donderdag 12 januari 2012

Spelen met Satie

Pianist en componist Michael Gees beijvert zich voor eerherstel van de klassieke improvisatie. Waar in de 19e eeuw elke rechtgeaarde klavierleeuw zijn eigen creatieve invallen verweefde met die van de componist, pleegt de huidige musicus schroomvallig het notenbeeld intact te laten. Zo niet Michael Gees. Op zijn nieuwste cd ‘ImproviSatie’, uitgebracht bij Challenge Records, gaat hij in vriendschappelijke dialoog met Erik Satie.



door Margaretha Coornstra

De Nederlandse auteur F.B. Hotz verwoordde het zo mooi in een kort verhaal over een jazzband: ‘...hun werk, dat eigenlijk spelen was en trouwens ook spelen heette.’ Die zinsnede lijkt Michael Gees (Bielefeld, 1953) op het lijf geschreven. En niet alleen wat jazz betreft. De pianist en componist profileert zich als bevlogen pleitbezorger van artistieke spontaniteit bij klassieke musici.
Gees weet waarover hij praat. Hij ontdekte, verloor en hervond zijn plezier in het musiceren. Hoewel kind van twee professionele zangers, volgde hijzelf een toeristische route – misschien is ‘queeste’ zelfs een toepasselijker woord.

Als peuter speelt Michael mét de piano, als kleuter krijgt hij les in het bespelen ván die piano. Als 8-jarige wint hij de eerste prijs bij het Hamburg Steinway Concours en een beurs van het Mozarteum in Salzburg. Gedoodverfd als ‘der Westfälische Mozart’ lijkt hij regelrecht op een wereldcarrière af te stevenen.
Tot alle technische exercities en de uitgestippelde levensloop hem op zijn 15e jaar plotseling benauwen. Michael krijgt heimwee naar de argeloze verwondering die hij als kind aan muziek beleefde. Hij loopt weg van school, van het conservatorium en van huis,  en verdient zijn brood met de meest uiteenlopende baantjes, van archeologisch assistent tot zeeman.

"Een toeval" bracht u in 1974 terug bij de muziek, zo meldt uw website summier. Hoe moeten we ons dat voorstellen?
“Tja, ik was net teruggekeerd van het schip, liep naar huis en kwam op straat mijn vroegere pianoleraar tegen. Hij vertelde dat hij professor was geworden aan het conservatorium in Hannover en stelde voor dat ik daar alsnog mijn studie zou afmaken.”
Deze suggestie brengt Michael in hevige tweestrijd. Uiteindelijk tijgt hij op de bonnefooi naar Hannover, zonder oefening vooraf en zonder bladmuziek bij zich: “Ik heb daar voor die toelatingscommissie gewoon een poosje zitten improviseren. Daarna vroegen ze of ik me niet één klein stukje van pianoles kon herinneren, om een indruk te geven..? Nou, ik wist er nog net vier maten van een Bach-preludium uit te persen. Toen stond de conservatoriumdirecteur op en zei: “Je bent begaafd; jij komt hier studeren!” Ik betwijfel eigenlijk of de andere commissieleden daar zo blij mee waren. Maar op dat moment heb ik moeiteloos afscheid genomen van de zeevaart, en definitief weer voor de muziek gekozen.”

De woordspelige titel zegt het al: uw album ‘ImproviSatie’ bevat creatieve interpretaties van Satie’s pianowerken. Waarom juist Satie?
“Omdat zijn muziek daarvoor de ruimte biedt. Satie geeft mij toestemming om met zijn ideeën te doen wat ik graag wil. Vergelijk het met spelend kind: als je zo’n kind de ruimte geeft om zijn fantasie te volgen, speelt het met meer overgave en plezier. Al had ik natuurlijk niet alleen de toestemming van Satie nodig, maar ook de toestemming van het platenlabel en van het impresariaat. En tenslotte nog die van mezelf.”

Mijn vroegere conservatoriumdocent noemde Satie ´een van de meest overschatte componisten´. Begrijpt u wat hij bedoelde?
“Hm, jawel. Maar dat zou ik zelf nooit zeggen. Waarschijnlijk doelde hij op de eenvoud van Satie’s muziek: toegankelijk, een beetje unterhaltsam van toon, bijna populair... (speelt op de piano een fragment uit de 1ère Gnossienne) “...en dan hebben mensen iets van: ‘Zo’n simpele melodie, dat kan niks wezen.’ Quatsch! Je moet ontzettend goed kunnen componeren om iets te schrijven dat zo vanzelfsprekend in het gehoor ligt. Dat geldt ook voor de hele Mozart: het klinkt overal zo logisch, dat sommige mensen zeggen: ‘Pff, dat kan toch iedereen bedenken?’ Nee, dat kan nou juist niet iedereen!”

