dinsdag 30 december 2003

Uit de schaduw van de tweede viool

Eigenlijk is Isabelle Faust niet zo heel bekend bij wat men “het grote publiek” noemt. Maar tik haar naam in op een willekeurige zoekmachine en de superlatieven vliegen je om de oren. Om nog maar te zwijgen van de indrukwekkende staat van dienst: gelauwerd met prestigeuze prijzen, solo-optredens met orkesten van wereldfaam.

Volgens het klassiek patroon komt Isabelle Faust uit een muzikaal gezin. Moeder is schoolmusicienne, vader gaat pas als 31-jarige op vioolles en neemt na enkele jaren zijn dochtertje mee. De 5-jarige Isabelle wordt aanvankelijk onderwezen volgens de Suzuki-methode: geen notenschrift, alleen op het gehoor melodietjes naspelen. Als ze elf is richt vader een strijkkwartet op, waarin Isabelle de tweede viool en haar broer altviool speelt. Elk weekend wordt aan repetities besteed, men doet mee aan concoursen, maar echt fanatiek ‘pushen’ is er gelukkig niet bij.

Isabelle: “Ik heb me als violiste geleidelijk mogen ontwikkelen. Veel talentjes worden op jonge leeftijd als ‘wonderkind’ zo in het ijskoude water gesmeten. Mijn ouders hebben nooit iets geforceerd. Het was natuurlijk wel de bedoeling dat je dagelijks oefende, maar niet echt urenlang. Ik had alle ruimte om gewoon mijn VWO te doen. Dat ik als 15-jarige in Augsburg het Internationale Leopold Mozart Wettbewerb won was voor alle deelnemers een verrassing, maar niet in de laatst plaats voor mijzelf.”

'Dornröschen' heet de viool die ze nu alweer acht jaar bespeelt. Hoe komt een instrument aan zo’n sprookjesnaam?
“Deze viool heeft anderhalve eeuw vergeten een kelder gelegen, ergens in een villa. Pas rond 1900 werd ze ontdekt en door een expert in London als echte Stradivarius herkend. Die heeft haar toen ook Sleeping Beauty genoemd. Ik kreeg haar in handen als een praktisch nieuwe, onbespeelde viool.”

(...)

“Tja, ik kan mezelf moeilijk kwaliteiten toedichten, maar als ik per se een kenmerk moet noemen, geloof ik wel dat mijn spel een zekere puurheid heeft. Ik probeer de muziek in het licht te brengen, ik zoek heldere kleuren, een heldere structuur in mijn interpretaties.
Ik ben ook iemand die op het podium uiterlijk niet veel laat zien. Soms kom ik misschien wat ongenaakbaar over, te introvert. Maar mijn doel is om echt sámen te werken met het orkest, niet om zelf op de voorgrond te staan.”

“Ik sta voor alles open, maar kamermuziek blijft altijd een soort geheime Liebe. En dat heeft, denk ik, toch te maken met het kwartetspel uit mijn jeugd. Het heeft veel mensen verbaasd dat ik zó uit de schaduw van die tweede viool als solist naar voren getreden ben. Maar juist dat tweede vioolspel heeft me die liefde voor het detail gegeven. Anders dan de meeste solisten hoor ik heel veel van wat er achter mij binnen het orkest gebeurt. En voor mijn interpretatie krijg ik vanuit de minder opvallende middenstemmen zo ongelofelijk veel informatie toegespeeld wanneer ik met ‘kamermuzikale’ oren luister... Dus die ervaring koester ik toch als de grote schat achter mijn huidige muzikaal bestaan.”

(i.o.v. Wegener Media, 2003)

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten