uur tel. 0525-681341
Voermanmuseum Hattem: 18-5-2013 t/m 8-9-2013, tel. 038-444 2897
© Margaretha Coornstra i.o.v. e-zine Het Beeldende Kunstjournaal, april 2013
Geen opmerkingen:
Een reactie posten