Met ‘ImproviSatie’ werd een langgekoesterde droom werkelijkheid..?“Ja, je vindt vrijwel niemand die zoiets aandurft. Behalve als je het jazz noemt, dan is het in orde. Maar we kunnen met de beste wil niet zeggen dat ik Satie heb ‘verjazzt’. Wat ik ermee doe heeft geen etiket, dat is het probleem. En ik ben nou eenmaal niet wereldberoemd genoeg om me een aanpak zonder etiket te kunnen veroorloven.”

Maar vroeger improviseerden klassieke pianisten toch ook?
“Precies! Zo’n anderhalve eeuw geleden was het doodnormaal dat een concertpianist ruim de helft van zijn optreden zat te improviseren. Maar als iemand het nu waagt om maar één kleinigheid te veranderen... Neem nu Brahms. Die schrijft in zijn pianowerken vaak nauwe intervallen voor de bassen, de noten zitten daar dicht op elkaar. Maar ja, in Brahms’ tijd waren de vleugels anders gebouwd dan nu. Op een moderne vleugel klinken die basakkoorden veel massiever dan hij zal hebben bedoeld, meer grommend. Daarom pas ik soms een paar noten aan. En dan roepen recensenten dingen als:  ‘Gees vergrijpt zich aan meesterwerken!’ Want andere musici spelen gezagsgetrouw wat er staat. Maar in mijn beleving doe ik Brahms het genoegen, uit louter hoffelijkheid, om zijn muziek zó te spelen dat die ook op een modern instrument optimaal klinkt. En oké, dan moet je soms een beetje gissen.  Ik beweer overigens niet dat mijn opvatting beter is. Het gaat me alleen om de vrijheid.”

Vrijheid, ruimte - het zijn sleutelbegrippen voor Michael Gees. In 2001 stichtte hij in zijn woonplaats Gelsenkirchen het Consol Theater, illuster gehuisvest in het voormalige cokesovengebouw van een oude kolenmijn. Het Consol Theater is een artistieke vrijplaats, van waaruit Gees en zijn collega’s een podiumfilosofie uitdragen die tegen de tijdgeest ingaat: vertrouw op je inspiratie, op de creativiteit die iedereen in zich heeft. Een eigenzinnige term als ‘Konzertmeditation’ spreekt al boekdelen.
Gees: “We maken experimenteel theater met jong en oud, met amateurs en professionals. Opa’s, oma’s en kleinkinderen staan samen met de acteurs en muzikanten op het podium.  Daarbij proberen we  om zo met elkaar om te gaan, dat mensen vanzelf zin krijgen om scheppend bezig te zijn. Ze hoeven niet allemaal beroepskunstenaars te worden, ons streven is dat ze lévenskunstenaars worden. Dat ze niet krampachtig focussen op resultaat, maar zich durven overgeven aan het proces zelf, aan hun latente creativiteit en aan het hier en nu. Een voorbeeld: je kunt haastig iets opschrijven, maar je kunt ook denken ‘ik schrijf niet, ik calligrafeer’, in het vertrouwen dat er dan vanzelf iets moois uit je pen vloeit.”

Vanuit dezelfde attitude coacht Michael Gees zijn studenten aan het conservatorium in Keulen, waar hij als docent met een vocaal ensemble werkt.
“Ik kom veel zangers tegen die zich geen raad weten met hun liedteksten. Dan zeg ik: neem dan alleen die ene zin of desnoods één woord dat jou persoonlijk aanspreekt, en concentreer je daar volledig op. En probeer vervolgens dat éne detail geleidelijk uit te breiden over het hele lied. Van binnen naar buiten, in plaats van andersom.”

Zang lijkt een Leitmotiv in uw loopbaan: twee zingende ouders, een veelgeprezen carrière als liedbegeleider... Heeft die innige band met de zangwereld uw pianospel beïnvloed?
“O ja, dat geloof ik absoluut. Al ben ik pianist geworden, diep in mijn hart had ik ook zielsgraag zanger willen zijn. Maar het kwam er niet van. Als kind schaamde ik me om te zingen. Want mijn ouders zongen zo verschrikkelijk mooi, dat ik het niet eens durfde te proberen. En toch, met een piano blijft het behelpen. Er ontbreekt altijd iets: de aanhoudende toon die zangers wel hebben en waarmee je kunt kleuren en moduleren... Dus is het voor mij de kunst om zó te spelen, dat luisteraars in gedachten de zang aanvullen die de piano mist.”

  Michael Gees / ImproviSatie 1SACD | Challenge Classics | 0608917251227 | CC 72512 | 04-2011

 © Margaretha Coornstra, i.o.v. Luister, 26-11-2011

Geen opmerkingen:

Een reactie posten